Samenvatting tentamen ontwikkelingspsychologie
Leerdoelen
- Student herkent en begrijpt theorieën omtrent de invloed van nature en nurture op de
ontwikkeling, kritische en gevoelige perioden en plasticiteit. (Visie op ontwikkeling).
- Student herkent en begrijpt theorieën omtrent de prenatale ontwikkeling, de fysieke
ontwikkeling en veranderingen, veroudering en de ontwikkeling van de zintuigen. (Fysieke en
motorische ontwikkeling)
- Student herkent en begrijpt theorieën omtrent cognitieve ontwikkeling volgens Piaget,
Vygotsky en Schaie, de taalontwikkeling, ontwikkeling van het geheugen,
informatieverwerking en postformeel denken. (Cognitieve ontwikkeling)
- Student herkent en begrijpt theorieën omtrent de persoonlijkheidsontwikkeling volgens
Erikson, Marcia, Vaillant, Gould, Levinson, Peck en Neugarten, identiteit, temperament,
gender en omgaan met ouder worden (persoonlijkheids-ontwikkeling)
- Student herkent en begrijpt theorieën omtrent de emotionele ontwikkeling, hechting, relaties
met leeftijdsgenoten, morele ontwikkeling, theory of mind, gezin, opvoeding en
(groot)ouderschap, liefde/intieme relaties, rol van werk en omgaan met dood en sterven.
(sociaal emotionele ontwikkeling).
Erikson, psychosociale ontwikkeling. Kinderen moeten een levenstaak vervullen om zo
verder te gaan naar de volgende fase.
Fase Levenstaak Kracht
1 Zuigelingen Vertrouwen vs Hoop
wantrouwen
2 Peuter Autonomie vs Wil (het zelf willen
onzekerheid doen)
(schaamte en twijfel)
3 Kleuter Initiatief vs Doelgerichtheid
schuldgevoel (initiatief willen tonen)
4 Basisschool Bekwaamheid vs Competentie
minderwaardigheid
5 Adolescentie Identiteit vs Trouw
identiteitsverwarring
6 Vroege Intimiteit vs isolement Liefde
volwassenheid
7 Middelbare Generativiteit vs Zorg
volwassenheid stagnatie
8 Ouderdom Integriteit vs wanhoop Wijsheid
Leerdoelen week 1: de prenatale en baby periode
- de invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
het begrip nature verwijst naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun
ouders erven, er wordt gekeken naar genen en de hersenen. Maturatie is hierbij het proces van het
geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie.
Nature maakt dat onze ogen blauw of bruin zijn, hoe snel we ons motorisch ontwikkelen en of we ooit
kaal worden.
Nurture verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen. De manier van opvoeding, het
gebruik van drugs tijdens een zwangerschap, maar ook onze socio- economische omstandigheden.
Freud benoemt dat ieder kind los van de opvoeding bepaalde fases doorloopt. De
ontwikkelingsfasen. Hoewel dit voornamelijk vanuit nature uitgaat benoemt Freud wel dat stimulering
van de ouders bepaalt wel of het kind deze fases succesvol doorloopt.
Volgens het cognitief ontwikkelingsmodel van Piaget lopen kinderen automatische fases door in
,hun cognitieve ontwikkeling. Ze beginnen makkelijk en dan wordt het steeds complexer. Hierbij speelt
nature dus voornamelijk een grote rol.
Watson en Skinner hebben aan de hand van hun conditionering theorieën een experiment
uitgevoerd waar het resultaat was dat kinderen belonen erg belangrijk is om gedrag te stimuleren
(nurture).
Volgens de sociale leertheorie van Bandura leren kinderen gedrag aan door te kijken naar anderen
en dit gedrag na te doen (nurture).
- de prenatale ontwikkeling
De eerste leeftijdsgroep van de mens in de prenatale periode: dit is de periode vanaf conceptie tot
geboorte.
Bepaalde aspecten van het gedrag van moeders en vaders, kunnen levenslange gevolgen voor het
kind hebben. Deze manifesteren zich niet altijd direct. Een aantal van de meest ingrijpende gevolgen
is het resultaat van teratogene effecten: een omgevingsfactor zoals een drug, virus etc. Die leidt tot
een geboorteafwijking. De placenta hoort deze stoffen eigenlijk tegen te houden, maar slaagt hier niet
altijd in. Het moment en de mate van blootstelling aan een teratogene stof zijn cruciaal. Ze hebben het
grootste effect tijdens perioden van bijzonder snelle prenatale ontwikkeling. De organen zijn tijdens
bepaalde periode ook extra gevoelig. Zo zijn de hersenen 15-25 dagen na conceptie het gevoeligst en
het hart tussen de 20-40 dagen na conceptie.
Er moet ook rekening worden gehouden met de sociale en culturele context waarin de blootstelling
aan teratogenen zich voordoet. Iemand die in armoede leeft, heeft er al een grotere kans op.
Bedreigingen voor de ontwikkeling zijn:
- Voedingspatroon van de moeder: een moeder die gevarieerd eet en de goede
voedingsstoffen binnenkrijgt, heeft vaak minder last van complicaties tijdens de
zwangerschap.
