Wereldoriëntatie
Peters, Geowijzer
Hoofdstuk 2.6
Klimaatverandering, groep deskundigen voorspelt een verdere stijging van de temperatuur en
zeespiegel, door menselijke activiteiten.
Klimaatgeschiedenis:
Geologische schaal = veranderingen over vele miljoenen jaren op aarde
Historische schaal = mens is schaalniveau en gaat honderden tot duizenden jaren terug.
Krijt = warmste periode ooit, 144-165 miljoen jaar geleden. Pangea dreef uiteen jonge aardkorst
ontstond vulkanisme. Krijgt gaat abrupt in Tertiair over. Door klimaatverandering stierven
dinosaurussen en flora en fauna uit. Inslag meteoriet grote branden blokkeerde instraling zon
temperatuur daalde.
Laatste 2,5 miljoen jaar = afwisselen glacialen (ijstijden) met interglacialen (warmere periodes).
Zwerfstenen = grote brokken steen die door ijs mee werden gevoerd.
Stuwwallen = bevroren ondergrond werd door ijs opgestuwd.
Na laatste ijstijd werd het weer warmer.
Temperatuurschommelingen in Quartair door
variaties in baan aarde om zon en stand van aardas
variaties in hitte die zon uitstraalt
allerlei aardse oorzaken als veranderingen in zeestromen en vulkaanuitbarstingen
Middeleeuwen = net zo warm als nu. Eind 20 e eeuw aantal hitterecords.
Zeespiegelstijging = door warmere aarde
smelten landijs ijs opgeslagen in gletsjers alle gebergten en ijs op ijskappen/ Groenland (ijs
op Noordpool heeft geen invloed op zeespiegelstijging, want dat ligt niet op land, maar is één
grote ijsberg)
uitzetten van zeewater door verwarming
Natuurlijke veranderingen:
Vermindering Albedo
Albedo = hoeveelheid teruggekaatst zonlicht. Hoe minder zonlicht teruggekaatst wordt, hoe
meer zonnewarmte door de aarde geadsorbeerd wordt en hoe warmer het wordt. (Smelten
noord- en zuidpoolijs)
Curve van Milankovitch
Baan aarde om zon is niet altijd gelijk, omdat de aarde draait om haar eigen as en die as
wiebelt een beetje.
o Hoek aardas verandert elke 41000 jaar
o Helling aardas verandert
o Aardas schommelt
Zonneactiviteit
Sinds zonnevlekken (Galileo) wordt verband tussen aantal zonnevlekken en klimaat vermeld.
Elfjarige vlekkencyclus en langzame variatie van zo’n 80 jaar. (= Gleissbergcyclus) Lage
zonnevlekkenactiviteit is koudere jaren. Actieve zon produceert korte energie-explosies
waarbij geladen deeltjes vrijkomen komen in atmosfeer veroorzaken poollicht.
Vulkaanuitbarstingen
, Kunnen veel stof in atmosfeer brengen. Zonnestralen worden door die stofdeeltjes
teruggekaatst. Ze verdwijnen uiteindelijk, maar kunnen behoorlijke temperatuurinvloed
hebben.
El Nino (kerstkindje)
= water bij evenaar is warmer dan gemiddeld hoge- lagedrukgebieden liggen anders,
passaatwinden vallen weg en gebieden krijgen ander weer. Vissers Peru = warme,
voedselarme water mee voor kust Peru, maakt eind aan visseizoen. Eens in 3-7 jaar leidt El
Nino tot sterke verwarming oceaanwater hele atmosfeer wordt beïnvloed.
El Nino-jaar = 2x zoveel tropische orkanen dan anders.
Veranderingen in Golfstroom
Zeewater is in zomer verkoelend en in winter is nooit echt koud, door de warme Golfstroom.
Die stroom begint in Mexico en brengt warm water naar noordelijk deel Atlantische Oceaan,
daar is water vrij zout zinkt na afkoeling stroomt naar zuiden terug.
