Lecture 1
Article 1- International law in diplomatic history
Author: G. Simpson (2012)
1.1 Virtuous/marginal
The relationship of international law to the practice of international diplomacy, or to global
politics, is obscure and, sometimes, paradoxical. Three questions seem pertinent.
Does international law influence or found the diplomatic system, or is it largely an
irrelevance or trifling preoccupation?
Has international law been a force for good (or for global well-being) in diplomatic
history?
And is it possible to speak intelligibly of a single body of norms, or way of thinking
and called 'international law'?
These questions might, in tum, generate (at least) three images or ways of thinking about
the field: (1) international law as virtuous and marginal, (2) international law as constitutive
and responsible and (3) international law as a combination of norm and aspiration.
International law, as a body of principles or a way of doing things, might appear virtuous yet
marginal. This, too, would be the self-description of many international lawyers.
International law tends to find itself aligned with a vaguely leftist, liberal, progressive politics
or with a form of anti-politics. It is understood as a marginal enterprise; lawyers are regularly
sidelined, and law ignored or depreciated, when matters of great political and economic
moment arise.
1.1 Deugdzaam/marginaal
De verhouding van het internationaal recht tot de praktijk van de internationale diplomatie,
of tot de wereldpolitiek, is onduidelijk en soms paradoxaal. Drie vragen lijken pertinent.
Beïnvloedt het internationale recht het diplomatieke systeem of heeft het daaraan
ten grondslag gelegen, of is het grotendeels een irrelevante of onbeduidende
preoccupatie?
Is het internationaal recht in de diplomatieke geschiedenis een kracht ten goede (of
voor het welzijn van de wereld) geweest?
En is het mogelijk om op een begrijpelijke manier te spreken van één enkel corpus
van normen, of van een manier van denken en "internationaal recht" te noemen?
Deze vragen zouden, in tum, (ten minste) drie beelden of manieren van denken over het
veld kunnen genereren: (1) internationaal recht als deugdzaam en marginaal, (2)
internationaal recht als constitutief en verantwoordelijk en (3) internationaal recht als een
combinatie van norm en aspiratie.
Het internationaal recht, als een geheel van beginselen of een manier van doen, zou
deugdzaam maar marginaal kunnen lijken. Dit zou ook de zelfbeschrijving zijn van vele
internationale juristen. Het internationaal recht heeft de neiging zich aan te sluiten bij een
vaag links, liberaal, progressief beleid of bij een vorm van anti-politiek. Het wordt gezien als
een marginale onderneming; advocaten worden regelmatig buitenspel gezet, en het recht
genegeerd of afgeschreven, wanneer er zaken van groot politiek en economisch belang aan
de orde zijn.
,1.2 Constitutive
International lawyers have created a system without which international diplomacy would
shrivel and international political life would be rendered unrecognisable. If this view is
correct, international law has participated in, facilitated and established the conditions for
many of the practices that are thought to be impediments to a just world order.
1.2 Constitutief
Internationale juristen hebben een systeem gecreëerd zonder hetwelk de internationale
diplomatie zou verschrompelen en het internationale politieke leven onherkenbaar zou
worden. Als deze zienswijze juist is, heeft het internationaal recht deelgenomen aan en de
voorwaarden geschapen voor veel van de praktijken die als een belemmering voor een
rechtvaardige wereldorde worden beschouwd.
1.3 Law and aspiration
This third image of international law's role in diplomatic life is built around a duality between
'real' law and speculative jurisprudence. State officials or political scientists, often, will
concede the existence or force or 'normativity' of law in areas such as trade or civil aviation
while at the same time dismissing as mere unenforceable aspirations, say, the laws on the
use of force or human rights. At the same time, lawyers themselves think of some parts of
international law as legitimate and others as ineffectual relics or insubstantial innovations.
International law's relationship to diplomacy has been understood through, at least, these
three images related to questions of virtue, influence or marginality, and character or status.
Such images are constitutive in their own way and they offer a useful framing device for
approaching the expanse of diplomatic history.
1.3 Recht en aspiratie
Dit derde beeld van de rol van het internationaal recht in het diplomatieke leven is
opgebouwd rond een dualiteit tussen "echt" recht en speculatieve jurisprudentie.
Staatsambtenaren of politieke wetenschappers zullen vaak het bestaan of de kracht of
"normativiteit" van het recht erkennen op gebieden zoals handel of burgerluchtvaart, terwijl
zij tegelijkertijd de wetten inzake het gebruik van geweld of mensenrechten als louter
onuitvoerbare aspiraties afdoen. Tegelijkertijd beschouwen juristen zelf sommige delen van
het internationaal recht als legitiem en andere als ondoeltreffende overblijfselen of niet-
substantiële vernieuwingen.
De verhouding van het internationaal recht tot de diplomatie is op zijn minst begrepen aan
de hand van deze drie beelden die betrekking hebben op kwesties van deugdzaamheid,
invloed of marginaliteit, en karakter of status. Dergelijke beelden zijn op hun eigen manier
constitutief en zij bieden een nuttig kader om de diplomatieke geschiedenis in haar volle
omvang te benaderen.
1.4 Empire to sovereignty & Sovereignty to empire
The affirmation of sovereignty can be thought of as a defeat for a particular conception of
(international) law as the basis for a world society. The autonomy of political units within
Europe becomes the foundation for a narrower idea of the international community and a
,guarantee against projects that saw international law's destiny in the federation, perpetual
peace, an updated res publica Christiana or a future world government.
