IA “infectie en afweer”
Hoorcollege 1 Inleiding
Agentia: goede en slechte (pathogenia)
Prionen: eiwitten die verkeerd gevouwen zijn en goed gevouwen eiwitten ook
verkeerde vouwing kunnen geven; geven gaten in hersenen
Virussen
Bacteriën
Schimmels
Parasieten
Hebben invloed op ons afweersysteem, deze is in balans met alle bovengenoemde
pathogenen
Bacteriologie, virologie, parasitologie en mycologie <-> immunologie (hebben invloed op
elkaar)
Zoönotisch agens: infectieus agens dat overgaat van dier naar mens en in de mens ziekte
(zoönose) kan veroorzaken
Afweer
Diverse typen afweer:
- Innate immunity: trilhaartjes, Toll-like receptoren op vele lichaamscellen
- Adaptieve immuunsysteem: zelf lerende; geheugencellen, T-cellen
antilichamen en killer cellen
Evenwicht; als er geen evenwicht is, krijg je reuma, sporiasis
Goed en kwaad (herkenning): cellen worden herkend door T-cellen, als de cel
geïnfecteerd is door een virus of infectie cytotoxische T-cel herkend en zet het
immuunsysteem aan het werk en gaan het opruimen, geldt ook voor kankercellen
Soorten infectieuze agentia
Prionen
Virussen (zichtbaar maken met EM)
Bacteriën – prokaryoten (te zien met LM)
Schimmels
Parasieten
- Protozoa
- Helminthen (zichtbaar met blote oog)
- Ectoparasieten
Bacteriofagen: virussen die alleen bacteriën kunnen infecteren
Aard van verschillende agentia
Prionen: geen levende organismen
Virussen: geen levende organismen
Je hebt echt een gastheercel nodig om te vermenigvuldigen
Bacteriën: prokaryoten (zijn kleiner dan eukaryoten)
, Schimmels: eukaryoten (bevatten allerlei organellen)
Parasieten: eukaryoten
Prokaryoten: eencellig, kleiner dan 5 micrometer, geen membraangebonden organellen, 70S
ribosomen, DNA is circulair en haploïd, replicatie door deling
Eukaryoten: vaak meercellig, 10 micrometer, membraangebonden celorganellen, 80S
ribosomen, DNA in chromosomen, kernmembraan aanwezig, replicatie door mitose
Symbiose
Commensalisme: 1 profiteert, ander ondervindt geen nadeel
- Bescherming en voedsel
- Geen schade aan de gastheer
Mutualisme: beide profiteren
- Beide organismen hebben voordeel
- Geen schade aan de gastheer
- Ideale omstandigheden om te groeien voor darmbacteriën, wij kunnen hierdoor
beter voedsel verteren en krijgen vitaminen
Parasitisme: 1 lijdt, 1 profiteert
- Alleen parasiet heeft een voordeel
- (Ernstige) schade aan de gastheer
Route van transmissie infectieuze agentia
Oraal: besmet voedsel of water (salmonella)
Direct (huid) contact
- Iedereen draagt bepaalde schimmels bij, als dit in een wondje komt besmet
Aerosolen (luchtwegen)
- Virussen als corona
Directe inoculatie (injectie, trauma, bijten/steken)
- Mug prikt, draagt ziektes bij (malaria) en door het afgeven in het bloed besmet
Transplacentaal
Postulaten van Koch
Het micro-organisme moet aanwezig zijn in elk geval van de ziekte en niet in het
gezonde dier
Het verdachte micro-organisme moet kunnen worden geïsoleerd en gegroeid als een
reincultuur
Inoculatie van het geïsoleerde micro-organisme in een gezonde gastheer geeft
dezelfde ziekte
Hetzelfde micro-organisme moet opnieuw uit de experimenteel geïnfecteerde
gastheer kunnen worden geïsoleerd in een reincultuur
Evasie; hoe overleef ik als infectieus agens?
