Samenvattingen
Verschillende hoofdstromingen binnen groepsdynamica:
Veldtheorie van Lewin:
Gedrag in een groep is het gevolg van karakter groepsleden en omgevingsfactoren.
Unfreezing – Moving – Freezing
Is een groep meer dan een verzameling individuen en hoe is het gedrag in een groep
verklaarbaar?
Psychoanalytische benadering van Bion en Thelen:
Motivatieprocessen en afweermechanismen binnen het individu.
Manifeste niveau = direct zichtbare gedrag
Latente niveau = wat zich net onder het oppervlakte afspeelt, de verborgen onderstroom
Interactie theorie van Bales en Homans:
Groep als systeem van met in elkaar in interactie verkende individuen
Sociometrische benadering van Monero:
Focust zich op sociale aspecten, met name de emotionele kant van de interpersoonlijke relaties
tussen groepsleden
Sociogram uitwerking sociometrische onderzoeksmethode = vragenlijst
Algemene psychologie
Maatschappij groep individu
(cultuur) (socialisatie) (individuatie)
Individu groep maatschappij
(groepsontwikkeling) (maatschappelijke ontwikkeling)
Groepsdynamica: gaat altijd over gedrag. We willen gedrag proberen te begrijpen.
Verschillende benaderingen van groepsgedrag:
- Psychologische benadering: wordt het gedrag benaderd als een individueel verschijnsel, het
gedrag komt uit de persoon zelf. Gaat over persoonlijke motieven, gevoelens, gedachten.
Persoonlijke factoren spelen ook een rol, je maakt toch je eigen keuzes? Omgevingsfactoren
spelen ook grote rol.
- Sociologische benadering: bestudeert maatschappelijke problemen en sociale veranderingen
zoals individualisering, democratisering, geweld, welzijn, enz.
Studie van het gedrag van mensen in kleine groepen. Onderlinge interactie.
‘Kijken met een dubbele bril.’ Ene kant aandacht voor individuele, interne processen en andere kant
aandacht voor de bewegingen in de groep waarin dat gedrag plaatsvindt en de context van de groep.
Binnenwereld (gevoelens, gedachten, herinneringen) van iemand heeft invloed op de groep.
Norbert Elias (1982); typeerde het mensbeeld als de ‘homo clausus’ (de ‘gesloten persoonlijkheid’);
het beeld van autonome, onafhankelijk van anderen handelende en ‘existerende’ mens.
Wat er in de maatschappij speelt heeft invloed op de groep vaak en wat er op individueel niveau
speelt ook weer in de groep.
Individu groep maatschappij
Voor professionele begeleiding: begeleider heeft inzicht in achterliggende motieven nodig van het
gedrag van het individu en ook in de dynamiek in de groep.
De verbinding en samenhang tussen deze inzichten leiden tot maatwerk.
,Betekenis en kracht van groepen
Betekenis van een groep kan voor iedereen anders zijn; bijvoorbeeld: humor, gezelligheid, jezelf
beter leren kennen etc.
Groepen kunnen heel belangrijk zijn; we spreken dan ook van de kracht van groepen.
Groepen kunnen ook destructief zijn; hun negatieve kracht, bijvoorbeeld: pesten, machtsmisbruik
etc.
Begeleiden van groepen betekent; verbinding met elkaar en voor elkaar, aandacht op de groep en
groepsklimaat en niet op de individuen.
Satre, Franse filosoof; die zegt groepen komen bij elkaar voor een doel. Als dat doel is bereikt gaat de
groep weer uit elkaar.
Hij heeft veel nagedacht over het begrip vrijheid. Hij zag dat mensen voor een groot gedeelte
gebonden waren. Dus heeft hij veel nagedacht over het individu en zijn relaties.
Hij praat over een collectiviteit groep mensen bij bushalte.
Satre spreekt van de seriële bestaanswijze – wordt gekenmerkt door anonimiteit, waarbij niemand
kwalitatief (als individu) telt maar kwantitatief geteld wordt.
Cooley 1864; maakt onderscheid tussen primaire groepen en secundaire groepen.
Wat zijn groepen eigenlijk?
Een groep is meer dan optelsom van individuen. Kan meer presteren. Elkaar kracht versterken.
Groepen globaal indelen vanuit de behoefte van het individu:
- Groepen die vooral onze sociaal-emotionele behoeften bevredigen, zoals het gezin en
vriendengroepen.
- Groepen die vooral tegemoetkomen aan onze belangen en onze rationele behoeften, zoals
taakgroepen, werkgroepen en groepen in de arbeidssituatie.
Wat kenmerkt een groep?
Kleine groep; vaak minder dan 20 personen.
1. Directe contactsituaties; interactie met elkaar, zowel verbaal als non-verbaal.
2. Groepsbewustzijn; naast interactie en context ook een groep mensen dat zichzelf als eenheid
waarneemt en de macht heeft om gezamenlijk tegenover de omgeving te handelen. Definitie
groepsbewustzijn = de leden zijn zich bewust van lidmaatschap. Het lid van deze groep is een
deel van hun identiteit geworden.
