Encyclopedie der rechtswetenschap hoorcollege
Week 1
Hans Kelsen.
Leven Hans Kelsen
Geboren op 11 oktober 1881, in Praag.
Professoraat in Wenen (1919 – 1930) en Keulen (1930 – 1933).
o 1933: Nazi-wetgeving, waardoor iedereen van Joodse afkomst van burgerlijke posten wordt
verwijderd; Kelsen wijkt uit naar Geneve, Zwitserland.
o 1940: Kelsen wijkt uit naar Amerika.
Overleden op 19 april 1973.
Werken (boeken van Hans Kelsen)
o Reine Rechtslehre. Einleitung in die rechtswissenschaftliche Problematik (1934).
o Reine Rechtslehre (2e druk, volledig herzien en uitgebreide uitgave, 1960).
o General Theory of Law and State (1945).
o General Theory of Norms (1979).
Wat is recht?
Wat is eigenlijk recht?
Niet = wat is strafrecht of burgerlijk recht?
Ook niet = wat is Nederlands recht?
o Maar = wat is, in het algemeen, recht?
Een rechtsfilosofische vraag!
Een goed begin is: de Zuivere rechtsleer (Reine Rechtslehre) van de Oostenrijker Hans Kelsen.
Een goed begin, omdat het vermoedelijk aansluit bij wat wij al denken over recht.
Zuivere rechtsleer
Een theorie over positief recht (wat is positief recht?).
Doel = kennis verkrijgen over wat recht is.
o Niet: kennis verkrijger over wat goed recht is.
Zuivere rechtsleer (Reine Rechtslehre),
Omdat de theorie alleen het recht wil leren kennen en de kennis van het recht wil zuiveren.
o Van kennis van de feitelijke werkelijkheid;
o Van kennis van de moraal.
Recht en natuur
Kun je recht observeren?
o Je kunt kijken naar het parlement of naar een rechter luisteren.
Observeren tegenover duiden.
Een rechtsnorm geeft objectieve kennis aan wat er gebeurt (“Hier wordt een wet aangenomen”;
“Met het opsluiten van deze persoon wordt het vonnis uitgevoerd”; “Het opsluiten van deze
persoon is strafbaar”, etc.).
Rechtsnormen staan tegenover de natuurlijke werkelijkheid en geven aan welk mogelijk menselijk
gedrag toegestaan, verboden, geboden is.
Rechtsgeleerdheid is kennis van dit stelsel van rechtsnormen dat mogelijk gedrag juridische
betekenis geeft (normeert).
Rechtssociologie daarentegen bestudeert de natuurlijke werkelijkheid en vraagt naar de oorzaken van
bepaald gedrag of de gevolgen van bepaald gedrag (causaliteit).
Er zijn ook morele normen.
De taak van de Zuivere rechtsleer is ook om kennis van het recht te zuiveren van kennis van de
moraal.
Positief recht kan natuurlijk overeenstemmen met de moraal, maar dat is niet noodzakelijk het geval.
o Wat moraal of rechtvaardigheid is, is niet objectief vast te stellen; positief recht zou niet eens
nodig zijn als dat wel zo was!
,Wanneer is een norm een rechtsnorm (en GEEN morele norm), volgens Kelsen?
o Als de geldigheid ervan gegeven is door een hogere (bevoegdheids-)norm (objectieve
betekenis).
o De rechtsnorm valt binnen één rechtsorde; de geldigheid van alle normen is uiteindelijk te
herleiden tot één norm (‘Grundnorm’).
De rechtsorde
Wet;
Grondwet;
Voorafgaande Grondwet;
…;
Eerste Grondwet;
De aanname dat de wilsuiting van de makers van de eerste Grondwet een rechtsnorm is (deze
aanname = grondnorm).
Waarom luidt onze grondnorm nu zo en niet anders?
o Vanwege de rechtsorde die we gebruiken en de bijbehorende grondnorm die we daarbij
veronderstellen / aannemen.
o Rechtsorde en grondnorm veranderen bijvoorbeeld na een geslaagde revolutie.
Overweging
Wat vinden we van het doel van Kelsen om een zuivere rechtsleer te ontwikkelen?
Is dat doel voor de hand liggend? Nodig?
Bereikbaar? (Kan het recht volledig los van moraal worden gezien?)
Aantrekkelijk? (Zijn we niet ook geïnteresseerd in wat goed recht is?)
Gustav Radbruch.
