DNA (desoxyribonucleïnezuur) bevat de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een
levende cel.
Genoom: het geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme.
- Bij eukaryoten: al het kernDNA en het DNA in celorganellen (DNA in mitochondriën,
mtDNA en DNA in bladgroenkorrels).
- Bij prokaryoten: al het DNA dat los in het cytoplasma van de cel voorkomt: een
circulaire DNA-streng en plasmide(n), kort stukje cirkelvormig DNA.
DNA is een nucleïnezuur en is opgebouwd uit nucleotiden.
- Een nucleotide bestaat uit desoxyribose, een fosfaatgroep en een stikstofbase.
- In DNA komen vier stikstofbasen voor: adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en
thymine (T).
Een DNA-molecuul bestaat uit twee nucleotideketens, die in een dubbele spiraal (helix) om
elkaar heen gewonden liggen.
- In zo’n keten wisselen monosachariden en fosfaatgroepen elkaar af. De stikstofbasen
steken er aan de zijkant uit.
- De stikstofbasen vormen vaste paren: A en T verbinden altijd met elkaar en C en G.
Bij eukaryoten bestaat een chromosoom uit een lang dubbelstrengs DNA-molecuul dat rond
eiwitten is gewikkeld.
Sequentie: de volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt.
Coderend DNA (1,5%): een deel van een DNA- molecuul (een gen) dat de code (DNA-
sequentie) bevat waarmee ribosomen een of meer eiwitten kunnen synthetiseren.
Niet-coderend DNA (98,5%): grote delen van het DNA die niet coderen voor eiwitten. Een
deel daarvan
- Codeert voor andere moleculen die een regulerende functie hebben bij de synthese
van eiwitten;
- Bestaat uit repetitief DNA herhalingen van nucleotidesequenties;
- Bestaat uit genen die hun functie hebben verloren.
Basisstof 2: DNA-replicatie.
DNA-replicatie vindt plaats in de S-fase van de celcyclus.
- DNA-replicatie begint met het verbreken van de verbindingen tussen de basenparen.
- DNA-polymerase verbindt vrije nucleotiden aan de vrijgekomen stikstofbasen van
een enkelvoudige nucleotideketen.
- Aan elke originele nucleotideketen ontstaat een nieuwe nucleotideketen.
- Na DNA-replicatie bestaat een chromosoom uit twee chromatiden die vastzitten met
een centromeer.
Telomeren: niet coderend, repetitief DNA aan de uiteinden van een DNA-molecuul dat is
ingekapseld in beschermende eiwitten en moet voorkomen dat de genen in het DNA worden
beschadigd. Bij elke celdeling wordt een telomeer korter.
- Bij de mens kan een cel zich na ongeveer 50 celdelingen niet meer delen en
ondergaat dan celdood.
- De levensduur van de cellen van een organisme hangt af van de lengte van de
telomeren en de snelheid waarmee ze korter worden.
Sequensen: het bepalen van de nucleotidevolgorde van DNA.
, Biologie Havo 5
Thema 2: DNA
- De variatie in de DNA-sequenties bij organismen van een soort kan onder andere
informatie geven over de afkomst en het risico op bepaalde lichamelijke of
geestelijke ziekten.
- Door DNA-sequenties van verschillende soorten te vergelijken, kan de evolutionaire
verwantschap van soorten worden bepaald.
Basisstof 3: Eiwitsynthese.
Transcriptie: langs een deel van een nucleotideketen van een DNA-molecuul (een gen) wordt
een RNA-molecuul gevormd.
- Dit gebeurt op plaatsen in het DNA-molecuul waar genen aan staan.
RNA (ribonucleïnezuur) verschilt van DNA:
- Het bestaat uit een enkele streng nucleotiden.
- RNA bevat ribose in plaats van desoxyribose bij DNA.
- RNA bevat de stikstofbase uracil (U) in plaats van thymine (T) bij DNA.
- RNA wordt gevormd langs een keten van een DNA-molecuul.
Bij eukaryoten verlaat het RNA via de kernporiën de kern en komt zo bij de ribosomen in het
cytoplasma.
- RNA brengt de code van een gen over naar de ribosomen in het cytoplasma.
Translatie: de vertaling van de nucleotidevolgorden in RNA naar de aminozuurvolgorde van
een eiwit door ribosomen volgens de genetische code.
- Een codon bestaat uit drie opeenvolgende nucleotiden.
- Er zijn 64 verschillende codons, waaronder een startcodon (AUG), 61 codons
coderen voor de aminozuren en 3 codons geven het einde van de eiwitsynthese aan
(de stopcondons).
Er kunnen meerdere ribosomen tegelijkertijd een RNA-molecuul aflezen.
Eiwitten die in ribosomen zijn ontstaan, worden verder bewerkt.
- De functie van eiwitten wordt bepaald door de aminozuurvolgorde en door de
ruimtelijke structuur.
- Bewerking kan in het cytoplasma, het endoplasmatisch reticulum of het
golgisysteem plaatsvinden.
- Sommige eiwitten worden pas functioneel als ze buiten de cel zijn afgescheiden.
Afbeelding 1: schematisch overzicht van eiwitsynthese.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper SophiaV. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.