3. Motivatie; lid van de groep vanuit een bepaald belang of een persoonlijke behoefte.
4. Doelstelling; houdt verband met de motivatie.
5. Structuur; groepsleden staan in een bepaalde rol- en statusrelatie en hebben groepswaarden
en normen waarmee het gedrag van het individu bepaald wordt in het belang van de groep.
6. Interdependentie; wederzijdse betrokkenheid van de groepsleden onderling. Groepsleden
hoeven dus niet gelijk aan elkaar te zijn.
7. Interactie; aantal personen die over bepaalde periode regelmatig contact met elkaar hebben.
Interactie kan veel vormen hebben; verbale, lichamelijke, emotionele interactie etc.
Soorten groepen
Elke indeling heeft zijn eigen accent (hierdoor kun je spreken van verschillende groepen) en
continuüm (kunnen groep hierdoor karakteriseren en beschrijven).
1. Primaire en secundaire groepen; primair wordt gekenmerkt door persoonlijke, intieme
relaties in directe contactsituaties en door spontaan gedrag (bijv. gezin) & secundair
daarentegen zijn de relaties koel, onpersoonlijk, rationeel en formeel.
Bij primair is de sociale afstand klein en bij secundair is de afstand groot. Bij primair zijn er
persoonlijke relaties. Bij secundair ligt het accent op functionele relaties.
, 2. Informele en formele groepen; bij formele groepen zijn kenmerken expliciet en formeel, bijv.
het doel, de rollen en normen & bij informele groepen is er meer ruimte voor handelen, het
ligt niet helemaal vast, ligt risico in; waardoor er vaak meer afspraken zijn bij de informele.
Voorbeeld formele groepen: werk- en taakgroepen in het bedrijfsleven.
3. Ingroup en outgroup; de ingroup is de wij-groep & de outgroup is de zij-groep. De ingroup
omvat onszelf en iedereen die we verder met wij willen aanduiden & de outgroup bestaat uit
alle anderen, iedereen die van we van wij willen uitsluiten.
Ingroup kan zo klein zijn als ons gezin of ons land & de outgroup is dan iedereen die niet tot
ons gezin of ons land hoort.
4. Trainingsgroepen en therapiegroepen; bij beiden willen de groepsleden beter worden.
Trainingsgroepen werken altijd in het hier en nu en gedragsmatig, gaat om ontwikkelen van
vaardigheden en competenties. Therapiegroepen werken voornamelijk in het verleden en
werken gedragsmatig, de deelnemer moet meer van zichzelf laten zien.
Leider bij trainingsgroep: sturend en directief. Leider bij therapiegroep: stimuleren en gericht
op sturing en bewaking van het klimaat.
5. Hoofd-hart- en handengroep; de zogeheten HHH-formule, richt zich op de doelen van de
groep.
o Groep waarin het hoofd centraal staat, zijn cognitief georiënteerd. Gaat om
verwerven van inzicht en staat informatieoverdracht centraal. Voorbeeld:
cursusgroep, lesgroep, themagroep etc. Deelnemer wordt aangesproken op
cognitief vermogen, denken. De informatie of voorlichting kan allerlei onderwerpen
hebben: wettelijke regelingen, procedures, ziektebeelden etc.
o Groep waarin het hart centraal staat, gericht op de ervaringen en belevingen van de
groepsleden. Gaat om verwerking van gevoelens en behandeling van gevoelsmatig
geladen onderwerpen.
o Groep waarin de handen centraal staat, gericht op vaardigheden en competenties.
Gaat om aanleren en oefenen van nieuw gedrag, voorbeeld: cursussen.
Leerprocessen staan centraal.
Werkwijzen en methodieken bij hoofd-, hart- en handengroepen
1. Methodieken voor groepen waarin het ‘hoofd’ centraal staat
o Mondelinge informatieoverdracht (voordracht, lezing, gastspreker)
o Groepsgesprek om informatie te verwerken
o Discussie
o Leergesprek
o Vragenronde
2. Methodieken voor groepen waarin het ‘hart’ centraal staat
o Groepswerkmethodieken
o Kennismakingsvormen
o Kringgesprek over wat de deelnemers bezighoudt
o Eigen inbreng van deelnemers (eigen vragen)
o Werken in subgroepen rond een specifieke vraag en de ervaringen in de subgroepen
plenair terugkoppelen.
o Werken met verhalen, met verbeelding, met foto’s, met metaforen.
3. Methodieken voor groepen waarin de ‘handen’ centraal staan
o Kennismakingsvormen
o Demonstratie
o Oefensituaties, zoals rollenspellen
o Gestructureerde oefeningen
Watzlawick ontdekte dat er misverstanden kunnen ontstaan in de communicatie, doordat er
gelijktijdig verschillende boodschappen worden afgegeven.