- Leeftijd van de moeder: vrouwen die ouder zijn dan 30 als ze een kind krijgen, lopen een
groter risico op verschillende zwangerschaps- en geboortecomplicaties dan jongere vrouwen.
- Prenatale begeleiding van de moeder: het hoge sterftecijfer van baby’s van tienermoeders
kan daarnaast het gevolg zijn van slechte sociale en economische omstandigheden.
Waardoor er geen toegang is tot goede prenatale zorg en kraamzorg.
- Gezondheid van de moeder: moeders die gezond eten en voldoende bewegen hebben meer
kans op een gezonde baby.
- Het drugs en medicijngebruik van de moeder: moeders die drugs of medicijnen gebruiken
kunnen hun ongeboren kind ernstig in gevaar brengen.
- Moeders die alcohol en tabak gebruiken. kinderen kunnen geboren worden met het foetaal
alcoholsyndroom (FAS): een cognitieve stoornis die wordt veroorzaakt door alcoholmisbruik
tijdens de zwangerschap. Of foetale alcoholeffecten (FAE): situatie waarin kinderen als gevolg
van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap een aantal problemen vertonen die kenmerkend
zijn voor het foetaal alcoholsyndroom.
- Stress
- infecties/ ziekte/ verwonding
- de fysieke ontwikkeling tijdens de babyfase
Fysieke ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals
de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap.
In het begin horen baby’s wel al harde geluiden, maar kunnen ze niet oriënteren waar het geluid
vandaan komt.
Het zien duurt iets langer, ze hebben wel een voorkeur voor contrastrijke plaatjes of patronen.
Motorische ontwikkeling
, - Grove motoriek: lopen
- Fijne motoriek: schrijven, tekenen
- Motorische problemen
Volgorde motorische ontwikkeling:
- Hoofd oprichten
- Zitten met steun
- Borst omhoog
- Omrollen buik naar rug
- Omrollen rug naar buik
- Opzitten?
- Overeind trekken
- Kruipen
- Stevig los staan
- Goed zelf lopen
- Springen
Het Nederlandse systeem van verloskundige en perinatale zorg (de medische zorg aan zwangere en
kinderen rondom de geboorte) biedt vrouwen de keuze om thuis te bevallen.
Een pasgeboren baby wordt eerst aan een snelle visuele inspectie onderworpen, door middel van de
Apgar-score: een standaard meetsysteem waarmee de gezondheid van een pasgeboren baby kan
worden bepaald aan de hand van verschillende factoren. Het richt zich op 5 verschillende
eigenschappen: huidskleur, hartslag, reflexen, spierspanning en ademhaling. Werkt met scores, op
elk onderdeel kunnen er 0, 1 of 2 gescoord worden. Er wordt 2x getest: 1 minuut na de geboorte en 5
minuten na de geboorte. Een score van 7-10 is normaal, bij een score van 4-7 is er misschien
behandeling nodig en bij een score van 0-3 is er acuut hulp nodig.
Een lage score zou kunnen komen door zuurstofgebrek/ anoxia: zuurstofgebrek van een paar
minuten. Dit kan leiden tot hersenbeschadiging, hoge bloeddruk of bloedingen in de hersenen.
- de cognitieve en taalontwikkeling tijdens de babyfase
Cognitieve ontwikkeling van Piaget. Piaget zegt dat kinderen zich langzaam via bepaalde
schema’s ontwikkelen. Dit doen ze door middel van adaptie: het aanpassen aan de omgeving.
Er zijn 2 soorten: assimilatie: proberen binnen eigen schema. En accommodatie: nieuwe oplossing
verzinnen, buiten de bestaande kaders.
Het eerste stadium van ontwikkeling is het Sensomotorische stadium: waarin het kind sterk
afhankelijk is van zijn aangeboren motorische reacties op stimuli. Onderverdeeld in 6 stadia:
- Substadium 1: eenvoudige reflexen (0-1 maand): verschillende aangeboren reflexen vormen
de kern van het cognitieve leven van een baby. Ze bepalen de aard van zijn interacties met de
wereld. Zuigreflex zorgt bijv voor informatie over objecten.
- Substadium 2: eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden). Op deze
leeftijd gaan baby’s eerdere afzonderlijke acties combineren tot geïntegreerde activiteiten.
Baby staart naar een object, terwijl hij het aanraakt.
- Substadium 3: secundaire circulaire stadium (4-8 maanden). In deze periode verleggen
baby’s hun cognitieve horizon naar de wereld buiten zichzelf en beginnen ze in te spelen op
hun omgeving. Rammelaar steeds op een andere manier schudden. Besef dat ze met hun
gedrag, iets kunnen veroorzaken in hun omgeving. Bijv ouders laten lachen.
- Substadium 4: coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden). In dit
stadium gaan kinderen gebeurtenissen bewuster tot stand brengen en combineren ze
verschillende schema’s tot 1 handeling. Hier ontwikkelt zich ook een objectpermanentie: het
besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ook al zijn ze onzichtbaar. Speeltje
wegduwen om een ander speeltje wat gedeeltelijk zichtbaar eronder ligt, te pakken.
- Substadium 5: tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden). In dit stadium gaan kinderen
wat Piaget beschouwt als de intentionele variatie van acties die gewenste resultaten