Onzekere factor in verklaren klimaatverandering
Menselijke veranderingen:
Broeikaseffect en versterkt broeikaseffect
Broeikasgassen = o.a. waterdamp en CO2. Door deze gassen wordt de warmte van de zon
vastgehouden. Zonder deze deken zou het op aarde zo’n 18 graden koeler zijn. Dit is
natuurlijk broeikaseffect. Door de verbranding van fossiele brandstoffen (door mens) wordt
dit effect versterkt. Door ontbossing wordt minder CO2 opgenomen dor planten en er komt
door verbranding van hout veel CO2 vrij. Door deze toename van gassen wordt de deken om
de aarde dikker, waardoor de temperatuur stijgt. De relatie CO2 en temperatuur is niet 1 op
1.
Gat in ozonlaag
Tussen 10-35 kilometer hoogte, beschermt aards leven tegen schadelijke uv-stralen. Door de
mens wordt de ozonlaag dunner. Als het hoog erg koud is, wordt ozon sneller afgebroken.
Aan het eind van de winter is het gat het grootst, boven de Zuidpool. Daar is het nu zo’n 10
graden lager dan 60 jaar geleden. Door de kou, wordt het gat versterkt en blijft het langer
bestaan. Ook boven Europa is een steeds dunnere ozonlaag. Hierdoor is er meer kans op
huidkanker.
Hoofdstuk 4.4 en 4.6
De rivier moest na de hoge waterstanden in 1993, 1995 ruimte krijgen.
Vanaf 11e eeuw werden dijken aangelegd en was er een waterstaatsbestuur. De bevolking en
welvaart groeiden door vergroting van veiligheid. Dijken werden steeds beter zomer- en
winterdijken met een uiterwaard ertussen.
Tegenwoordig treedt de rivier eens per jaar buiten haar oevers. Overstromingen ontstaan als er in
stroomgebied (watert af op rivier) van Maas veel neerslag valt.
1993 = december, veel mensen geëvacueerd. Vooral in uiterwaarden nieuwbouwwijken hadden veel
schade.
1995 = nauwelijks nieuwe maatregelen genomen meer schade, meer mensen geëvacueerd.
Deltaplan Grote Rivieren = uiterlijk eind 1996 klaar met ophogen en versterken van zakste kades en
dijken.
Deltawet Grote Rivieren aan urgente versterkingen kon begonnen worden.
Burgers moesten zich bewust worden van de waterproblematiek door campagnes. De overheid moet
het water beheersen en de kwaliteit waarborgen. Het waterbeleid moet rekening houden met de
klimaatverandering.
,Floodplains = overstromingsvlaktes van rivier veel in gebruik door infrastructuur en bebouwing,
waardoor de opslagcapaciteit is gedaald. Geen andere oplossingen traditionele oplossingen als
verbeteren dijken.
Toekomstig hoogwaterbeleid = nieuwe waterkennis, veiligheid, waterbeheer.
Flood Control 2015 technieken voor zwakke onderdelen in kust- en rivierverdediging
eerder en beter op te sporen. Alle Nederlandse waterkeringen moeten met elektronica
uitgerust worden om snel problemen te signaleren.
Bestaande wetten voor waterbeheer moeten door 1 Waterwet worden vervangen grond-
en oppervlaktewater regelen, waardoor gemeenten en provincies wateroverlast, -vervuiling
en -schaarste tegen kunnen gaan.
Building with Nature nieuwe kennis voor duurzame inrichting van delta-, rivier- en
kustgebieden. Hollandse kust en Zuidwestelijke Delta.
4.6
Wereldwijde waterproblemen hebben diverse oorzaken en oplossingen, maar zijn vaak te linken aan
armoede. Duurzame oplossingen vinden voor mondiale waterproblemen en daarna geld vinden voor
de uitvoering ervan moeilijk te realiseren.
De problemen =
Te veel water
Watersnoodrampen zorgen voor veel slachtoffers en schade, meer dan bij orkanen en
aardbevingen.
Oorzaken:
o Orkanen brengen veel regen mee, waardoor veel wegspoelt/ onder modderlaag
belandt.
o Waterafvoer is versneld door ontbossing. (Bomen houden water vast zijn er
minder water wordt sneller afgevoerd verhoogde slibafvoer deltakust
ontstaat, is vruchtbaar, maar ligt laag, dus vatbaar voor overstromingen.) Ook
verdichting van grond, kanalisering en verstening zorgen voor een versnelde
waterafvoer.
o Minder ruimte voor rivier.
o Klimaatveranderingen. Hoge temperatuur meer verdamping meer wolken en
neerslag.
