Risicotaxatie: Uitgebreide samenvatting (2022)
Ivyvanekert
Samenvatting Risicotaxatie
--- Hoorcollege 1: Inleiding Risicotaxatie ---
Risicotaxatie
Risicotaxatie gaat over het maken van een berekening over de waarschijnlijkheid dat
een schadelijke gedraging of gebeurtenis (opnieuw) zal gaan gebeuren, wat
gebaseerd wordt op een beoordeling over de frequentie van het gedrag/ de
gebeurtenis, de waarschijnlijke gevolgen en wie erdoor getroffen zal worden.
Tegenwoordig wordt een meer recentere definitie gebruikt: de poging om de
waarschijnlijkheid van toekomstige overtredingen te voorspellen om zo individuen te
identificeren die behandeling nodig hebben. Hierbij gaat het vooral om het voorkomen
van recidive (= het opnieuw uitvoeren van een crimineel delict).
Bij risicotaxatie is het belangrijk om de frequentie van het gedrag en de waarschijnlijke
gevolgen in te schatten:
• Kindermoord: het recidiverisico is vrij laag, maar de impact op de samenleving
is vrij hoog.
• Openbare zedenschenders: het recidiverisico is vrij hoog, maar de impact op
de samenleving is kleiner dan bij kindermoord.
Bij risicotaxatie is het van belang om het gedrag, de potentiële schade of nadeel en de
waarschijnlijkheid dat het opnieuw gebeurt en onder welke omstandigheden zo
specifiek mogelijk te krijgen. Wanneer men weet welke omstandigheden als trigger
voor iemand dienen, kunnen deze vermeden worden.
De kennis die men heeft vergaard uit risicotaxatie kan worden ingezet bij interventies
om het risico te hanteren of te verminderen (= risico management). Voor een pedofiel
is het namelijk niet handig om dicht in de buurt van een school te wonen.
Waarom?
• Veiligheid: voor personeel, medebewoners en de samenleving.
• Maatschappelijk belang: het voorkomen van ernstige recidive door
delinquenten.
• Ethisch belang: geen willekeurigheid, voor iedere patiënt wordt dezelfde
methode toegepast.
• Therapeutisch belang (RNR-model): een adequate risico-inschatting leidt tot
inzicht in risicofactoren bij een individuele patiënt en tot een
risicohanteringsplan/ behandeling op maat.
• Communicatie: meer transparantie en uniformiteit in de besluitvorming en tot
verbetering van communicatie over risico’s en risicomanagement.
Risicotaxatie kan een beslissende factor zijn voor het vrijlaten/ verlof van een
delinquent.
, Risicotaxatie: Uitgebreide samenvatting (2022)
Ivyvanekert
Geschiedenis
1876 – Lombroso
Lombroso was een Italiaans criminoloog die wilde aantonen dat crimineel gedrag
erfelijk bepaald wordt door uiterlijke kenmerken. Deze kenmerken zouden
samenhangen met afwijkend gedrag, zoals ongevoeligheid voor pijn, luiheid, ijdelheid,
gokverslaving en vluchtigheid van emoties. De kenmerken zouden ook aantonen of
een persoon een goede of slechte echtgenoot zou worden. Hij concludeerde dit naar
aanleiding van onderzoek bij duizenden gevangenen.
• Grote vooruitstekende kaken.
• Dieperliggende ogen.
• Laag voorhoofd.
• Grote kin.
• Hoge jukbeenderen.
• Haakneus.
1950
Men had geen probleem met het inschatten van het recidiverisico. Dit werd gedaan
door gedragsexperts.
1960 – Casus Baxstrom
Baxstrom was in de rechtbank veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf voor
mishandeling. Nadat hij zijn straf had uitgezeten werd hij, in plaats van vrijgelaten,
overgeplaatst naar een high security psychiatrisch ziekenhuis, omdat psychiaters
hadden beoordeeld dat hij geestesziek en te gevaarlijk voor de samenleving was.
Baxstrom maakte hier een zaak van, omdat hij het onredelijk vond om slechts door
één psychiater beoordeeld te worden. Hij won deze zaak en dit heeft grote gevolgen
gehad voor de psychiatrische ziekenhuizen:
• 967 “gevaarlijke” psychiatrische patiënten overgeplaatst naar reguliere
psychiatrische ziekenhuizen.
• Onderzoekers (Steadman & Cocozza, 1978) zijn opnieuw deze patiënten gaan
onderwerpen aan risicotaxatie, waardoor 121 patiënten vrijgelaten zijn in de
maatschappij.
֍ 2,7% is teruggestuurd naar een forensisch, psychiatrisch ziekenhuis.
֍ Van de patiënten in de maatschappij is 17% nogmaals gearresteerd en
7% veroordeeld.
1970 – 1980
Het voorspellen van gewelddadig gedrag is eigenlijk onvoldoende, want de
mogelijkheid van psychiaters en andere professionals om correct toekomstig recidive
te voorspellen is niet bewezen (APA Task Force, 1974). Het voorspellen van
gewelddadig gedrag is niks meer dan een muntje opgooien en het oordeel van de
psychiaters is niet betrouwbaar (Ennis & Litwack, 1974). Psychologen en psychiaters
maken bij 1 van de 3 gevallen de juiste voorspelling van crimineel gedrag (Monahan,
1981). Hierdoor kwam er twijfel in het klinisch oordeel van een psychiater voor het
voorspellen van crimineel gedrag.
2
, Risicotaxatie: Uitgebreide samenvatting (2022)
Ivyvanekert
Een onderzoek in de jaren ’70 bracht het oordeel van een psychiater in twijfel door een
onderzoek tussen ervaren forensisch psychiaters en leerkrachten, en hun
voorspellingen op crimineel gedrag. Beide groepen krijgen een viertal dossiers.
