Bijeenkomst 1
DSM-5 diagnose:
1.Classificatie van het syndroom volgens DSM-5
Kernsymptomen
Facultatieve symptomen
Psychiatrische diagnose individuele patiënt bevat daarnaast:
2.Betekenis die de symptomen hebben voor de patiënt
3.Fase van ontwikkeling, de ernst, de complicaties en de
uitbreiding van het ziektebeeld
4.Predisponerende, luxerende en onderhoudende somatische, psychische en sociale
ethiopathogenetische factoren.
5.Functionele beperkingen
6.Factoren die van invloed zijn op het beloop en de behandeling
Co-morbiditeit: Twee of meer psychiatrische stoornissen tegelijkertijd aanwezig die elkaar wederzijds
beïnvloeden (Vandereyckene.a. 2004).
- Drie modellen die verklaring bieden voor co-morbiditeit tussen persoonlijkheidsstoornis en
andere stoornis: (kijk terug)
o Primaire persoonlijkheidsmodel
Kwetsbaarheidshypothese= kwetsbaar is door een andere stoornis
Continuïteitshypothese
o Secundaire persoonlijkheidsmodel= andere diagnose vooraf aan
persoonlijkheidsstoornis
Schijnbare persoonlijkheidsverandering= beperkt duur van andere
stoornissen
Kortdurende persoonlijkheidsverandering= verandering direct naar het
verdwijnen van de andere stoornis
Echte, blijvende persoonlijkheidsverandering
o Gemeenschappelijke etiologiemodel= 1 en andere beïnvloedt maar onderliggende
kwetsbaarheid ontstaat
- Invloed persoonlijkheidspathologie op andere stoornis:
o Invloed op effectiviteit van behandeling andere stoornis:
Over algemeen wel/niet comorbide: zelfde effect behandeling
Tricyclische antidepressiva: BPS is contra-indicatie
o Invloed op indicatiestelling behandeling andere stoornis:
ASP bij verslaving: cognitieve gedragstherapie
Geen ASP bij verslaving: interpersoonlijke psychotherapie
o Invloed op behandelproces:
Attitude van behandelaar is belangrijk: afstemmen op type persoonlijkheid
Dubbeldiagnose, voorbeelden van geïntegreerde behandelvormen bij comorbiditeit
- IDDT (IntegratedDual Disorder Treatment): psychiatrie en verslaving
o Kenmerken: Kennis, gelijke aandacht aan beide stoornissen, fasebehandeling,
geïntegreerd behandelplan, motiverende gespreksvoering, counseling bij
middelenmisbruik, groepsbehandeling, familiebegeleiding, zelfhulp, farmacologische
behandeling
- ACT (assertivecommunity treatment):severe mental illness
Kenmerken: Sterk outreachend, hoge contactfrequentie, lage caseload(10
pat. op 1 fte), multidisciplinair team (ook ervaringsdeskundige),
teambenadering met gedeelde caseload, continuïteit van het team
, waarborgen, samenwerking met steunsysteem, diensten worden
aangeboden binnen de locale gemeenschap, hulpverlening is niet aan
tijdgebonden.
Differentiële diagnose (of differentiaaldiagnose): een stoornis die qua verschijnselenveeloverlap
heeft met een andere stoornis, maar er wordt niet voldaan aan alle criteria in de DSM 5.
Differentieel diagnostisch proces: andere stoornissen met deels
overlappende kenmerken uitsluiten.
4A. WIJZIGINGEN DSM IV –DSM 5
In de dagelijkse praktijk weinig veranderingen. Terminologie:
- Theatrale persoonlijkheid histrionische’ persoonlijkheid
- Ontwijkende persoonlijkheid vermijdende
persoonlijkheid
- Obsessief compulsieve persoonlijkheid dwangmatige
persoonlijkheid
DSM IV: taxonomisch (assen)
DSM 5: taxonomisch (zonder assen) en alternatief dimensionaal model
Toegevoegd in DSM 5:
- Persoonlijkheidsstoornis door een somatische aandoening (niet in Hengeveld beschreven). 8
types. Bv. bij schildklieraandoening of hersentumor.
