Bijeenkomst 1
1. Oncogenese:
Snelheid celdeling niet meer onder controle: geen groeifactoren, toch celdeling, tumurcellen
negeren ‘contact-inhibitie’, kankercellen kunnen oneindig vaak delen.
Cellen gaan niet meer dood: negeren bevel apoptose
Angiogenese: tumor stopt met groeien als het ongeveer 0,5 mm groot is, dan zijn nieuwe
haarvaatjes nodig, kankercellen produceren groeifactoren die groei van capillairen richting
tumor stimuleren
Metastase: tumor maakt MMP en geeft deze af MMP breekt het bindweefsel tussen
cellen en de verschillende weefsels en organen ligt af hierdoor kunnen cellen zich
losmaken uit een weefsel en zich direct in omliggende weefsels nestelen of zich verplaatsen
Omzeilen immuunsysteem: slimme tumorcellen zijn niet meer herkenbaar of blokkeren de T-
cellen actief
2. Noem enkele carcinogene stoffen en de bijbehorende maligniteit.
Risicofactoren: leeftijd, erfelijke aanleg (genetisch bv BRCA1 en 2), omgevingsfactoren
- Omgevingsfactoren: voeding (alcohol, rood vlees), stress, ziekteverwekker (pathogenen,
virale infecties), giftige stoffen (carcinogeen stoffen: roken, alcohol, PAK’s, asbest,
fijnstof), straling (UV, röntgen, gamma)
Diagnose: CT-scan, PET-scan, MRI-scan, echo
PET-scan/CT-scan radioactief, je geeft radioactieve glucose, cel groeiende cellen gebruiken
veel glucose.
Markers voor diagnose: tumormarkers stoffen afkomstig van de tumor. PSA bij
prostaatkanker gebruikt bij screening, reactie behandeling, recidief
3. Wat is het verschil tussen hypertrofie en hyperplasie?
Hypertrofie= weefsels of organen die in grootte toenemen door vergroting van het volume van de
afzonderlijke cellen
Hyperplasie= abnormale toename van het aantal cellen van een weefsel of een orgaan
4. Geef 2 betekenissen van het begrip tumor.
Tumor= zwelling
Tumor= kankercel
5. Wat zijn de verschillen in kenmerken tussen een maligne en een benigne tumor?
Premaligne stadium: niet kwaadaardig maar ook niet goedaardig. Cellen hebben kenmerken
van kwaardaardige cellen. Hieruit KAN kanker ontstaan, lichaam kan premaligne cellen
aanpakken. (bijvoorbeeld een poliep)
Carcinoma in situ: vroege vorm, binnen basaalmembraan
Benigne tumor= goedaardig
- Groei: binnen een kapsel, dringt NIET het omliggende weefsel binnen
- Groei: verdrukt omliggend weefsel
- Zaait NIET uit, metastaseert niet
- Niet direct levensbedreigend
- Bijvoorbeeld: hemangioom, lipoom
- Goedaardige tumor waar je wel iets aan moet doen in het cranium drukt dingen weg
Maligne tumor= kwaadaardig
- Groei: dringt het omliggende weefsel binnen (invasieve groei)
- Groei: verwoest omliggende weefsel
, - Zaait uit (metastaseert)
- Bedreigt gezondheid en leven patiënt
- Bijvoorbeeld: mammacarcinoom, prostaatcarcinoom
6. Waar is de eerste lymfekliermetastase te verwachten bij een longtumor, mammatumor en
colontumor?
Lymfogene metastering: via lymfebanen, losgelaten tumorcellen lopen vast in eerste
klierstation. Een metastase van borstkanker in de long heet geen longkanker maar
gemetastaseerde borstkanker.
Metastase kan via de lymfe en bloedbaan (meeste).
7. Waar is de eerste hematogene metastase te verwachten bij een hersen-, long-, mamma-,
lever-, rectum- en niertumor? Licht je antwoord toe.
Hematogene metastasering: via bloedvaan, naar andere organen en botweefsel (bijvoorbeeld
longen, lever, hersenen, botten), metastases kunnen zelf ook weer uitzaaien.
Metastase zelfde type kankercellen als primaire tumor.
Vena pulmonalis type: tumor in long hersenen, lever, botten (via vena pulmonalis, linkerharthelft,
aorta)
Vena porta type tumor in maag, alvleesklier, darm lever (via vena porta)
Vena cava type tumor in benen, armen, testis, nieren, blaas longen via vena cava inferior/
superior, rechterharthelft en arteria pulmonalis
8. Geef de Latijnse naam voor:
- benige en maligne bindweefseltumor
- benigne en maligne bottumor
- benigne en maligne spiertumor
- maligne kliertumor
- ovariumtumor
9. Waarom zijn de woorden melanoom, mesothelioom en neurinoom eigenlijk verkeerd? Licht
je antwoord toe.
Melanoom= huidkanker kwaad
Mesothelioom= borstvlies kanker kwaad
Neurinoom= goedaardig op zenuw
10. Noem 4 oncogene virussen. Welke tumoren horen hierbij?
Kijk terug in college 1
11. Welke bacterie wordt in verband gebracht met een maligniteit?
12. Noem 2 erfelijke tumoren
Albinisme, Beckwith-Wiedemann syndroom
13. Wat betekent T1 N0 M0?
14. Kan T0 N0 M1? Licht je antwoord toe.
T= tumor
N= nodes, knoppen lymfe
M= metastase