Biologie samenvatting
Thema 3. Vertering
Basisstof 1. Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt. Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen.
Eiwitten/ proteïnen
Toelichting: ketens van enkele tientallen tot meer dan duizend aminozuren. In het
verteringsstelsel worden eiwitmoleculen gesplitst in afzonderlijke aminozuurmoleculen, die
worden opgenomen in het bloed. Via het bloed worden de aminozuren naar de lever
vervoerd en vandaaruit naar alle organen van het lichaam. Eiwitten reguleren bijna alle
processen in het lichaam (= transport stoffen, overbrengen signalen, chemische reacties)
Essentiele aminozuren: acht aminozuren die het menselijk lichaam niet zelf kan maken.
Functie: bouwstof van cellen en weefsels (= bouwstof voor de vorming van organische
moleculen bij de voortgezette assimilatie) , brandstof (= kunnen energie leveren voor de
dissimilatie) Voorbeeld: vlees, vis, melk, kaas, eieren
Koolhydraten/ sachariden
Toelichting: sachariden, voedingsvezels zijn koolhydraten die niet worden verteerd door
enzymen van de mens (cellulose, pectine), voedingsvezels bevorderen de darmwerking en
de stoelgang,
Functie: bouwstof, brandstof, reservestof (= als je veel koolhydraten eet, zorgt het hormoon
insuline ervoor dat een klein deel daarvan wordt omgezet in glycogeen, da als reservestof
wordt opgeslagen in de lever en de spieren)
Voorbeeld: jam, stroop, honing (= monosachariden), sacharose (= disachariden), brood,
aardappel (= zetmeel, polysachariden)
Vetten/ lipiden
Toelichting: een vetmolecuul is opgebouwd uit een glycerolmolecuul en drie
vetzuurmoleculen. Enkele onverzadigde vetzuren moeten in het lichaam voorkomen (=
essentiële vetzuren, linolzuur)
Verzadigd: vaste vorm, ongezond
Onverzadigd: vloeibare vorm, gezond
Functie: bouwstof, brandstof, reservestof (= isolerende functie)
Voorbeeld: olie, boter, cholesterol (= krijg je voor een klein deel binnen via voeding, meeste
wordt aangemaakt door de lever, productie hormonen, gal en vitamine D)
, Water
Toelichting: afvalstoffen afvoeren, bepaalt osmotische waarde
Functie: bouwstof
Voorbeeld: water, groente
Mineralen/ zouten
Toelichting: organische stoffen die nodig zijn om de processen in je lichaam te laten
verlopen. Spoorelementen: mineralen waar je maar een kleine hoeveelheid van nodig hebt,
zoals chloor en ijzer.
Functie: (bouwstof = calcium, stevigheid tandbeen, botweefsel), beschermende stof
Voorbeeld: calcium, fosfor, kalium, natrium
Vitaminen
Toelichting: organische stoffen die nodig zijn om de processen in je lichaam te laten verlopen
Functie: bouwstof, beschermende stof
Voorbeeld: vitamine A, B, C, D, E, K
Basisstof 2. Het verteringsstelsel
Mond: tong, huig, strootenhoofd, strotklepje
- Speekselklieren
o Speeksel: enzym amylase -> verteren zetmeel
Slokdarm
- Omgekeerde darmperistaltiek -> braken
Maag
- Maagsapklieren
o Maagsap: HCl (zoutzuur) -> dode bacteriën
o Enzymen -> afbraak eiwitten tot aminozuren
Maagportier
Twaalfvingerige darm
- Geen verteringsklier