Zo weinig mogelijk afweer opwekken
- Via andere routes of intracellulair gaan zitten
De effecten van de afweer ontwijken
- Bijvoorbeeld antigene variatie: zo modificeren om niet meer herkend te worden
door het immuunsysteem van de gastheer
De afweer van de gastheer onderdrukken
, Snelle vermeerdering
- Heel snel verspreiden, buurcellen infecteren meer kans om de aanval te
overleven
Overleven in individuen met verminderde afweer (YOPIs)
- YOPI: young, old, pregnant and immunodeficient
Complement systeem: groep eiwitten die geactiveerd worden door het aangeboren
afweersysteem om fagocyten te sturen naar plaats van infectie antistoffen helpen
antigenen te vernietigen
Gezond, zieke en infectieuze agentia
Aanwezigheid agens = ziekte?
- Dragerschap
Wat zonder infectieuze agentia?
- Vertering
- Kolonisatie resistentie
- Afweer (immuunsysteem kan onderscheid maken tussen goede en slechte
agentia)
Waarom en hoe ziek?
- Pathogenese
Infecties (ziekte) voorkomen of behandelen
- Insleep voorkomen (hygiëne, beweiding) – geen Brucella, runder tbc
- Vaccinatie
- Therapie (antibiotica, antimyotica, anthelmintica, antivirale middelen) hoe
werken de middelen? Hoe kun je het beste behandelen?
Hoorcollege 2 Virusstructuur en vermeerdering
Emerging viral infections: virussen zijn bij de mens van dierlijke oorsprong en andersom
one health
Seriële passage: na het inoculeren van een vloeistof (met een virus) in een volgende
gastheer die wordt geïnfecteerd wordt weer doorgegeven door inoculatie in de
volgende enzo (verdunnen)
Reguliere virussen zijn tussen de 10-400 nm (niet te zien met LM, wel met EM). Er is een
grote diversiteit in grootte van virusdeeltjes
Elektronenmicroscoop
Negatieve kleuring negatief contrast
Resolutie 50-75 A
Generale morfologie
Morfologische units
Virosfeer
Infecteren members van alle levensvormen
Variëteit in replicatie strategieën 10^31 partikels in de biosfeer
Virus
, Parasieten die enkel intracellulair kunnen leven (kunnen zich hier alleen laten
repliceren)
Kleine infectieuze agens met acellulaire organisatie
Reproduceren alleen in levende cellen (worden gereproduceerd, ze delen niet)
Ze hebben 1 type nucleïnezuur, of RNA of DNA, beschermd door een proteïne laag
Virion: viruspartikel
Virussen komen in alle vormen en soorten. Er zijn verschillen (bolletjes, langgerekt),
maar als je in gaat zoomen zijn er veel overeenkomsten in structuur
Three-part general strategy
Alle virussen verpakken hun genoom in een partikel. Deze zorgt voor transmissie van
gastheer naar gastheer
Het virale genoom heeft informatie voor aanzetten en completeren van een
infectieuze cyclus in een gastheercel
Alle virussen kunnen zich handhaven in een gastheerpopulatie, hierdoor kunnen ze
overleven
Virion functies
Verpakken en beschermen nucleïnezuur
Transport nucleïnezuur van cel naar cel
Zorgt voor specificiteit voor verbinden
Sommige virussen zijn naakt (RNA, DNA met de bijbehorende eiwitten) (capside),
andere zijn verpakt (met een nucleus envelop) (nucleocapside)
Nucleocapside is een genoom met eiwitten, kan dus met of zonder envelop eromheen
Virusvormen
Standaard
- Helicale structuur (tabaks mozaïek virus)
- Icosahedraal structuur (20 triangulaire zijden, specifieke symmetrie, bevat 2-fold,
3-fold en 5-fold assen van rotationele symmetrie, meest efficiënt van alle
mogelijke oplossingen van subunits in een gesloten schaal )
Complexe structuur
- Pokkenvirus
- HIV
Virus classificatie
Gastheer (plant, dier, bacterie)
Morfologie (naakt of in envelop, sferisch of filamenteus, nucleocapside (helicaal of
icosahedraal)
Genoom (DNA of RNA, enkel of dubbelstrengs, lineair of circulair
-
Baltimore classificatie
mRNA centraal stellen
Ging ervanuit dan virus hun genen tot expressie moeten laten brengen; hiervoor
moet je mRNA maken uitgaan van het genoom van het virus, hierdoor kun je
classificeren: RNA virus, DNA virus, DNA via RNA virus