Geboren te Lübeck, Duitsland, op 21 november 1878.
o Academische carrière in de rechtswetenschappen (Heidelberg en Königsberg), onderbroken door
de Eerste Wereldoorlog (hij moet in het leger als soldaat).
o Lid van de Sociaaldemocratische partij en later Reichsminister (1921), ontwerpt een nieuw
Wetboek van Strafrecht.
o Ontslagen als hoogleraar in 1933 (Nazi’s komen aan de macht);
Terug in 1945.
Radbruch overlijdt in 1949.
Werken van Radbruch
o Einführung in die Rechtswissenschaft (1910);
o Rechtsphilosophie (1914);
o Fünf Minuten Rechtsphilosophie (1945);
o Gesetzliches Unrecht und übergesetzliches Recht (1946).
Rechtsfilosofie van Radbruch
Werkelijkheid en waarde.
o De natuurwetenschap is bewust waardenblind (“wertblind”).
o De filosofie (inclusief rechtsfilosofie) reflecteert op het waarderen (“bewertend”).
o De rechtswetenschap is waarde-gerelateerd (“wertbeziehend”).
Recht is: de werkelijkheid die bedoel is het rechtsidee te dienen.
, Rechtvaardigheid
Het idee van het recht is: rechtvaardigheid (“die Gerechtigkeit”).
Het gaat hier niet om rechtvaardigheid als karaktereigenschap, maar als samenlevingsordening.
Rechtvaardigheid is gelijk (Radbruch haalt Aristoteles aan):
1. Vergelende rechtvaardigheid.
2. Verdelende rechtvaardigheid.
Het idee van recht is formele rechtvaardigheid:
Formele rechtvaardigheid zegt dat gelijke gevallen gelijk behandeld behoren te worden; niet
wat gelijke gevallen zijn.
Doelgerichtheid
Om het recht nader uit te werken, moet rechtvaardigheid worden gekoppeld aan doelmachtigheid
(“Zweckmäigkeit”).
Verschillende mogelijkheden:
Individuele waarden: vrijheid, liberalisme.
Collectieve waarden: natie, nationalisme.
Culturele waarden: cultuur, conservatisme.
Relativisme.
Rechtszekerheid
“Wenn nicht festgestellt werden kann, was gerecht ist, so mu festgesetzt werden, was rechtens sein
soll und zwar von einer Stelle, die, was sie festsetzt, auch durchzusetzen in der Lage ist”.
Rechtszekerheid (“Rechtssichterheit”) is van belang voor orde en vrede.
De 3 waarden
1. Rechtvaardigheid;
2. Doelgerichtheid;
3. Rechtszekerheid.
Het hangt van de partijpolitiek af hoe rechtvaardigheid, doelgerichtheid en rechtszekerheid onderling
gerangschikt moeten worden.
Relativisme.
Extreme gevallen:
o Politiestaat (doelgerichtheid);
o Natuurrechtsleer (rechtvaardigheid);
o Rechtspositivisme (rechtszekerheid).
Geldigheid (in Rechtsphilosophie)
De rechtswetenschap is gevangen in het rechtssysteem waarbij zij hoort:
o De gelding van een norm wordt bepaald door een hogere norm;
o De gelding van de hoogste norm kan de rechtswetenschap niet vaststellen;
Rechtssociologie: erkenning door rechtssubjecten;
Rechtsfilosofie: wat rechtssubjecten behoren te erkennen; maar hier: RELATIVISME.
Recht en rechtswetenschap: rechtszekerheid leidend.
Rechtsfilosofie: beschouwend (3 waarden).
Geldigheid (Gesetzliches Unrecht…)
Dit was Radbruchs antwoord in zijn Rechtsphilosophie (1914, 1932).
In Gezetsliches Unrecht und übergesetzliches Recht (1946) vallen 2 punten van verschil met de
Rechtsphilosophie op:
1. Rechtvaardigheid, gelijkheid, wordt nu ingevuld met mensenrechten.
2. De verhouding tussen de 3 waarden wordt nu ingevuld; niet langer partijpolitiek maar
rechtsfilosofie (het relativisme wordt nogmaals ingeperkt).
Dit moet nu allemaal worden meegenomen in de beantwoording van de vraag of een norm geldt.
Overweging
Radbruchs rechtsleer van vóór WOII is beschouwend: wat volgens hem past bij de rechtsfilosofie.
o Het analyseert dat de “politiestaat”, het natuurrecht en het rechtspositivisme heel beperkt zijn
in hun focus op één waarde.
o Na Radbruchs ervaring met het bewind van Hitler wordt de beschouwende positie verlaten in
het artikel GUüR en wordt een gematigd natuurrechtelijk standpunt ingenomen.
Wat is de rol van de rechtsfilosoof in de samenleving (in tijden van onrecht)?