Medische kennis 1.1c
Bijeenkomst 1:
Bloed:
5L bloed gemiddeld bij een mens. Bloed via vena punctie. Meestal in de elleboog, venen zijn
oppervlakkiger, dunnere wand en een dunnere wand, dus in je venen.
Bloed samenstelling:
45% cellen 55% plasma.
Plasma eiwitten:
- Albumine zorgt ervoor dat je bloed het juiste osmotische gradient hebt.
- Fibrinogeen is belangrijk voor je stolling
- Immunoglobines rol bij afweer.
Cellen in je bloed:
- Erytrocyt: geen kern, vervoeren o2 en co2, hemoglobine zorgt voor het vervoeren van o2 en
co2. Heeft 4 heem groepen en kan dus 4 o2 moleculen binden. Te weinig hemoglobine is een
bloedarmoede oftewel anemie. Rode bloedcellen worden gemaakt in het rode beenmerg,
dus in je boten. Je hebt voldoende bouwstoffen nodig. Ijzer, vitamine b12, b6, foliumzuur en
aminozuren. EPO is van belang bij de aanmaak van rode bloedcellen, het stimuleert de
making van rode bloedcellen. Wanneer de nier niet voldoende zuurstof heeft, geeft de nier
epo af en ga je meer rode bloedcellen maken. Te veel rode bloedcellen met een verhouding
stijgt het hematocriet, je bloed word stroperiger.
- Trombocyten: bloedplaatjes, trombocytopenie = te kort aan bloedplaatjes.
Je stolling is niet alleen trombocyten, primaire hemostase: trombocyten gaan aan de wand
van het bloedvat plakken. Secundaire hemostase: fibrinestolsel, geeft stevigheid aan het
korstje er zijn stollingsfactoren voor nodig en Vit K is nodig om deze factoren te maken.
- Leukocyten: de witte bloedcellen, granulocyten zorgen voor de aspecifieke afweer.
Leukopenie te weinig witte bloedcellen, leukocytose.
- Klachten leukemie: te weinig rode bloedcellen, minder goed aanmaak bloedplaatjes.
Anemie:
- Bloedverlies, trauma of chronisch.
- Verhoogde bloedafbraak (hemolyse)
- Gestoorde bloedaanmaak.
Bloedgroepen:
- Oppervlaktantigenen: A, B, (rhesus (D)
- Welke antigenen aan de buitenkant staan bepalen welke bloedgroep je hebt.
- AB kan van iedereen ontvangen en O kan aan iedereen geven
, Bijeenkomst 2:
Het hart ligt in het mediastrium, tussen de linker en de rechterlong.
Visceraal en partiële pericard.
Anatomie: de wand bestaat uit drie leggen
- Endocard is de binnenste laag
- Myocard: de middelste spierlaag, gaat stuk bij een hartinfarct.
- Epicard: viseral pericard.
- Pericart holte.
Uitwendige anatomie:
- 4 holtes, de ateria en de ventrikkels
- Auricula is het hartoortje.
Inwendige anatomie:
- Septum is de scheidingswand, septum defect is een gaatje in de wand, meest voorkomende
aangeboren hartafwijking. Hartruisje te horen.
- Linkerventrikkel is gespierder, want dit gaat door de voledige bloedsomloop, dus aorta.
- Rechterventrikel, alleen longslagader.
De hartkleppen:
- 2 av kleppen, tussen je atrium en je ventrikel. Rechts tricuspidalisklep, rechts mitraalklep.
- 2 semi lunair kleppen, tussen je rechterventrikel en je longslagader, links tussen je linker
ventrikel en je aorta.
Diastole: AV kleppen open, SL kleppen dicht
Systole: AV kleppen open, SL kleppen open
S1 = 1ste harttoon, sluiting av kleppen
S2 = 2de harttoon, sluiting SL – kleppen
Souffle = hartruis
Hart heeft voldoende zuurstof en bloed nodig, dat gaat met de kransslagaders. Hartinfarct, dan gaat
er wat mis met de bloedvoorziening van je hart zelf.
Klachten hartinfarct:
- Acuut ontstaan pijn op de borst, olifant.
- Locatie: retrosternaal evt met uitstralende pijn
- De pijn gaat niet weg.
Diagnose word gemaakt dmv ECG