1.6 KLINISCHE PSYCHOLOGIE
PROBLEEM 1: ANGST
LEERDOELEN
i. Wat is een fobie?
ii. Wat is het verschil tussen een normale angst en een fobie?
iii. Welke fobieën worden onderscheiden in de DSM-V? (criteria/klinische
opinie/epidemiologie)
iv. Wat veroorzaakt een fobie? Hoe ontwikkelt een fobie zich?
v. Hoe worden fobieën behandeld?
vi. Wat is exposure en hoe werkt het?
vii. Welke typen therapieën worden gebruikt om specifieke fobieën, sociale
fobieën en agorafobieën te behandelen?
LITERATUUR
Butcher: p. 162 – 188
Davey: p. 147 – 148
Artikel D-cycloserine augmentation of behavior therapy for anxiety and
obsessive compulsive disorders
Gaat niet over paniek disorder, generalized anxiety disorder, ocd, trauma, stress
disorders.
BUTCHER
Anxiety (ongerustheid) gaat over een algemeen gevoel van bezorgdheid over
mogelijke toekomstige gevaren en angst is een alarm reactie die plaats vindt.
Angststoornis heeft invloed op ongeveer 25% – 29% van de Amerikanen op enig
punt in hun leven. Meest voorkomende categorie voor vrouwen en de een na
meest voorkomende voor mannen. In een 12-maanden periode, heeft ongeveer
18% van de volwassen populatie last van maar liefst 1 angststoornis.
Vroeger werden angststoornissen gezien als klassieke neurotische stoornissen.
Mensen met een neurotische stoornis tonen onaangepast en zelf-vernietigend
gedra, maar ze zijn niet gevaarlijk of hebben geen besef van de realiteit meer.
Freud zei dat deze stoornissen voortkwamen uit een conflict tussen het ID en de
ego of superego.
Het verschil tussen angst en anxiety. Angst is een basis emotie die het fight-or-
flight instinct van het autonomische zenuwstelsel activeert. Dit is een bijna
onmiddelijke reactie op elke dreiging zoals een gevaarlijk roofdier op iemand met
een geladen pistool. Het zorgt ervoor dat we kunnen ontsnappen. Angst heeft
dus drie componenten:
, Cognitief – ik ben bang
Fysiologisch – verhoogde hartslag
Gedrag – sterke neiging om te vluchten
Bij anxiety gaat is het een mix van onaangename emoties en cognities die beide
meer naar de toekomst zijn gericht. Net als bij angst heeft het naast het
cognitieve, ook de fysiologische en gedragd component.
Cognitief – slecht humeur, zorgen maken
Fysiologisch – spanning, chronische overarousal. Er is geen activatie van
het fight-or-flight instinct, maar het lichaam maakt zich wel klaar voor het
fight-or-flight instinct mocht er gevaar komen.
Gedrag – situaties vermijden waar gevaar kan zijn. Er is geen direct gedrag
om te vluchten.
Milde anxiety kan helpen bij performance en leren, maar wanneer het chronisch
is verslechtert het juist de situatie.
Angst en anxiety kunnen allebei geconditioneerd worden. Dit is compleet
normaal en helpt ons om aan te passen op aankomende events.
Er zijn vijf categorieën van angststoorniseen:
Specifieke fobie
Sociale angst fobie
Paniekstoornis
Agorafobie
Algemene angststoornis
PTSD
OCD
Allemaal hebben ze iets van genetische kwetsbaarheid. Met name het
persoonlijkheidskenmerk neuroticism. In het brein vooral het limbische systeem,
delen van de cotex, en GABA, norepinpehrine en serotonine.
Specifieke fobie
Iemand heeft een specifieke fobie als hij of zij een sterke en consistente angst
toont door de aanwezigheid van een specifiek object of situatie. Wanneer ze te
maken krijgen met deze angst vertonen ze onmiddellijke angstreactie die vaak
lijkt op een paniekaanval. Ervaren ook angst wanneer ze de situatie misschien
tegen kunnen komen. Vermijden ook beelden van de angst.
Geen verschil man en vrouw. Meeste ontstaan in de jeugd.
Criterea voor specifieke fobie:
Duidelijke angst voor een specifiek object of situatie
Het object of de situatie zorgt vrijwel altijd voor een onmiddellijke angst
Het object of de situatie wordt actief vermeden of ervaren met intense
angst
De angst is uit proportie in verhouding met het gevaar door het specifieke
object of situatie
De angst of vermijding is aanhoudend, meestal voor 6 maanden of meer
, De angst of vermijding zorgt voor klinisch significante stress of onthouding
van sociaal, occupationaal of andere belangrijke delen van leven
De stoornis kan niet beter verklaard worden door de symptomen van een
andere psychische stoornis, waaronder angst en het vermijden van
situaties die verband houden met paniekachtige symptomen of andere
invaliderende symptomen; object of situaties gerelateerd aan obsessies;
herinneringen aan traumatische gebeurtenissen; scheiding van huis of
gehechtheid; of sociale situaties.
Er zijn vijf subtypes van specifieke fobieën volgens de DSM-5
Dieren – spinnen, slangen, honden, insecten en vogels.
