Samenvatting
Taalbeheersing – Journalistiek
Interviewen
onthullend | respectvol
Michelle van Waveren
2004
Eerste druk, derde oplage
ISBN: 978 90 6283 446 4
,Hs 1. Sociale processen in gesprekken
1. Inhoud en gesprekschemie
Over het algemeen houden mensen erg van praten
Een goed gesprek bestaat uit de daadwerkelijke inhoud en de gesprekschemie. Dit onderscheid
tussen inhoud en het sociale aspect – je zou het laatste de chemie tussen mensen kunnen noemen –
is erg belangrijk. Bij een persoonlijk gesprek is de chemie tussen de gesprekspartners erg belangrijk,
terwijl bij een kritisch politiek nieuwsinterview de nadruk meer op de inhoud zal liggen.
Bedoelingen en intenties
Taalfilosoof Grice zegt dat ons voornaamste doel bij het spreken het uitwisselen van informatie is.
Het gaat dus in principe om de inhoud. Gesprekspartners zijn in principe altijd coöperatief ingesteld:
met een gesprek willen beide partijen bepaalde gemeenschappelijke doelen bereiken. Om daarin te
slagen hanteren gesprekspartners ver stelregels, die moeten bijdragen aan het overbrengen van
inhoud:
1. Kwantiteit: geef niet te veel of te weinig informatie
2. Kwaliteit: geef deugdelijke informatie
3. Relatie: wees relevant
4. Stijl: vermijd dubbelzinnigheid en duistere uitdrukkingswijzen
Deze regels maken deel uit van het samenwerkingsbeginsel. Maar in plaats van exact de informatie
te geven, kleden we onze opmerkingen in.
“Doe het raam open”
“Zou u het raam misschien open willen doen?”
Blijkbaar hebben gespreksdeelnemers meer bedoelingen met hun uitingen dan het strikt
informatieve, en houden ze altijd rekening met een sociaal component, die ook wel face wordt
genoemd.
Gezichtsverlies
Face,bedacht door Goffman, betekent: het gezicht dat je hebt naar de buitenwereld toe. Het is
iemands imago of reputatie. Face is iets dat alleen ontstaat als we in contact met anderen zijn. Ons
gezicht is sterk verbonden met ons zelfrespect: we willen het redden als het in gevaar is (iemand
beledigt je) en willen vermijden dat een ander aan gezichtsverlies lijdt, tenzij we iemand opzettelijk
willen kwetsen. Zeker als we herhaaldelijk in contact staan met anderen, doen we ons best om
elkaars gezicht te redden. Is de kans echter klein dat we in de toekomst de ander nodig hebben, dan
nemen we meer risico en schuwen we gezichtsverlies minder, want we zien hem toch nooit meer
terug. Hoe meer ervan afhangt, hoe meer het er ons aan is gelegen om de ander geen gezichtsverlies
te laten lijden. Als we om het gezicht van een ander geven, dan houden we rekening met wat voor
hem prettig is en laten we hem in zijn waarde. Uitingen hiervan zijn dat we iemand vrijheid geven en
dat we ruimte voor de ander vrijmaken in tijd en plaats, dat we diens territorium respecteren. We
laten iemand uitspreken, voorgaan, we geven iemand de aangenaamste zitplaats.
Ervan uitgaande dat gesprekspartners zich altijd coöperatief opstellen, zullen ze hun uitingen
afstemmen op de ander. Blijkbaar vinden we het belangrijker om de relatie met de ander goed te
houden, dan onze boodschap zo direct mogelijk te communiceren.
2. Status en sociale afstand
Kenmerken die bepalen welke houding we aannemen als we met een ander praten:
Sociale afstand
Relatieve macht (of status)
Rangorde van opleggingen
,Sociale afstand geeft aan hoe goed je iemand kent, hoe vertrouwd je met iemand bent en hoe aardig
je iemand vindt.
Iemand met meer relatieve macht of status, staat hoger in de sociale hiërarchie. We behandelen
hem met meer respect dan iemand die onder ons staat. Sociale afstand geeft als het ware een
symmetrische relatie weer: de afstand tussen personen is gelijkwaardig van karakter en beiden
hebben dezelfde rechten binnen de relatie. Status is een asymmetrische relatie: de een is hoger en
heeft meer privileges binnen de relatie dan de ander.
De rangorde van opleggingen geeft aan dat de ene uiting een groter beslag op iemand legt – hem
minder vrijheid geeft – dan andere. Als je bijvoorbeeld als interviewer iemand twee minuten aan de
telefoon iets wilt vragen, vereist dat minder overtuigingskracht en beleefdheidsrituelen dan als je
een potentiële geïnterviewde twee uur wilt spreken.
Twee soorten beleefdheid
Er zijn twee soorten beleefdheid:
Positive politeness = solidariteitsbeleefdheid
Negative politeness = respectbeleefdheid
Positive politeness is een vorm die te maken heeft met sociale afstand: we proberen te markeren
hoe aardig we iemand vinden en hoe solidair we met iemand zijn. Dit is solidariteitsbeleefdheid. Met
deze vorm willen we onderstrepen wat we geen hebben met de ander.
