Kennistoets
Kenmerken van participatief actieonderzoek, ander onderzoek en onderzoeksparadigma’s
10 kenmerken van participatief actieonderzoek (PAO):
1. Participatief actieonderzoek is gericht op praktische problemen, vragen of wensen
—> Het onderzoek is gericht op het verkrijgen van praktische kennis om daarmee individueel of collectief
handelen en/of de situatie waarin dat handelen plaatsvindt te verbeteren, te vernieuwen of te veranderen.
2. Participatief actieonderzoek is participatief onderzoek
—> De onderzoekers nodigen de belanghebbende subjecten (deelnemers of stakeholders) uit om als
medeonderzoekers te participeren in het onderzoek. Op deze wijze wordt in co-creatie kennis gegenereerd.
3. Verbeteren, veranderen en vernieuwen
—> Veranderen is de situatie hier en nu van een individu of groep wijzigen in de richting van een voor be-
trokkenen betere, meer bevredigende situatie of een adequater handelen. Goed participatief actieonder-
zoek leidt niet alleen tot nieuw handelen of nieuwe praktijken, individuele en maatschappelijke bewust-
wording, maar ook tot empowerment van betrokkenen en onderzoekers.
4. Onderzoek & in actie zijn met elkaar verbonden
—> Hierbij doorlopen de betrokkenen 5 fasen: oriënteren, diagnosticeren, ontwikkelen, actie en evalueren.
5. Wetenschappelijke methoden en technieken
—> Mogelijke dataverzamelingstechnieken: kwantitatief (vragenlijstonderzoek) en kwalitatief (open inter-
view, participerende observatie en focusgroepen).
6. Ervaringsgerichte methoden en technieken
—> Deze communicatieve, interactieve, visuele en creatieve methoden en technieken worden onder meer
gebruikt voor het ontsluiten van alledaagse kennis en ervaringskennis, voor het creëren van nieuwe ideeën
en richtingen en om het potentieel van de deelnemers aan te spreken en te ontwikkelen.
7. Kennis in participatief actieonderzoek
—> Naast kennis ontwikkeld met behulp van sociaalwetenschappelijke methoden en technieken worden in
participatief actieonderzoek nadrukkelijk gebruikgemaakt van alledaagse en praktische kennis uit de leefw-
ereld van de betrokkenen en ervaringskennis.
8. Participatief actieonderzoek is een meervoudig proces
—> Het is een meervoudig proces van participatief onderzoek, interactief & communicatie, samenwerken,
participeren, reflecteren, leren en veranderen met elkaar gecombineerd. De processen zijn vervlochten met
het onderzoeksproces en zijn als het ware lagen of dimensies van participatief actieonderzoek die in alle
stadia van het onderzoek spelen.
9. Bruikbare, betrouwbare en valide kennis
—> Participatief actieonderzoek speelt zich af in een real-life situatie die samen met betrokkenen wordt on-
derzocht. Het gezamenlijke zoekproces, de daarmee samenhangende intensieve interactie tussen onder-
zoekers en deelnemers en de ingebouwde reflectiemomenten zorgen ervoor dat bruikbare of nuttige ken-
nis wordt ontwikkeld.
10. Kennisproduct is voor de onderzochten
—> De kennis die in een participatief actieonderzoek wordt verzameld is meestal lokaal van aard en is
bestemd voor de deelnemers.
Verschillen tussen participatief actieonderzoek en theoretisch wetenschappelijk onderzoek:
,- Doelstelling:
- Doel wetenschappelijke (fundamenteel) onderzoek: het bijdragen aan de wetenschappelijke theorie en
generieke kennis.
- Doel participatief actieonderzoek: het kennisdoel is niet ontleend aan wetenschap. Is niet gericht om een
bijdrage te leven aan de theorievorming van een wetenschappelijke discipline. Kennisverzameling is pri-
mair gericht op kennis van, in of vooreen specifieke vraag of probleem rond situaties, handelen of inter-
venties in de beroepspraktijk.
- Vraagstelling:
- Bij wetenschappelijk onderzoek is de vraag afkomstig uit een wetenschappelijke discipline. De vraag-
stelling kan primair ‘gevoed’ worden door de wetenschappelijke theorie.
- Bij participatief actieonderzoek is de vraagstelling afkomstig uit de beroepspraktijk.
- Kennis en kennisbereik:
- Bij wetenschappelijke kennis gaat het om beschrijvende kennis. —> universele kennis.
- Bij participatief actieonderzoek gaat het om beschrijvende kennis, maar veel vaker om handelingskennis,
veranderingskennis of prescriptieve kennis. —> lokale of contextuele kennis.