Natuurlijke omgeving – stormen, hoogte, water
Bloed/injecties/verwondingen – zien van bloed, injectie krijgen, zien van
een persoon in een rolstoel. Gelijk m/v
Situatie – openbaar vervoer, tunnels, bruggen, liften, vliegen, rijden, dichte
ruimtes
Overig – stikken, kotsen, ruime fobie (bang om neer te vallen wanneer niet
in de buurt van muren)
De bloed-injectie-verwondingen fobie heeft unieke karakteristieken. Het vindt
plaats bij 3 tot 4 procent. Vertonen net zoveel afschuw als angst. In plaats van
dat ze een verhoogde hartslag krijgen, vertonen deze mensen een aanvankelijke
versnelling, gevolgd door een sterke daling in hartslag en bloeddruk. Vaak is dit
gepaard met misselijkheid, duizeligheid of flauwvallen. Kan komen vanuit een
evolutionair punt. Door flauw te vallen stopt de aanval wellicht en door de daling
in de bloeddruk is er een minimalisatie van bloedverlies. Deze fobie schijnt hoog
erfelijk te zijn.
Fobieën zijn meer voorkomend bij vrouwen dan bij mannen. Verschilt wel per
fobie. Wanneer ze beginnen verschilt ook.
Verschillende theorieën van oorzaak fobie (psychologisch)
Psychoanalytische theorie
Onderdrukkingen van het impuls van het ID. Het is te gevaarlijk om het
onderdrukte impuls te weten, waardoor de angst naar een extern object wordt
overgebracht.
Leertheorie
Klassieke conditionering. Bron van de fobie is traumatische ervaring. Er kan ook
sprake zijn van vicarious conditionering. Hierbij neem je als ware de emotie van
iemand anders over. Als je dus iemand observeert die heel angstig ergens op
reageert, kan jij de angst overnemen voor dat object. Kan ook via beeld -> rol
van media.
Er zijn individuele verschillen tussen mensen wat het verschil kan maken tussen
wel of niet ontwikkelen van een geconditioneerde fobie. VB als je heel lang goede
band hebt met honden en dan opeens wordt gebeten ontwikkel je waarschijnlijk
geen fobie. Dus als je zelf of iemand anders hebt gezien die geen angstige
ervaringen heeft geeft dat bescherming tegen een fobie.
, Inflation effect: een mild trauma kan uitlopen door een fobie wanneer er iets
anders traumatisch gebeurt wat er niks mee heeft te maken. VB iemand heeft
milde crash. Wordt fobie voor auto’s wanneer ze fysiek wordt misbruikt, ook al
waren daar geen auto’s aanwezig. Kan ook stress ervaren daarna waardoor het
een fobie wordt.
Dus een fobie ontwikkelen is niet simpel klassieke conditionering, maar er zijn
meerdere factoren die dit beïnvloeden.
Evolutie
Evolutie heeft er ook voor gezorgd dat we banger zijn voor bepaalde dingen. Dit
noemen we voorbereid leren. Dit vindt plaats omdat vroeger de mensen die
sneller bang waren voor dat soort situaties of dingen selectief voordeel hadden.
Pistolen waren toen bijvoorbeeld nog niet aanwezig, waardoor we er minder bang
voor zijn. Niet aangeboren.
Onderzoek met mensen. Sneller bang voor angstgerelateerde dingen zoals
spinnen en slangen dan voor niet-angst gerelateerde dingen zoals bloemen. Zelfs
wanneer onbewust afbeelding werd waargenomen werd de amygdala
geactiveerd in het brein wat de irrationaliteit van de angst kan veklaren. Het is
een onbewust proces.
Zelfs als je nog nooit te maken hebt gehad met bloemen of slangen, ben je
eerder bang voor de slang. Bewijs voor evolutie.
Biologische oorzaken
Hangt van persoonlijkheid etc. af of je sneller of niet een fobie ontwikkelt.
Bijvoorbeeld serotine transporter. Eeneiige tweelingen vaker dezelfde fobie ->
genetisch. Verschillende onderzoeken. Niet duidelijk wat het nou precies is. Ook
ervaring.
Behandeling
Beste behandeling voor specifieke fobieën is exposure therapy. Cliënt wordt
geplaatst in de situatie die ze het meest beangstigend vinden voor periodes lang
genoeg dat hun angst begint weg te vagen. Wat aanvullend kan zijn is participant
modeling (therapeut doet het voor) waarbij de therapeut helpt met manieren om
interactie te hebben met het object of de situatie waardoor de cliënt ziet dat het
toch niet zo gevaarlijk is. Bouwt langzaam op. Systematic dysentisation. VB voor
hoogtes eerst een verdieping, dan een hoge lift etc. en blijven in deze sessie net
zo lang tot gekalmeerd. Kan ook virtueel.
Voor sommige fobieën zoals kleine dieren, vliegen, kleine ruimtes en
bloed/verwondingen is een lange sessie (meestal tot 3 uur) het meest effectief.
Het helpt ook omdat mensen dan maar een keer hoeven te komen. Floding ->
werkt sneller op voorwaarde dat cliënt ermee instemt, kans is klein
Sociale fobie
Critirea
Duidelijke angst voor een of meer sociale situaties waarin het individu
geblootsteld is aan mogelijke beoordeling van anderen. Voorbeelden zijn