,Inhoudsopgave
Begrippen van onderzoeks- en informatievaardigheden....................3
H.12 Politiek..................................................................................5
12.1 Context: Prinsjesdag..............................................................................5
12.2 Ideologie: Politics...................................................................................8
12.3 Systeem: polity.................................................................................... 10
12.4 Besluitvormingsmodellen.....................................................................12
12.5 Overheidsbeleid: policy........................................................................13
H.13 Binding en natievorming.......................................................15
13.1 Context: de Nederlandse identiteit......................................................15
13.2 Analyse: de politiek en de cultuur........................................................18
13.3 Ontwikkelingen: verandering voor de natiestaat.................................19
13.4 Politiek en overheidsbeleid..................................................................20
H.14 Verandering..........................................................................21
14.1 Context: traditioneel of modern...........................................................21
14.2 Analyse wording van de moderne samenleving...................................23
14.3 Ontwikkelingen: veranderingen in vraagstukken.................................25
14.4 Ontwikkelingen: Paradoxen.................................................................29
14.5 Politiek en overheidsbeleid..................................................................30
H.15 Internationale machtsverhoudingen.......................................33
15.1 Context: Westfaalse statensysteem.....................................................34
15.2 Analyse van het statensysteem...........................................................35
15.3 Theorie: realisme versus liberalisme...................................................36
15.4 Ontwikkelingen: machtsverhoudingen.................................................37
H.16 Internationale samenwerking................................................39
16.1 Context: piraterijbestrijding.................................................................39
16.2 Analyse van internationale samenwerking..........................................40
16.3 Theorie: ontwikkelingslanden en macht meten...................................42
16.4 Ontwikkelingen: Globalisering.............................................................44
16.5 Politiek en overheidsbeleid..................................................................45
Hoofdconcepten:
Binding: verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie,
tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
Vorming: verwijst naar het proces van het verwerven van een identiteit
Verhouding: verwijst naar de wijze waarop mensen & staten zich van elkaar onderscheiden en zich tot
elkaar verhouden, en hoe samenlevingen vormgeven aan deze verschillen
Verandering: verwijst naar de richting en het tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de
(on)mogelijkheden deze te beïnvloeden
MAW SAMENGEVAT 2
,Begrippen van onderzoeks- en informatievaardigheden
Validiteit In hoeverre meet je wat je wil weten (als je onderzoek doet naar
gewicht en je gaat lengte meten, is jouw onderzoek niet valide)
Betrouwbaarheid (bij De mate waarin onderzoek vrij is van toevallige fouten. Bij
het doen van een herhaling onder dezelfde omstandigheden moet het dezelfde
onderzoek) uitkomst geven.
Representativiteit Een representatief onderzoek wil zeggen dat de onderzoeksgroep
een goede doorsnede oplevert voor de hele groep (populatie)
Generaliseerbaarhei Is het onderzoek algemeen geldig? Kun je de uitkomst
d generaliseren naar de hele bevolking/toepassen op een grotere
groep in de samenleving?
Afhankelijke Gevolgvariabele die verandert onder invloed van de
variabele onafhankelijke variabele (bij een onderzoek naar de invloed van
slaap op de concentratie van tieners, is de concentratie van
tieners de afhankelijke variabele)
Onafhankelijke Oorzaakvariabele: dat kenmerk van een persoon, groep of sociale
variabele situatie, dat de afhankelijke variabele(n) kan verklaren (bij een
onderzoek naar de invloed van slaap op de concentratie van
tieners, is slaap de onafhankelijke variabele)
Conceptueel model Model waarin de relatie tussen de variabelen zichtbaar wordt
gemaakt. In dit model staat de onafhankelijke variabele altijd links
en de afhankelijke variabele altijd rechts.
Operationaliseren Het concreet meetbaar maken van variabelen (door indicatoren
te formuleren)
Kwalitatief Een onderzoekssoort waarbij de nadruk ligt op verdieping en
onderzoek motivaties, het doel is om meer inzicht te verkrijgen.
Kwantitatief Onderzoek waarin conclusies worden getrokken op basis van een
onderzoek groot aantal gegevens (cijfers/frequenties, onderzoek met
cijfermatige resultaten)
Interveniërende Een extra variabele die invloed heeft op het verband tussen een
variabelen onafhankelijke en afhankelijke variabele.
Controlevariabelen Alle variabelen die constant worden gehouden in een onderzoek
(bijv. door de kamertemperatuur in een experiment te reguleren).
Het zijn variabelen waarin je niet geïnteresseerd bent, maar
waarvoor wordt gecontroleerd omdat ze de uitkomsten kunnen
beïnvloeden.
Correlatie Er is samenhang tussen twee variabelen of verschijnselen, maar
MAW SAMENGEVAT 3
, het is niet meteen duidelijk of de een het ander veroorzaakt.
Causaliteit Er zit een oorzakelijk verband tussen twee zaken. Voorwaarden:
De oorzaakvariabele moet voorafgaan aan de gevolgvariabele, er
moet een zeker statistisch verband zijn en dit statistische verband
mag niet veroorzaakt zijn door een derde variabele.