Te weinig water
Er is veel zout water (97,5%) op aarde. Zoet water wordt door dieren en mensen gebruikt.
Omdat veel zoet water in de ijskappen ligt opgeslagen/ te diep zit om op te pompen, is
slechts 0,3% zoet water bruikbaar. Nederlanders gebruiken zo’n 119 liter water per dag. Door
waterbesparing en hergebruik neemt ons waterverbruik iets af. Toch wordt onder meer in de
industrie veel water gebruikt.
Waterschaarste/ droogte = wordt door bevolkingsgroei vergroot. Arme landen kunnen
moeilijk waterbesparende technieken gebruiken/ voedsel importeren.
Vervuild water
Steeds meer mensen met meer welvaart meer afval. Afval komt in water of wordt
gedumpt op plekken waar grondwater met giftige stoffen wordt vermengd.
Sanitatie = onder andere riolering, waterzuivering, schone productietechnieken.
Door verstedelijking concentreert de industriële en huishoudelijke vervuiling. Water komt
ongezuiverd in rivieren ziektes. Ook bestrijdingsmiddelen en kunstmest vervuilen het
water.
Verzilting = toename zoutgehalte, door slechte irrigatietechnieken, waarbij giftige stoffen
vrijkomen.
, Wereld Water Forum = sinds 1997, om de drie jaar, om ervoor te zorgen dat iedereen in 2025 over
genoeg schoon water beschikt. De 3 typen waterproblemen en 3 typen watercrises (drinkwater-,
irrigatiewatercrisis en wetlandscrisis (=verdwijnende natte ecosystemen))
Hoofdstuk 6
Demografie = wetenschap die zich met bestuderen van veranderingen in omvang, ruimtelijke
verdeling en samenstelling van bevolking bezighoudt.
Veranderingen hebben niet alleen biologische oorzaken. Ontwikkeling bevolking heeft invloed op de
inrichting van land.
Aantal mensen in een land wordt beïnvloed door sociale factoren (bijv. immigratie) en natuurlijke
factoren (bijv. sterfte).
- Geboorteoverschot
- Sterfteoverschot
Natuurlijke bevolkingsgroei = geboorte en sterfte samen.
Geboortecijfer = per 1000 inwoners per jaar, de hoogte is afhankelijk van emancipatie van vrouw,
ontkerkelijking en individualisering. Ook waarden en normen omtrent anticonceptie spelen een rol
bij de daling van geboortecijfers.
Sterftecijfer = per 1000 inwoners per jaar, hoogte wordt door medische en maatschappelijke
factoren en leeftijdsopbouw van bevolking beïnvloed.
Zuigelingensterfte = leeftijdsspecifiek, voor één jaar overlijden. In Nederland is dit cijfer gedaald, nu
minder dan 1 op 200, vroeger 1 op 8.
Migratie = woonplaatsverandering mensen.
- Binnenlandse migratie = binnen één land verhuizen
- Buitenlandse migratie = landgrens overschrijden
Emigratie = verlaten land.
Immigratie = binnenkomen land.
Sociale bevolkingsgroei = vertrekoverschot of vestigingsoverschot voor vertrek en vestiging.
Migratiesaldo = vertrek en vestiging bij elkaar opgeteld.
Demografisch transitiemodel = veranderingen van sterfte- en geboortecijfers in West-Europa. In vier
fasen wordt de overgang van hoge naar lage sterfte- en geboortecijfers getoond.
1. Beide hoog
Nauwelijks bevolkingsgroei, door slechte hygiëne.
2. Sterftecijfer daalt
Hygiëne is verbeterd. ook kwam er meer medische kennis. Mensen trouwden jong, er is een
hoog geboortecijfer.
3. Sterftecijfer daalt langzaam, geboortecijfer daalt sterk
Er is meer en beter voedsel en medische voorzieningen verbeteren. Verbod op kinderarbeid
zorgde ervoor dat het economisch minder aantrekkelijk was om kinderen te hebben.
4. Geboorte- en sterktecijfer in evenwicht
Regionaal zijn grote verschillen. Laag sterftecijfer door voedselvoorziening en goede
medische zorg.
6.2
Bevolkingsopbouw = verdeling bevolking op sociaal-culturele, sociaaleconomische of demografische
kenmerken.