Met negative politeness geven we vooral aan waarin we verschillen van de ander: we markeren het
verschil in rollen en status door de ander met meer of minde respect te behandelen. Dit is
respectbeleefdheid.
Beleefdheid is het gedrag dat erop gericht is om de relatie met een ander goed te houden en
conflicten te voorkomen. Beleefd zijn is eigenlijk: rekening houden met een ander en zorgen dat de
ander zich prettig voelt. Beleefdheid hoeft niet uit liefdadigheid voor te komen; het kan heel goed
eigenbelang zijn. We gaan er namelijk van uit dat een bepaald soort gedrag eenzelfde soort gedrag
uitlokt.
Rollen en relaties
Wat precies prettig is voor een ander, hangt af van de relatie die beid partijen met elkaar hebben,
met de rollen die ze beide innemen. Iedereen heeft meerdere rollen: je bent iemands kind, vriend,
leerling, klant, opdrachtgever, buurman etc. Bij elke rol hoort een ander face, een ander masker. Je
rol ten opzichte van de rol van een ander bepaalt de relatie die je met diegene hebt. En die relatie
kan vereisen dat je in je omgang meer respectbeleefdheid dan wel solidariteitsbeleefdheid hanteert.
Respectvol gedrag is gedrag dat inschat wat de ander prettig vindt of nodig heeft en daar
handelingen op afstemt.
Sociale afstand en status in interviewsituaties
Vanzelfsprekend zal een persoon die op een kleinere sociale afstand van je staat, geneigd zijn meer
over zichzelf of over een belangrijke zaak te vertellen dan iemand die je nauwelijks kent. En iemand
die veel lager in de sociale hiërarchie staat, zal zich eerder verplicht voelen je vragen oprecht te
beantwoorden, dan iemand wiens status vele malen hoger is dan de jouwe. Wanneer je onthullend
wilt interviewen, is het belangrijk om na te gaan wat jouw rol is en die van je gesprekspartner, hoe je
onderlinge relatie is en hoe je die dusdanig zou kunnen verbeteren dat er een goed gesprekschemie
ontstaat en de geïnterviewde geneigd is meer los te laten. Een goede gesprekschemie ontstaat
wanneer rolverschillen natuurlijk lijken weg te vallen. Probeer ook verschillen in status te
minimaliseren of in ieder geval niet onnodig te benadrukken.
, Door de sociale afstand en het statusverschil te verkleinen, ontstaat een zone waarin een goede
gesprekschemie kan ontstaan, waardoor de kans op onthullingen toeneemt.
3. Indirect taalgebruik
Verzachtingsmethodes
Hoe meer iemand respect afdwingt, hoe meer vrijheden we diegene honoreren. Dit komt zowel tot
uitdrukking in de inhoud van een boodschap als de vorm waarin we die gieten. Zo vragen we in onze
cultuur over het algemeen niet naar iemands politieke voorkeur, salaris, gezondheidsperikelen,
geloof of seksleven. Tenminste, zolang er een grote sociale afstand is of we te maken hebben met
iemand met meer status. Bovendien bekritiseren we een ander niet, we uiten geen klachten, doen
geen aanbiedingen of voorstellen als we er niet bij voorbaat erg zeker van zijn dat de ander ze zal
accepteren. Het afwijzen van een aanbod of voorstel is namelijk gezichsbedreigend, zowel voor
degene die afwijst als voor de afgewezene.
We proberen verzachtende methodes in ons gesprek toe te passen door indirecter te zijn.
Self disclosure
Verzachtingsmethodes hanteren we als we te maken hebben met mensen die op een grote sociale
afstand van ons staan of die en andere status hebben dan wij. We kunnen echter proberen deze
afstand en dit statusverschil te minimaliseren, waardoor we meer vrijheid voor onszelf creëren om
over taboeonderwerpen te praten. Hiervoor moeten we het vertrouwen van de ander winnen en dat
kan onder andere door middel van self disclore: door meer van onszelf te laten zien. We vertellen
bijv. over een ervaring uit ons eigen leven of geven onze opinie over een taboeonderwerp, in de
hoop dat de ander zal inhaken. Je moet echter zeer spaarzaam omgaan met self disclore, gezien het
gevaar bestaat dat je de ander te veel stuurt. Mensen zijn geneigd om dan sociaal wenselijke reacties
te geven.
4. Non-verbale communicatie
Alles wat te maken heeft met oogopslag, miniek, houding en afstand in de ruimte. Het is een heel
sterk middel om bedoelingen intenties mee over te dragen. Zo sterk zelfs, dat we meer waarde
hechten aan wat iemand non-verbaal over zijn intenties tegen ons ‘zegt’ dan verbaal. Non-verbale
communicatie moet dus verbale communicatie altijd ondersteunen en vooral niet tegenspreken,