Oncologie
Algemene oncologie
Celdeling:
G0 = rustfase
G1= groei
S= DNA synthese
G2= groei en voorbereiding voor mitose
M= mitose (cel deling)
Apoptose= geprogrammeerde celdood
Oncogenese (ontstaan van kanker):
1. Snelheid celdeling niet meer onder controle
2. Cellen gaan niet meer dood
3. Angiogenese (bloedvaten groeien naar kanker toe)
4. Metastase (uitzaaiingen)
5. Omzeilen immuunsysteem
1. Snelheid celdeling niet meer onder controle:
- Geen groeifactoren, toch celdeling
- Tumorcellen negeren ‘contact- inhibitie’
- Kankercellen kunnen oneindig vaak delen
2. Cellen gaan niet meer dood:
- Negeren bevel apoptose
3. Angiogenese:
- Tumor ‘stopt’ met groeien als het ongeveer 0,5 mm groot is
- Dan zijn nieuwe haarvaatjes nodig
- Kankercellen produceren groeifactoren die groei van capillairen richting tumor
stimuleren
4. Metastase:
- De tumor maakt MMP (eiwit afbrekende enzymen) en geeft deze af
- MMP breekt het bindweefsel tussen cellen en de verschillende weefsels en organen ligt
af
- Hierdoor kunnen cellen zich losmaken uit een weefsel en zich direct in omliggende
weefsels nestelen of zich verplaatsen
5. Omzeilen immuunsysteem:
- In de normale situatie herkent de T-cel de tumorcel en dan dood de T-cel de tumorcel
- ‘slimme’ tumorcellen zijn niet meer herkenbaar, door eiwit te veranderen
- Blokkeren de T-cellen actief
,Risicofactoren kanker:
- Leeftijd
- Erfelijke aanleg (genetisch)
- Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren die de kans op kanker verhogen:
- Voeding
Alcohol
Rood vlees
- Stress
- Ziekteverwekkers (pathogenen)
Virale infecties
- Giftige stoffen
Roken, alcohol, PAK’s, asbest, fijnstof
- Straling
UV, röntgen, gamma
Diagnose kanker:
Lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek, endoscopie, histologisch onderzoek (onderzoek van
weefsel)
Beeldvormende diagnostiek kanker:
CT- scan, PET- scan, MRI- scan
Premaligne stadium: niet kwaadaardig maar ook niet goedaardig. Cellen hebben kenmerken van
kwaadaardige cellen. Hieruit kan kanker ontstaan. Lichaam kan premaligne cellen aanpakken.
Carcinoma in situ: vroege vorm, binnen basaalmembraan
Benigne tumor= goedaardig
- Groei: binnen een kapsel, dringt niet het omliggende weefsel binnen
- Groei: verdrukt omliggend weefsel
- Zaait niet uit, metastaseert niet
- Niet direct levensbedreigend
Voorbeelden benigne tumoren: hemangioom, lipoom
Maligne tumor= kwaadaardig
- Groei: dringt het omliggende weefsel binnen (invasieve groei)
- Groei: verwoest omliggende weefsels
- Zaait uit (metastaseert)
- Bedreigt gezondheid en leven patiënt
Voorbeelden maligne tumoren: mammacarcinoom, prostaatcarcinoom
, Lymfogene metastasering
- Via lymfebanen
- Losgelaten tumorcellen lopen vast in eerste klierstation
Een metastase van borstkanker in de long heet geen longkanker, maar gemetastaseerde borstkanker
Hematogene metastasering
- Via bloedbaan
- Naar andere organen en weefsels (bijvoorbeeld longen, lever, hersenen, botten)
- Metastases kunnen zelf ook weer uitzaaien
- Metastase zelfde type kankercellen als primaire tumor
Veelvoorkomende uitzaaiingen:
- Vena pulmonalis type:
Tumor in long hersenen, lever, botten (via vena pulmonalis, linker harthelft en aorta)
- Vena porta type:
Tumor in maag, alvleesklier, darm lever (via vena porta)
- Vena cava type:
Tumor in benen, armen, testis, nieren, blaas longen (via vena cava inferior/ superior,
rechterharthelft en arteria pulmonalis)
TNM classificatie:
T= Tumor, hoe groeit de tumor
N= Nodes, uitzaaiingen in de lymfeklieren
M= Metastasen, zijn er metastasen
Behandeling kanker:
- Chirurgie
- Chemotherapie
- Doelgerichte therapie (targeted therapy= medicijnen kuur)
- Hormoontherapie
- Immunotherapie
- Radiotherapie