Cicero: Pro Caelio
oratio
Inhoud
De tekst + vertaling (p. 2)
Achtergrondinformatie:
• De personen (p.15)
• Politieke macht in Rome (p. 16)
• De Pulcher Familie (p. 16)
• Proposopoeia (p. 17)
• De lezing van de aanklagers (p. 17)
• De lezing van Cicero (p. 17)
, • Retorica (p. 18)
1. Sunt autem duo crimina, auri et veneni; in quibus una atque eadem persona versatur.
Er zijn echter twee punten van beschuldigin, van het goud en van gifdrank; één en dezelfde persoon (Clodia)
is betrokken bij deze.
Aurum sumptum a Clodia, venenum quaesitum, quod Clodiae daretur, ut dicitur. Omnia sunt alia non
crimina, sed maledicta, iurgi petulantis magis quam publicae quaestionis.
Het goud is geleend van Clodia, het verworvene gifdrankje, opdat het aan Clodia werd gegeven, zoals werd
gezegd. Alle andere dingen zijn niet punten van beschuldiging, maar beschimpingen, meer van een
straatgevecht dan van een publiek proces. → (Het waren meer gewoon uitschelden, het was onnodig)
“Adulter, impudicus, sequester” convicium est, non accusatio; nullum est enim fundamentum horum
criminum, nulla sedes; voces sunt contumeliosae temere ab irato accusatore, nullo auctore, emissae.
5. “Minnaar, stuk tuig, fout bank directeurtje”is een scheldwoord, niet een beschuldiging; er is immers geen
enkel fundament voor deze punten van beschuldiging, geen enkele grondslag (er was geen 3e persoon bij
aanwezig). De stemmen zijn zo maar krenkend uitgezonden door de aanklager (Clodia), terwijl er geen
enkele getuige aanwezig was.
Horum duorum criminum video auctorem, video fontem, video certum nomen et caput. Auro opus fuit;
sumpsit a Clodia, sumpsit sine teste, habuit, quamdiu voluit.
Ik zie een informant van deze twee punten van beschuldiging, ik zie een oorzaak, ik zie een zekere naam en
een hoofd (Clodia’s hoofd). Het goud was nodig; hij (Caelius) leende het van Clodia zonder getuige, hij had
het, zolang hij het wilde.
, 10. Maximum video signum cuiusdam egregiae familiaritatis. Necare eandem voluit; quaesivit venenum,
sollicitavit servos, potionem paravit, locum constituit attulit.
Ik zie het meeste bewijs van een zekere uitkuddelijke (uitstekende) huisvriendschap (tussen Caelius en
Clodia was eerst een vriendschap, die later ontspoorde. Je leent alleen geld aan vrienden). Hij wilde dezelfde
doden; hij vroeg om een gifdrank, kocht slaven om, maakte het drankje klaar, hij stelde de plaats vast, hij
bracht het gifdrankje erheen.
Magnum rursus odium video cum crudelissimo discidio exstitisse. Res est omnis in hac causa nobis, iudices,
15. cum Clodia, muliere non solum nobili, sed etiam nota; de que ego nihil dicam nisi depellendi criminis
causa.
Ik zie dat verder grote haat is ontstaan, samen met de meest onrijpe breuk. Alles draait in deze zaak voor ons,
om Clodia, niet alleen een aanzienlijke vrouw, maar zelfs een befaamde vrouw; over haar zal ik niets zeggen
tenzij vanwege het weerleggen van het punt van beschuldiging.
Sed intellegis pro tua praestanti prudentia, Cn. Domiti, cum hac sola rem esse nobis. Quae si se aurum
Caelio commodasse non dicit,
Maar jij begrijpt op basis van jouw uitstekende wijsheid, Domitius, draait het voor ons alleen om haar. Als
die niet zegt dat zij dat goud geleend heeft aan Caelius.
20. Si venenum ab hoc sibi paratum esse non arguit, petulanter facimus, si matrem familias secus, quam
matronum sanctitas postulat, nominamus.
Als zij niet een beschuldiging uit dat het gif door hem voor haar is bereid, handelen wij onbeschaamd, als wij
een vooraanstaande vrouw anders noemen dan het heilig respect van getrouwde vrouwen vereist. (Als Clodia
niet zal zeggen dat Caelius haar wilde vergifitgen, dan zou Cicero fout bezig zijn. Hij pakt haar aan omdat