- Onderzoekscontext:
- Bij wetenschappelijk onderzoek is de context de universiteit of een daaraan gelieerd wetenschappelijk
instituut. De wetenschappelijke context kenmerkt zich door haar rationele, intellectuele karakter, gericht
op het publiceren in wetenschappelijke tijdschriften en het door anderen in publicaties geciteerd wor-
den.
- Bij participatief actieonderzoek is de context de woon- of leefsituatie, werk of beroepspraktijk of een
daaraan gelieerd instituut als een woningcorporatie, zorginstelling, vakbond of hogeschool. De beroep-
spraktijk is niet intellectueel gericht, maar gericht op het handelen.
- Onderzoekslocatie:
- Een wetenschappelijke onderzoeker, onderzoekt een situatie waarbij hij zelf niet betrokken is.
- Bij een participatief actieonderzoek onderzoekt de praktijkfunctionaris zelf de situatie waarin hij zelf
werkzaam is.
Participatief actieonderzoek en kwantitatief & kwalitatief onderzoek:
Kenmerken van kwantitatief onderzoek:
- Doel is verklaren en beschrijven.
- Onderzoeksvragen zijn: wat vragen, hoe vaak en hoeveel.
- Onderzoekersperspectief is van buiten af.
- Relatie met de onderzochten is afstandelijk.
- Natuurlijke context speelt geen rol.
- De onderzoeker richt zich primair op het verzamelen van kennis.
- Lineair onderzoeksproces
- Resultaat zijn getallen, zoals gemiddelde of frequenties. Er zijn dus veel respondenten nodig.
- Veelal sterk gestructureerde dataverzamelingstechnieken.
Kenmerken van kwalitatief onderzoek:
- Doelen is begrijpen en beschrijven.
- Onderzoeksvragen: geen feiten of cijfers, maar hoe, welke, op welke wijze.
- Perspectief onderzoeker van binnenuit.
, - Doel is ook kennis verzamelen maar gericht op gehele context (holistisch).
- Betrokken onderzoekers-onderzochte relatie.
- Natuurlijke context
- Het ontwerp is flexibel (wel goed onderbouwd)
- Onderzoeksproces is cyclisch en iteratief.
- Open dataverzameling en resultaat zijn woorden.
- Kleine groepen
Twee methoden van kwantitatieve methoden van dataverzameling:
- Bevragen door middel van vragenlijstonderzoek/enquete
- Kenmerken:
- Groot aantal vragen & grote groep personen
- Meningen, houding en kennis
- Gestructureerde vragen en antwoorden
- Kwantitatieve analyse
- Verschillende vormen: schriftelijk/mondeling: telefonisch/Teams/face-to-face.
- Wanneer?
- Bij niet observeerbare kenmerken, zoals motieven, attitudes, opinies, preferenties, toekomstplan-
nen, etc.
- Redenen voor gedrag of gedrag in het verleden.
- Observeren
- Systematisch waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en interacties.
- Hulpmiddel: observatieschema —> een aankruis- of vragenlijst.
- Je kruist aan welk gedrag of welke handeling je waarneemt.
- Je weet van tevoren al welk soort gedrag je gaat letten. Vervolgens noteer je of dat gedrag zich voor-
doet.
Voorbereiding van de dataverzameling bij vragenlijstonderzoek/enquete:
- Wie betrek je bij het onderzoek en waarom? Leg uit.
- Populatie afbakenen —> over welke groep wil je uiteindelijk uitspraken doen?
- Steekproef trekken —> je benadert (meestal!) slechts een deel van je populatie. Hoe ga je die doen? Ase-
lect —> resultaten gelden (onder voorwaarden) ook voor de populatie.
- Hoe pak je dit aan? Hoe benader je mensen en waarom op die manier?
- Meetinstrument:
- De keuze: bestaand instrument of zelf ontwikkelen?
- Zelf ontwikkelen —> Het definiëren en het operationaliseren van begrippen.
- Wat en wie heb je nodig om tot een goed meetinstrument te komen?
Definiëren: definitie geven van een begrip vanuit vakliteratuur (niet vanuit een woordenboek).
Operationaliseren: bij abstracte begrippen, steeds concreter maken van de vraagstelling —> 4 dimensies:
1. Hoe meten we begrippen uit de onderzoeksvraag?
2. Dimensie fysiek functioneren
3. Indicator
4. Vraag in vragenlijst of observatiepunt
Voorbeeldvragen in een vragenlijst:
- Feitelijke vragen