It is not uncommon to think of international law as instinctively anti-imperial: one more
liberal-left project capable of being deployed to resist empire. The doctrines of sovereign
equality or human rights, say, are applied on behalf of colonized peoples in order to promote
self-determination or national liberation or development. Historically, then, the traditions of
naturalism, then humanism, then liberalism, in which many international lawyers were
situated meant that some international legal writing and legal diplomatic innovation was
concerned to, if not oppose, then certainly soften the effects of, colonial exploitation.
International law is founded on colonial and neo-colonial exclusions and distinctions. These
are subject to alteration with each generational shift. Languages and legal relations are
modified and made palatable as each generation of enlightened empire-builders looks back
on the vulgar imperialism of the previous one.
International law is a practice of administration and organization. Establishing institutions is
a negotiation, though, between the competing claims of hegemony, sovereignty and some
concept of global authority.
1.4 Imperium tot soevereiniteit & Soevereiniteit tot imperium
De bevestiging van soevereiniteit kan worden opgevat als een nederlaag voor een bepaalde
opvatting van (internationaal) recht als basis voor een wereldsamenleving. De autonomie
van politieke eenheden binnen Europa wordt de basis voor een beperkter idee van de
internationale gemeenschap en een garantie tegen projecten die de bestemming van het
volkenrecht zagen in de federatie, eeuwigdurende vrede, een geactualiseerde res publica
Christiana of een toekomstige wereldregering.
Het is niet ongebruikelijk om het volkenrecht te zien als instinctief anti-imperiaal: nog een
liberaal-links project dat kan worden ingezet om het imperium te weerstaan. De doctrines
van soevereine gelijkheid of mensenrechten, bijvoorbeeld, worden toegepast ten behoeve
van gekoloniseerde volkeren om zelfbeschikking of nationale bevrijding of ontwikkeling te
bevorderen. Historisch gezien betekende de traditie van naturalisme, humanisme en
liberalisme, waarin veel internationale juristen zich bevonden, dat sommige internationale
juridische geschriften en juridische diplomatieke vernieuwingen erop gericht waren de
gevolgen van koloniale uitbuiting zo niet tegen te gaan, dan toch zeker te verzachten.
Het internationaal recht is gebaseerd op koloniale en neokoloniale uitsluitingen en
onderscheidingen. Deze zijn onderhevig aan verandering bij elke generatiewisseling. Talen
en rechtsverhoudingen worden gewijzigd en smakelijker gemaakt naarmate elke generatie
van verlichte imperiumbouwers terugkijkt op het vulgaire imperialisme van de vorige.
Internationaal recht is een praktijk van bestuur en organisatie. Het tot stand brengen van
instellingen is echter een onderhandeling tussen de concurrerende aanspraken op
hegemonie, soevereiniteit en een of ander concept van mondiaal gezag.
, 1.5 Concert to league & League to charter
As the Concert system began to wither towards the end of the nineteenth century,
international law was undergoing a vigorous expansion in the technical, humanitarian and
colonial spheres. In retrospect, it is possible to discern four views of international legality in
this period.
In the first, a bureaucratised, judicialized and institutionalised international law was
posited as the solution to the problems of war, lawlessness, colonialism and
clandestine diplomacy.
A second view now associated with the German constitutional and international
lawyer, Carl Schmitt, was sceptical of this turn to legalism and institutions. According
to Schmitt, a nineteenth-century international legal regime founded on the balance
of power, a rough formal equality amongst states and an agnosticism about the
responsibilities of war was usurped at Versailles by a hegemonic and punitive legal
order.
A third- and particularly hostile response to the League of Nations was that of a
largely rejectionist Bolshevism. Periodically, throughout history, revolutionary
powers have emerged. These, usually dominant (contemporary Iran is an example of
a middle-power revolutionary state) powers do not simply seek recognition as a
Great Power or make classic territorial claims. Instead, the organising political ethos
of such states makes them radically incompatible with the existing international
order. Martin Wight associated such states with what he called catastrophic
revolutionism: the desire to transcend the existing structures through violent action.
Finally, the relationship between the diplomatic system and the legal order had
become radically disjunctive throughout the inter-war period. For them, international
law managed to be at once both supremely irrelevant and dangerously seductive.
The League of Nations and Wilsonian diplomacy had been built on a fantasy about
the motivations behind inter-state rivalry and the potential constraints law might
impose on hegemonic or imperial ambition.
The Charter drafted at San Francisco seemed to offer a brilliantly realized and redemptive
version of the Covenant. The Great Powers would no longer require balancing but would act
as a collective security force patrolling a largely disarmed world in which enemy states would
be slowly rehabilitated.
Though international law may not mandate particular outcomes, this hardly disposes of the
question of relevance or virtue. Any language technê that absorbs political capital
(particularly the political capital of progressive dissent) for a prolonged period of time has
opened up particular ways of thinking about global politics or diplomacy and closed down
others.
1.5 Concert tot Liga & Liga tot Handvest
Terwijl het Concert-systeem tegen het einde van de negentiende eeuw begon af te takelen,
maakte het internationaal recht een krachtige expansie door op technisch, humanitair en
koloniaal gebied. Terugblikkend kan men in deze periode vier opvattingen over
internationale wettigheid onderscheiden.