Artikelen – Moderne
Geschiedenis
Blanning - ‘Introduction: the end of the old regime’ –
blz. 1-9
Europa is in de loop van de 19e eeuw het snelst en ingrijpendst veranderd. Het meest fundamenteel
was dat de bevolking meer dan verdubbelde. Daarnaast groeide de economie enorm en speelde een
communicatierevolutie een belangrijke rol in de 19 e eeuw. Door het ontstaan van de trein kon men
sneller en verder reizen dan ooit tevoren. Bovendien kon men door de telefoon veel sneller en
verder informatie doorgeven. Door het ontstaan van drukpersen konden kranten worden gedrukt die
betaalbaar waren voor de arbeidersklasse, waardoor het analfabetisme steeds meer verdween.
De 19e eeuw was ook een hele vreedzame eeuw, want er vonden respectievelijk weinig oorlogen
plaats. Daarnaast bleken de Europeanen begunstigd te zijn door Napoleon in 1805, want door zijn
overwinningen in Europa moest er een nieuwe basis worden gelegd voor de internationale
betrekkingen. De internationale politiek van de 19 e eeuw was na Napoleon gericht op overleg en
politiek evenwicht. Echter, de vrede in Europa was minder positief voor de expansie in het
buitenland. De energie die Europese landen bespaarden door de vrede in eigen land besteden ze
voortaan uit aan de verovering van de wereld. Daarnaast was het machtsevenwicht tussen Europa en
de rest van de wereld aan het veranderen. Zo leed Rusland in 1904-1905 een nederlaag tegen Japan.
Daarnaast vond er ook een machtsverschuiving plaats in Europa zelf, want Pruisen en zijn Duitse
bondgenoten wisten in 1870 een einde te maken aan het keizerrijk van Napoleon III.
In de 19e eeuw waren de meeste Europeanen afhankelijk van de landbouw. Hierdoor duurde het lang
voordat politieke regelingen de economische achterstanden inhaalden, want de landeigenaren
bleven invloed uitoefenen die niet in verhouding stond tot hun economische bijdrage. Landeigenaren
hadden zichzelf geholpen door politieke partijen op te richten om hun eigen belangen te
beschermen. Hoewel men in die tijd vooral bang was voor de steden (en hun gevaarlijke klassen) was
het op het platteland veel gevaarlijk. De armen in steden werden relatief snel geassimileerd door
sociale en culturele instellingen, terwijl de boeren bleken veel moeilijker te controleren. Hoewel de
revoluties in 1848 in de steden veel aandacht trokken, waren deze revoluties ook op het platteland
gericht.
De ‘lange 19e-eeuw’ eindige met de uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog en de Russische
Revolutie. Toch werd deze lange eeuw gekenmerkt door internationale vrede en de voortdurende
dominantie van het landbelang. Daarnaast waren de kerken na Napoleon moderner geworden en
meer gericht op de sociale samenstelling in plaats van de aristocratische samenstelling. Bovendien
werd de kerk uitgedaagd door de opleving van de wetenschap. Daarnaast ging de kerk een steeds
minder belangrijke rol spelen in de politiek. Toch werd de kerk wel drukker bezocht door mensen in
de 19e eeuw.
Daarnaast kwam in de 19-eeuw de ‘sociale kwestie’ op, waarover hevig gedebatteerd zou worden.
Door de groeiende armoede en de groeiende ongelijkheid kwam er een drang naar radicale sociale
verandering die was aangemoedigd door de publieke opinie. De regeringen reageerden door
wetgeving om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en andere maatregelen die leidde tot een
fundamentele verschuiving in de sociale macht.
1
,De Europeanen namen verschillende routes en verschillende snelheden om de liberale constitutie in
het land te vestigen. Hun vooruitgang werd versneld door de noodzaak aan te passen aan de sociale
en economische verandering, met name de demografische, stedelijke en industriële expansie.
Volgens Niall Ferguson was de 19e eeuw een keerpunt in de Europese economische geschiedenis.
Samen met de communicatierevolutie leidde tot de toename van de productiviteit tot een
uitbreiding van het staatsapparaat. De industrialisatie ging gepaard met de bureaucratisering.
Rond 1900 werd Groot-Brittannië door Duitsland uitgedaagd in economisch leiderschap, want de
nieuwe hoogtechnologische industrieën, zoals chemie en elektronica, bleven de Duitsers veel
bedrevener in het exploiteren van wetenschappelijke ontdekkingen op de markt. Echter, Duitsland
ontbrak zelfvertrouwen door hun ongunstige geografie en een vertraagde natievorming, waardoor ze
een laatkomer waren in de strijd om overzeese koloniën. De Europese landen liepen tegen
verschillende punten aan: de intensiteit van de concurrentie omgekeerd evenredig toenam met het
resterende grondgebied, regeringen kozen steeds vaker de confrontatie in plaats van machtsdeling,
elke activiteit van een andere mogendheid op tot dan toe onopgeëist gebied werd als een bedreiging
gezien en de noodzaak om een wereldpolitiek ("Weltpolitik") te voeren, ging het denken over
internationale politiek domineren.
Naarmate de grote mogendheden niet langer streefden naar evenwicht in Europa, maar een
imperialistische wereldpolitiek nastreefden, werd het sluiten van compromissen moeilijken en
werden kleine incidenten gevaarlijker. Gedurende de hele negentiende eeuw was de vrede bewaard
gebleven door een gedeelde politieke cultuur die was gebaseerd op wederzijdse zekerheden en
terughoudendheid. Toen deze cultuur werd losgelaten in het streven naar een wereldpolitiek,
keerden de dreiging van een algemene oorlog terug.