• Dossier 1: index delict.
• Dossier 2: socio-economische informatie (familie, leeftijd, woonplaats),
voorgaande delicten en opnames.
• Dossier 3: gespecialiseerde informatie uit behandelingen, zoals psychologische
stoornis, psychologische tests en een klinische observatie.
• Dossier 4: bundel van alle drie de dossiers.
Aan de proefpersonen werden een aantal vragen gesteld, zoals “hoe waarschijnlijk is
het dat de patiënt een diefstal of een gewelddadig delict zal plegen binnen een jaar na
vrijlating?”, “hoe ernstig zal het delict zijn (geen letsel tot dood)?” en “moet deze patiënt
vrijgelaten worden?”.
Resultaten:
• IRR (inter-beoordelaars betrouwbaarheid) tussen leerkrachten was laag.
• Maar, deze waren hoger dan de IRR van psychiaters.
• Gemiddeld correleerde het oordeel van psychiaters goed met dat van de
leerkrachten.
• Hoe meer informatie er beschikbaar was, hoe conservatiever men was in het
oordeel.
Dit onderzoek toonde opnieuw de twijfels van experts aan, aangezien je zou
verwachten dat experts een andere meningen zouden vellen dan leken. Ook zou je
verwachten dat de IRR tussen experts hoog zou zijn.
1990: Onderzoek RNR-model (Andrews & Bonta, 1990)
RNR-model
Het RNR-model (Risk-Need-Responsivity model) stelt dat interventies gebaseerd
moeten zijn op resultaten uit wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van die
interventies. De behandeling die je aan de cliënt aanbiedt moet evidence based zijn.
• Risicoprincipe (Risk): delinquenten met een hoog risico hebben het meest
baat bij een intensievere behandeling. Patiënten met een laag recidive risico,
moeten een minder intensieve behandeling krijgen. Het recidiveniveau zal
namelijk stijgen doordat er op een licht vergrijp een zware behandeling wordt
gezet. Het afstemmen van de behandelintensiviteit op het recidiverisico.
• Behoefte principe (Need): alleen de factoren die samenhangen met
vermindering van recidive zouden tijdens de behandeling moeten worden
aangepakt. Hierdoor moeten de criminogenic needs (= risicofactoren die
geleidt hebben tot het delict) behandeld worden.
• Responsiviteitsprincipe (Responsivity): interventies zouden moeten
afgestemd worden op de kwaliteiten van de dader, zoals motiveringsniveau,
persoonlijke omstandigheden en leerstijl.
֍ Algemeen: gebruik maken van principes die werken, zoals cognitieve
gedragstherapie.
֍ Specifiek: het specifiek toepassen aan de needs van de cliënt, zoals
motivatie voor therapie, persoonlijkheid en leerstijl/ intelligentie.
3
, Risicotaxatie: Uitgebreide samenvatting (2022)
Ivyvanekert
Behoefte principe
De behandeling wordt gericht op de criminogenic needs die daadwerkelijk in relatie
staan tot (toekomstig) delinquentgedrag en dus aandacht behoeven. Elk individu heeft
een unieke combinatie van factoren die tot het plegen van een delict hebben geleidt.
Criminogenic needs (= dynamische risicofactoren) staan in relatie tot het delict en
kunnen door middel van behandelinterventies verandert worden.
Het adequaat behandelen van criminogenic needs is geassocieerd met een afname
van 19% recidive, maar wanneer deze needs niet worden behandeld zorgt dit voor een
stijging van 1% (of 10%) op het recidiverisico.
The Big Four criminogenic needs (grootste voorspellers recidive)
• Geschiedenis van antisociaal gedrag (statisch): vroege en aanhoudende
betrokkenheid bij een aantal en verscheidenheid van antisociale handelingen in
een verscheidenheid van instellingen.
֍ Dynamische behoefte: werk aan niet-criminele alternatieve gedragingen
uit te voeren in risicovolle situaties
• Antisociaal persoonlijkheidspatroon: avontuurlijk plezier zoeken (= kick),
zwakke zelfbeheersing, rusteloos en agressief.
֍ Dynamische behoefte: werk aan probleemoplossende vaardigheden,
zelfmanagement vaardigheden, woedebeheersing en
copingvaardigheden.
• Antisociale cognities: attitudes, waarden, overtuigingen en rationalisaties die
crimineel gedrag ondersteunen; cognitief emotionele condities van woede, wrok
en trots; criminele vs. hernieuwde identiteit, criminele vs. anti-criminele
identiteit.
֍ Dynamische behoefte: verminderen van antisociale cognities, herken
risicovolle manieren van denken en voelen, ontwikkel alternatieve en
minder risicovolle manieren van denken en voelen, maak een
hernieuwde en/ of anti-criminele identiteit.
• Antisociale peers/ leefomgeving: nauwe contacten met andere criminelen en
relatieve sociale isolatie met niet-criminelen; directe sociale steun voor
criminaliteit.
֍ Dynamische behoefte: verminderen van contacten met andere
criminelen, bouw contacten/ banden op met niet-criminelen.
The Big Four +
• Familiale en/ of echtelijke relaties: opvoeding en/ of zorg; controle en/ of
toezicht
֍ Dynamische behoefte: verminder conflicten, bouw positieve relaties op,
verbeter de controle en toezicht.
• School en/ of werk: lage niveaus van prestaties van voldoening op school en/
of werk.
֍ Dynamische behoefte: verbeter de prestaties, beloningen en voldoening.
• Vrije tijd/ en of recreatie: lage niveaus van betrokkenheid en bevrediging bij
niet-criminele vrijetijdsbesteding.
֍ Dynamische behoefte: verbeter betrokkenheid (zoals aansluiten bij een
sportclub), beloningen en voldoening.
4