Samenvatting economics, welfare and distribution
Week 1 lecture 1
Economie = de studie van de toewijzing van schaarse middelen om aan onbeperkte
menselijke behoeften te voldoen
- Micro-economie houdt zich bezig met de besluitvorming door individuele
economische actoren, zoals bedrijven en consumenten
- Macro-economie houdt zich bezig met de totale prestaties van het gehele
economische systeem
Soorten kosten:
- Oppurtuniteitskosten = de waarde van alles wat opgeofferd moet worden om x
te doen.
- Verzonken kosten = kosten die niet meer kunnen worden terugverdiend op het
moment dat een beslissing wordt genomen. In tegenstelling tot
opportuniteitskosten
Economisch welzijn = de mate van subjectieve tevredenheid met de beheersing van
materiële en relationele hulpbronnen
- Objectief:
o Inkomen
o Rijkdom
- Subjectief:
o Economisch welzijn/welvaart/utility
o Welzijn
3 dimensies van het well being framework van Nicky Pouw
- Material well being à wat je hebt
- Relation well being à mensen wie je om je heen hebt en die je helpen
- Subjective well being à waar hecht je waarde aan. Verschillend voor iedereen
3 sectoren wijzen de middelen toe
- Particuliere sector met dominant mechanisme: marktruil
- Overheidssector met dominant mechanisme: herverdeling
- Huishoudens en vrijwilligerssector met dominant mechanisme: wederkerigheid en
steun
Aannames in micro-economie:
- Producenten streven naar maximale winst
- Consumenten streven naar maximale nut
- Paid economy:
o Private sector
o Publieke sector
o Households
- Unpaid economy:
o Individuals
o Households
, o Social groups
o Communities
- Voorkeur A > B en B > C dan is A > C
Ceteris Paribus = al het andere is gelijk. Helpt met analyse economie in een veranderlijke,
complexe wereld. Aanname dat maar één factor verandert en dat alle andere factoren
exact gelijk blijven
Diminishing marginal utility (afnemend marginaal nut) = Analyse is vaak gebaseerd op
marginale besluitvorming, bijvoorbeeld extra consumptie van een goed levert steeds
kleinere toename in nut op
Marginal decision making = als ik iets toevoeg, hoeveel waarde hecht ik daar dan aan.
Kosten en baten tegen elkaar afwegen
Representatieve agenten = Economische besluitvoerder die herkent dat verschillende
factoren verschillende economische groepen beïnvloeden en motiveren. 3 typen:
- Consument = Economische agent die een geproduceerd goed/dienst consumeert,
meestal via financiële middelen.
- Bedrijf = Economische agent wiens rol het is om productiefactoren om te zetten in
goederen en diensten om te verkopen
- Overheid = Economische agent die regels opstelt over hoe bedrijven en consumenten
met elkaar om moeten gaan
Onzichtbare hand (Adam Smith) = Een van de belangrijkste inzichten van de economische
analyse is dat het individuele eigenbelang vaak niet alleen strookt met bredere sociale
doelstellingen, maar daar zelfs door wordt vereist. Geheel onbewust van de effecten van
hun daden, handelen zelfzuchtige consumenten vaak alsof zij gedreven worden door wat
Adam Smith een onzichtbare hand noemde om het grootste sociale goed te produceren.
Adam Smith
Wat de meeste waarde heeft in het gebruik, heeft vaak weinig of geen waarde in ruil, en
integendeel, wat de meeste waarde heeft in ruil, heeft vaak weinig of geen waarde in het
gebruik - "paradox van de waarde".
Markt:
- Waar uitwisseling tussen economische subjecten plaatsvindt, of
- Waar kopers en verkopers van een goed of dienst elkaar ontmoeten
Schaarste:
- Bepaalt waarde van een goed
- De grootste waarde in gebruik, heeft vaak in de handel nauwelijks waarde
- Producten met de grootste handselwaarde, hebben de minste waarde in gebruik
- Door schaarste zijn wij verplicht om keuzes te maken
o Water is noodzakelijk maar kost bijna niks
o Diamanten zijn niet noodzakelijk, maar wel duur
,Wet van de vraag (law of demand)
- Er is een omgekeerd evenredig verband tussen de prijs van het goed en de
hoeveelheid die kopers bereid zijn te kopen
- Een verhoging van de prijs van een goed zal de opportuniteitskosten (waarde van
alles wat opgeofferd moet worden om x te doen) om het te kopen verhogen
- De empirische waarneming dat wanneer de prijs van een product daalt, de mensen
er grotere hoeveelheden van vragen.