De langen 19e eeuw begint in 1789 aan het begin van de Franse Revolutie en eindigt in 1914 aan het
begin van de Eerste Wereldoorlog.
2
,O’Gorman – The Long Eighteenth Century – blz. X-XII
De Whig historici schilderen de lange achttiende eeuw af als een periode van onverdeeld succes.
Volgens hun interpretatie was het in deze periode dat Groot-Brittannië zich op zijn kenmerkende en
unieke zoektocht begaf. Groot-Brittannië combineerde namelijk de gestage constitutionele
vooruitgang met een ongeëvenaarde religieuze tolerantie en een ongeëvenaarde mate van vrijheid
van gedachte en meningsuiting. Op deze veilige fundamenten moest Groot-Brittannië zijn economie
uitbreiden, een ‘industriële revolutie’ ondernemen en een wereldrijk verwerven. Deze patriottische
eenvoud bleef overheersen tot in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Sociaal historicus Asa Briggs behandelde de laatste 50 jaar van de lange achttiende eeuw als een deel
van een periode van verbetering waarin de groei van steden, de ontwikkeling van
hervormingsbewegingen, de opmars van de industrie en de vraag naar democratie de basisthema’s
vormden van een verhaal van gestage vooruitgang. Daarentegen benadrukte Sir Lewis Namier het
belang van materiële en praktische invloeden op de politiek in het verleden. De ‘Namieritische’
geschiedenis benadrukte de rol van de individuen op het aristocratische politieke toneel, maar
minimaliseerde het belang van ideeën en van beginselen bij bepalen van gedrag. Namier heeft de
politieke geschiedenis van de achttiende eeuw op een solide wetenschappelijke basis geplaatst.
Volgens Namier was er geen sprake van een gestage afname van de koninklijke macht gedurende de
achttiende eeuw. Geen ander werk heeft een bredere kijk op de 18 e-eeuwse samenleving. Met
minder aandacht voor de hoge politiek en meer kwesties in de sociale geschiedenis (klasse, sekse en
populaire cultuur).
Sinds midden jarig 80 heeft een ‘revisionistische’ school van schrijvers de betekenis van religie in de
18e-eeuwse geschiedenis hersteld met het argument dat politiek minder door economische dan door
dynastieke overwegingen werd bepaald. Zij hebben de oude Whig en nieuwe interpretaties
vervangen door een veel traditionele visie op de sociale en politieke orde. De kracht van Groot-
Brittannië lag volgens deze interpretatie niet zozeer in zijn nieuwe ondernemingsactiviteiten als wel
in de elementen van stabiliteit en continuïteit. Die werden ontleend aan zijn status als samenleving
van het ancien régime, de monarchie, de kerk en de aristocratie. De meeste historici bestuderen
voortaan de achttiende eeuw in zijn eigen termen, en niet langer als voorbereiding op de heel andere
stedelijke en democratische massamaatschappij die laat 19 e eeuw tot stand kwam.
Niet-revisionistische historici John Brewer heeft over Groot-Brittannië geschreven als een fiscale
militaire staat in de 18e eeuw wat in veel opzichten vergelijkbaar was met de militaire monarchieën
op het continent ver verwijderd van de liberale staat van de Whig-historici. Waar het vroeger
mogelijk was revoluties te zien, zien zij nu slechts een gestage evolutie. Waar zij eens de oorsprong
hadden gezien van de liberale staat van de 19 e eeuw, zien zij nu slechts een hiërarchische
maatschappij die stevig gebaseerd is op geboorte, rang en bezit.
Historici delen het verleden op in perioden die hen goed uitkomen en die een geschikte context
bieden voor hun onderzoek. Dergelijke periodisering zijn niet altijd gemakkelijk te rechtvaardigen op
brede gronden. Het pleiten voor een ‘lange’ 18 e eeuw tussen 1688-1832 is echter historisch zeer
zinvol. Het belang van de Glorious Revolution kan worden overdreven, en men kan in de val lopen
door te veronderstellen dat in 1688 een heel nieuw tijdperk werd geopend. Toch was de Glorious
Revolution op vele terreinen van het leven in de geschiedenis van Groot-Brittannië een keerpunt. In
de achttiende eeuw vonden de politieke structuren en religieuze orde hun oorsprong in 1688. Deze
periodisering begint met de omverwerping van de Stuarts monarchie in 1688-1689 en eindigt met de
hervormingswet van 1832. Toen de politieke, religieuze en sociale structuren ondergingen door een
snelle en beslissende verandering.
3
, De belangrijkste elementen van deze periode is het streven naar politieke centralisatie, het zoeken
naar een harmonieuze relatie tussen koning en parlement, de verdediging van het protestantse rijk
tegen de machten en de expansie van de industrie, handel en imperium. Toch blijft het moeilijk om
het karakter van de lange achttiende eeuw in al zijn complexiteit te doorgronden. Sommige
kenmerken ervan (de groei van steden, de roep om politieke, sociale en humanitaire hervormingen
en de instelling van een parlementaire regering) komen bekend voor, omdat zij vooruitlopen op de
belangstelling van latere generaties. Daarentegen komen andere kenmerken (enorme ongelijkheden
in rijkdom, de veeleisende formaliteit in de omgangsvormen, de armoede van de massa's en de
vreselijke behandeling van kinderen) minder bekend voor en is zelfs verdwenen in de samenleving.
4