LEERDOELEN GEDRAGSWETENSCHAPPEN
WEEK 1
Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het innerlijk leven (het kennen, voelen,
streven) en het gedrag van mensen. Een beoefenaar van de psychologie wordt een psycholoog
genoemd. “Je hoeft niet ziek te zijn om beter te worden”
Waarom is psychologie belangrijk?
1. Om levende wezens te begrijpen
2. Om de kwaliteit van leven te verhogen
3. Om relaties te verbeteren
4. Om professionele prestaties te verbeteren
5. Om cognitie te ontwikkelen
6. Om de creativiteit te vergroten
7. Om specifieke problemen op te lossen
8. Om de wereld te veranderen
Wetenschap van haar kant is een systematisch en logisch proces om te ontdekken hoe dingen
werken in het universum. Om nieuwe kennis te ontdekken, doorlopen wetenschappers en
onderzoekers een reeks stappen; vraag, onderzoek, hypothese, experiment, data-analyse en
conclusies.
De studie van menselijke gedragingen en belevingen is al oud.
Griekse filosofen zoals Aristoteles, Socrates en Plato debatteerden al over motieven voor het
menselijk handelen en over wat zich in het brein afspeelt. Het gestructureerd wetenschappelijk
bedrijf 'psychologie' is pas eind 19e eeuw ontstaan. Begin 20e eeuw werd de psychologie ook bij een
breder publiek bekender door een van haar praktische toepassingsvormen: de testpsychologie. Na
de Tweede Wereldoorlog is aan de universiteiten de psychologie los gekomen van de studie der
wijsbegeerte en een afzonderlijke studierichting geworden.
In de geschiedenis van de psychologie zijn verschillende stromingen te onderscheiden, waaronder
het structuralisme, het functionalisme, het behaviorisme en de gestaltpsychologie.
Nature: aangeboren
Nurture: aangeleerd door omgevingsfactoren.
De huidige opvattingen omtrent deze kwestie zijn dat het meestal zo is dat iets
een combinatie is van nature en nurture
Een bepaalde invalshoek van een psychologische vorm.
, Ze bestuderen allemaal het menselijk gedrag maar ze doen dit vanuit verschillende uitgangspunten
en mensvisies.
Driftmodel
ID, EGO, SUPER EGO
ID de driften (alles wat in je opkomt, wat fijn voelt), onderbewuste verlangens (lustprincipe)
Vb: seksdrift: iedereen willen bespringen, koeken eten, geen zelfstudie willen doen, schoon willen
zijn als baby dus huilen.
Als we onze driften niet beheersen zou het een chaos worden, we leren ze te beheersen.
ID, kind wil koekje dus pakt het ouders
zeggen mag niet kind leert zich in te houden.
SUPER-EGO geweten, ideaalbeelddie aangeleerd worden.Vb. wil steppen, slaat kind van step af,
ouders zeggen dat je dat moet vragen, zo leert het kind van regels
EGO; het ‘IK’ moet ontwikkeld worden door kind (realiteitsprincipe). Middeling tussen SUPER-EGO en
ID. Wat je uiteindelijk doet, wat jij maakt.
1.orale fase (0-1,5 jr):kinderen leren door dingen in hun mond te stoppen + liefde en aandacht.
Tekort: baby behoeften blijven dominant (verslaving aan eten/alcohol)
2. Anale fase (1,5-3 jr):controle over eigen ontlasting en gedrag. Koppigheidsfase, evenwicht vinden
tussen eigen wil en wat kan.Als ouders te slap/te streng zijn problemen met netheid, autoriteit,
regels, gierigheid, creativiteit.
3. Fallische fase (3-6 jr):oedipus/electracomplex centraal (geslacht). Rivaliteit wordt opgelost door
identificatie (vorming superego). Belangrijk: vaderfiguur moet aanwezig zijn regels
stellen en
liefhebben. Onvoldoende identificatie kan gevolgen hebben voor rolgedrag en relatievorming
4. Latentiefase (6-12 jr):rustige periode, persoonlijkheid gevormd, gericht opschoolgang en
leeftijdsgenoten.
5. Genitale fase (12-23 jr):driften en conflicten weer actiever bij aangaan vanvolwassen rollen, dit
onder invloed van hormonen en culturele verwachtingen
afweermechanismen zorgen ervoor dat gevoelens van angst onder deoppervlakte worden gehouden.
Voordeel hiervan is: het helpt je minderangstig te voelen. Nadeelis dat het veel energie kost en de
realiteitvertekend
Afweermechanismen
-Verdringing, Isolatie, Ongedaan maken
-Rationalisatie (Rationalisering, Intellectualisering)
-Projectie (Projecteren)
-Reactieformatie (Reactievorming)