Hypothese Toetsbare stelling van de werkelijkheid.
Significantie Niet te verklaren door toeval (het waargenomen effect is te groot
om toeval te zijn) maar te verklaren door iets anders, vastgesteld
met statistische berekeningen.
Interview Onderzoeksmethode als er onderzoek wordt gedaan naar een
kleine groep mensen, goed voor diepgravend onderzoek. Bij deze
vorm is doorvragen erg belangrijk. Het is erg tijdrovend en
daarom niet geschikt bij grote onderzoekspopulaties.
Observatie Bij dit type onderzoek is geen duidelijke gesprekspuntenlijst
aanwezig. De doelgroep wordt geobserveerd op hun feitelijke
gedrag. Er wordt gebruik gemaakt van getrainde onderzoekers die
het gedrag kunnen analyseren. Bij een gestructureerde observatie
wordt er meestal een bepaald doel geobserveerd.
Enquête Onderzoeksmethode als er onderzoek wordt gedaan naar een
grote groep mensen. Als er geen grote onderzoekspopulatie is,
dan heeft deze manier geen zin en is generaliseren niet mogelijk.
Experiment Een kwantitatief onderzoek, waarbij onderzoekers bepaalde
condities (voorwaarden of omstandigheden) manipuleren in een
bepaalde groep, maar deze condities niet toepassen bij een
andere groep (de controlegroep).
Objectiviteit In hoeverre het op feiten gebaseerd is.
Subjectiviteit In hoeverre het een beschouwing is vanuit persoonlijke
opvattingen (mening/eigen belevenis).
Referentiekader Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen die
bepalen hoe je iets waarneemt of beoordeelt.
Betrouwbaarheid (bij De mate waarin je erop kunt vertrouwen dat de informatie klopt.
gegeven informatie) Kijk hierbij naar de auteur/organisatie, de actualiteit van de bron
en de inhoud zelf: de juistheid, objectiviteit en controleerbaarheid
(vermelde bronnen?)
MAW SAMENGEVAT 4
, H.12 Politiek
Politics: debat; strijd om macht waarbij actoren vanuit hun ideologie de samenleving willen inrichten
Polity: systeem; manier waarop de politiek georganiseerd is met instellingen en instituties (structuur)
Policy: beleid; de plannen die gemaakt worden met bijbehorende middelen
12.1 Context: Prinsjesdag
De derde dinsdag van September = Prinsjesdag: het nieuwe politieke jaar wordt geopend.
Staatshoofd leest de troonrede voor en de minister van Financiën presenteert de
miljoennota. In het nieuws worden de koopkrachtplaatjes gepresenteerd: welke mensen
gaan er financieel gezien op vooruit en welke niet. De dag is een voorbeeld van een politieke
institutie. Er gelden regels over het gedrag van actoren. Ook het traject voorafgaand is dat.
Overlegd tussen de politieke partijen die in de regering zitten, de werkgeversorganisaties en
de vakbonden van werknemers. Zij worden betrokken bij de plannen van de regering, wat
past in de traditie van het Nederlandse poldermodel (politieke institutie).
De Algemene Beschouwingen: in de Tweede Kamer debatteren politici over de plannen van
het kabinet. Ze hebben elkaar nodig omdat niemand in Nederland de absolute macht heeft.
De macht is afhankelijk van het aantal zetels dat een partij heeft. Meer zetels machtsbron
om in te zetten makkelijker doelen bereiken dan een kleinere. Politieke institutie: de
meerderheid nodig hebben om je plannen te bereiken.
Gewone wet: de helft + 1 van de zetels nodig.
Grondwetswijziging: grotere meerderheid nodig en moet twee keer door het parlement
zodat de bevolking ook de kans krijgt om zich, indirect, over die wijziging uit te spreken.
Kernconcept ‘ideologie’ past bij het debatteren van partijen: ze doen dat vanuit hun
overtuiging. Elke partij heeft andere ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en
politieke verhoudingen.
Poldermodel De Nederlandse variant van het consensus-of harmoniemodel. Conflicten
worden opgelost door compromissen te sluiten in onderhandelingen.
Ideologie Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal
uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en
politieke verhoudingen.
Cultuurdimensies van Hofstede
- Grote machtsafstand versus kleine machtsafstand: de mate waarin minder machtige
leden (van bijv een gezin, school of organisaties in een land) verwachten en
accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
- Individualistisch versus collectivistisch: sprake van collectivistische samenlevingen
als het groepsbelang boven het individuele belang staat en individuen vanaf hun
geboorte worden opgenomen in sterke, hechte groepen.
- Lage versus hoge onzekerheidsvermijding: de mate waarin de dragers van een
cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. O.a. uitgedrukt in
de behoefte aan voorspelbaarheid en dus aan formele/informele regels.
- Langetermijn versus kortetermijngerichtheid: langetermijngerichtheid staat voor het
streven naar beloning in de toekomst, vooral d.m.v. volharding en spaarzaamheid.
MAW SAMENGEVAT 5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marie6633jrooij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,49. Je zit daarna nergens aan vast.