- Negatieve verband tussen de prijs en gevraagde hoeveelheid wordt verklaard door:
o Hoe hoger de prijs, hoe kleiner het aantal kopers
o Hoe hoger de prijs, hoe lager het marginale nut van het goed voor de
individuele koper
Wet van het aanbod (law of supply)
Er is een positief verband tussen de prijs van het goed en de hoeveelheid ervan die te koop
zal worden aangeboden
Deze positieve relatie is gebaseerd op:
1. Hoe hoger de prijs, hoe groter het aantal aanbieders
2. Hoe meer een bedrijf produceert, hoe hoger de marginale kosten van het
produceren van een extra eenheid
Definitie: de empirische waarneming dat wanneer de prijs van een product stijgt,
bedrijven er meer van te koop aanbieden.
Vraag = hoe hoger de prijs hoe minder mensen het willen, hoe lager de prijs hoe meer
mensen het willen
Aanbod = hoe hoger de prijs hoe meer mensen de service willen aanbieden. Hoe lager
de prijs hoe minder mensen de service willen aanbieden
Equillibrium = vraag een aanbod raken elkaar E = P = Q
Stabilitieit = wanneer de markt na een externe shock weer teruggaat naar het
equillibriium
Equillibrium
- De vraag- en aanbodcurven snijden elkaar bij de evenwichtsprijs. Dit is de prijs
waartegen wij voorspellen dat de markt zal werken.
- Waar vraag en aanbod elkaar snijden:
- Omdat de grafieken van vraag- en aanbodcurven beide de prijs op de verticale as
en de hoeveelheid op de horizontale as hebben, kunnen de vraagcurve en de
aanbodcurve voor een bepaald goed of een bepaalde dienst op dezelfde grafiek
staan. Samen bepalen vraag en aanbod de prijs en de hoeveelheid die op een
markt worden gekocht en verkocht.
- De evenwichtsprijs is de enige prijs waarbij de plannen van de consumenten en
de plannen van de producenten overeenstemmen, d.w.z. waarbij de hoeveelheid
die de consumenten van het produkt willen kopen, de gevraagde hoeveelheid,
gelijk is aan de hoeveelheid die de producenten willen verkopen, de geleverde
hoeveelheid. Deze gemeenschappelijke hoeveelheid wordt de
evenwichtshoeveelheid genoemd. Bij elke andere prijs is de gevraagde
, hoeveelheid niet gelijk aan de geleverde hoeveelheid, zodat de markt bij die prijs
niet in evenwicht is.
- Het woord evenwicht betekent evenwicht. Indien een markt zich op zijn
evenwichtsprijs en -hoeveelheid bevindt, heeft hij geen reden om zich van dat
punt te verwijderen. Als een markt echter niet in evenwicht is, ontstaat er
economische druk om de markt in de richting van de evenwichtsprijs en de
evenwichtshoeveelheid te bewegen.
Veranderingen in het evenwichtspunt
Er bestaat een proces in vier stappen dat ons in staat stelt te voorspellen hoe een
gebeurtenis de evenwichtsprijs en -hoeveelheid zal beïnvloeden met behulp van het
vraag- en aanbodkader.
4 stappen:
Stap één: teken een marktmodel (een aanbodcurve en een vraagcurve) dat de situatie
weergeeft voordat de economische gebeurtenis plaatsvond.
- Om dit model op te stellen zijn vier standaardgegevens nodig:
o Een neerwaarts hellende vraagcurve.
o Een opwaarts gerichte aanbodcurve
o Correct gelabelde assen: een verticale as met prijs en een horizontale as
met hoeveelheid
o Een initiële evenwichtsprijs en -hoeveelheid. Het is een goede gewoonte
deze op de assen aan te geven, in plaats van in het binnenste van de
grafiek.
Stap twee: bepaal of de geanalyseerde economische gebeurtenis de vraag of het
aanbod beïnvloedt.
- Met andere woorden, verwijst de gebeurtenis naar iets in de lijst van
vraagfactoren of aanbodfactoren?
Stap drie: beslis of het effect op de vraag of het aanbod de curve doet stijgen
(verschuiving naar rechts) of dalen (verschuiving naar links) en schets de nieuwe vraag-
of aanbodcurve op het diagram.
- Je kunt er zo over denken: Verandert de gebeurtenis de hoeveelheid die
consumenten willen kopen of de hoeveelheid die producenten willen verkopen?
Stap vier: de nieuwe evenwichtsprijs en -hoeveelheid vaststellen en vervolgens de
oorspronkelijke evenwichtsprijs en -hoeveelheid vergelijken met de nieuwe
evenwichtsprijs en -hoeveelheid.
2 oorzaken voor verandering in gevraagde hoeveelheid:
- Een verandering in de prijs van een goed veroorzaakt een beweging langs een vaste
vraagcurve
- Een verandering in een andere variabele die de gevraagde hoeveelheid beïnvloedt,
leidt tot een verschuiving van de vraagcurve