- DSM IV: persoonlijkheidsstoornis NAO
- DSM 5:
o anders gespecificeerd (mengvorm)
o ongespecificeerd (alleen voldaan aan algemene criteria persoonlijkheidsstoornis,
echter niet aan specifieke stoornis)
DSM 5
A. Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat binnen de cultuur van de
betrokkene duidelijk afwijkt van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of
meer) de volgende terreinen:
o cognities: de wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en
gebeurtenissen
o affecten: de variatie, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van emotionele reacties
o Interpersoonlijk functioneren: contacten met anderen
o Impulsbeheersing
B. Het duurzame patroon is star/inflexibel en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en
sociale situaties.
C. Het duurzame patroon veroorzaakt in belangrijke mate lijden en beperkingen in het sociale
en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. Het patroon is stabiel en van lange duur, het begin kan worden teruggevoerd op ten minste
de adolescentie of vroege volwassenheid
Cluster A persoonlijkheidsstoornis
Algemeen: vreemd, excentriek, en zonderling, vaak cognitieve en perceptuele stoornissen, beperkte
emotionele expressie, terugtrekken uit sociale contacten, sociaal vaak ‘onhandig’ en overgevoelig,
geen helder zelfbeeld/doel
DSM 5 Paranoïde
- Wantrouwenen achterdochtstaat op de voorgrond
- Interpreteren anderenals kwaadwillend
- Vastomlijnde, rigidemanier van denken
, - Komt emotieloosof boos/vijandigover, maar dat komt voort uit angst en kwetsbaar voelen
DSM 5 Schizoïde
- Voorkeur voor solistische bezigheden
- Weinig plezier beleven aan activiteiten
- Geen verlangen naarintieme (en seksuele) relaties
- Ongevoeligvoor lof of kritiek
- Gevoelsarmoede(beperkte expressie)
- Komt kilen afstandelijkover•Egosyntoon: wordt ervaren als bij persoon passend
- Geen hulpvraag, redelijk functioneren, weinig in GGZ
DSM 5 Schizotypische
- Vreemd’ en excentriekgedrag (vanuit eigenaardige overtuigingen/waarnemingen)•Vaak
paranoïdeen wantrouwend in contact met anderen
- Buitensporige sociale angst, ook in vertrouwde omgeving
- Verminderd vermogen om (intieme) relatiesmet anderen aan te gaan
- Inadequaatof beperktaffect
- Egodystoon: zich anders voelen, gevoel niet erbij te horen
- Lijkt op schizofrenie, maar minder ernstige symptomen
Cluster B
Algemeen: duidelijk zichtbaar gedrag: dramatisch, emotioneel, impulsief, extravert, conflicten met
anderen, anderen als oorzaak van eigen problemen zien
DSM 5 histrionische
- Excessief emotioneel en aandacht vragen
- Voelt zich ongemakkelijk als hij niet in het middelpunt van de belangstelling staat
- Vaak ongepast seksueel verleidelijk of uitdagend in contact
- Snel wisselende, oppervlakkige emotionele uitingen
- Voortdurend gebruik van uiterlijk om de aandacht te trekken
- Vage manier van spreken zonder details (impressionistisch)
- Zelfdramatiserend
- Suggestibel: gemakkelijk beïnvloedbaar
- Beschouwt relaties als intiemer dan ze zijn
DSM 5 narcistische
- Grootheidsgevoelens (grandiositeit)
- Zichzelf belangrijk vinden (overdrijven prestaties/ talenten/ macht en erkenning ervoor
verwachten), arrogant
- Geloven ‘speciaal’ en ‘uniek’ te zijn
- Behoefte aan buitensporige bewondering
- Gebrek aan empathie voor anderen
- Afgunstig naar anderen (of denken dat de ander dit is)
- Gevoel bijzondere rechten te hebben
- Exploiteert anderen
Cluster C
Algemeen: angst staat centraal, geen opvallend gedrag, introvert, oorzaak van problemen bij zichzelf
zoeken (slachtofferrol), in staat tot zelfreflectie
DSM 5 Vermijdende
- Voortdurende angst om bekritiseerd of afgewezen te worden