lOMoARcPSD|2668334
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
lOMoARcPSD|2668334
1. Inleiding in de psychologie
Psychologie= een wetenschap die gericht is op het bestuderen van de aard en mogelijke
oorzaken van gevoelens, opvattingen, wensen en gedragingen van mensen.
Deelgebieden
Klinisch psychologen - diagnosticeren en behandelen van mensen met mentale- en
gedragsproblemen.
Ontwikkelingspsychologen > bestudering van lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van
mensen van geboorte tot ouderdom. Sociaal psychologen > gericht op de manier waarop de
sociale omgeving van invloed is op het denken, handelen en voelen van mensen.
Arbeids- en organisatiepsychologen > houden zich bezig met gedrag van mensen in
organisaties en hoe dit gedrag wordt beïnvloed door kenmerken van het werk en de
werksituatie.
Testpsychologen > onderzoeken en beschrijven van kenmerken, mogelijkheden en
voorkeuren van mensen.
Functiepsychologen > onderzoeken en vaststellen van precieze werking van functies en
omstandigheden die van invloed zijn op de psychologische functies (denken, voelen,
bewegen…..).
Gezondheidspsychologen > onderzoeken de relatie tussen omstandigheden en gedragingen
en de geestelijke en lichamelijke gezondheid van mensen.
Onderzoek > is bedoeld om te beschrijven en daarmee te classificeren. Het gaat om
vaststellen van de aard van gedragingen, iemands opvattingen en houdingen, iemands
mogelijkheden, karakter of stoornis.
Onderzoek > kan ook verklarend zijn: niet het ‘wat’ maar het ‘waardoor’, gaat om het
achterhalen van oorzaken van gedrag. Na vaststelling van de oorzaken is het mogelijk te
voorspellen door middel van een hypothese.
Hypothese= een veronderstelling over de samenhang tussen bepaalde verschijnselen.
Triangulatie= gebruik maken van verschillende methoden om gedragingen, eigenschappen
of opvattingen van mensen te meten.
Methoden van onderzoek tentamen!
1. Observatie= een beeld vormen van de situatie die mensen in uiteenlopende situaties
vertonen. Systematische observatie= wordt gebruik gemaakt van een schema waarin is
vastgesteld naar welke verschijnselen gekeken wordt en hoe die worden gescoord.
2. Interview= ondervraging met open en gesloten vragen. Open > ondervraagde geeft zelf de
antwoorden.
Gesloten > keuze uit aantal antwoordmogelijkheden.
Persoon kan zich ook anders voordoen dan hij daadwerkelijk is, dit heet sociale
wenselijkheid.
3. Vragenlijsten > de gedragingen, gevoelens, opvattingen, wensen, houdingen en
voorkeuren kunnen worden vastgesteld.
4. Tests > vaststellen van eigenschappen.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal
lOMoARcPSD|2668334
5. Fysiologische metingen> meten van hersengolven, activiteiten van diverse hersendelen,
reactie van de huid op emoties, overdracht van signalen tussen zenuwen en de productie
van verschillende hormonen.
6. Documentstudie > gebruik van geschreven bronnen over een persoon of situatie.
Vormen van onderzoek
- Gevalsstudie = diepgaande bestudering van een persoon.
- Survey-onderzoek= bij grote aantallen mensen wordt d.m.v. vragenlijsten nagegaan of er
samenhang is tussen bepaalde factoren (aard van het werk en arbeidstevredenheid).
Samenhang wordt uitgedrukt in correlatie (r), die een maat aangeeft voor de sterkte van
samenhang.
- Experiment = als mensen of groepen in bepaalde situaties worden geplaatst om te kijken of
die situaties van invloed zijn op gedragingen of opvattingen. Goed experiment heeft de
volgende kenmerken:
- een voor en een nameting
- zodanige toewijzing dat ze in elke conditie gelijk verdeeld zijn (sekse, leeftijd, etc).
- zodanige toewijzing dat de kans klein is dat er in de ene conditie meer bekwame personen
zitten dan in de andere.
Drie gebieden van oorzaken van gedrag
- Biologische: Alle gedragingen en gevoelens worden gestuurd door het czs (hersenen en
ruggenmerg). Storingen kunnen optreden door beschadigingen of afwijkingen in de
hersenen:
- Beschadiging frontale hersenen > agressief gedrag
- Afwijking frontale hersenen > depressie
Gedrag wordt ook beïnvloed door de werking van informatieoverdracht tussen de
zenuwcellen (neuronen). Hersenen kunnen ook beschadigen d.m.v. erfelijkheid.
- Omgeving: gedrag wordt door opvoeding overgedragen aan kinderen. Gedragingen en
opvattingen worden voor een deel ontleend aan de sociale omgeving die groter wordt
tijdens het opgroeien.
Socialisatie= pogingen uit sociale omgeving tot overnemen van geldende oordelen,
opvattingen en gedragingen of veranderen van standpunt bij afwijkend groepslid.
- Psychologisch: ervaringen die mensen opdoen en de manier waarop ze die beoordelen
en verwerken zijn psychologische factoren. Deze factoren zijn van invloed op de wijze
waarop mensen tegen zichzelf en anderen aankijken en hoe ze met anderen omgaan.
Receptoren = zenuwcellen die in staat zijn prikkels van verschillende aard, die van buitenaf
komen, op te vangen en door te geven. Ze zijn er voor geluid, smaak, druk, temperatuur en
visuele indrukken.
Signalen die door receptoren worden opgevangen, worden via
neuronen doorgegeven. - Neuron: bestaat uit cellichaam, axon
en dendriet.
- Dendriet:
zorgt voor ontvangst van de prikkel, die in het cellichaam bij elkaar komen en
zorgen dat de prikkel aan het axon wordt doorgegeven, die zorgt weer dat de prikkel naar
andere neuronen wordt gegeven.