Hoofdstuk 1
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit gepleegd
hebben. De staat heeft het monopolie op bestraffen en het gaat hierbij dus om de verhouding
overheid-burger. De verhouding tussen bestuursrecht en strafrecht is vrij complex, omdat een
bestuursorgaan soms bestuurlijke sancties op kan leggen. De officier van justitie is de enige die een
verdachte voor de rechtbank kan krijgen.
Het opleggen van een straf heeft twee doelen: vergelding en preventie. Het kwaad dat de dader bij
het plegen van een strafbaar feit veroorzaakt bij het slachtoffer of aan de maatschappij als geheel,
wordt in de eerste plaats vergeldt door leedtoevoeging. Dit vergeldingsaspect kan zorgen voor een
morele genoegdoening: de dader heeft kwaad afgelopen over de samenleving en daarom doet de
samenleving kwaad af over hem. De preventiegedachte wordt minder intuïtief aangevoeld. Deze gaat
uit van een eenvoudig principe: mensen willen geen straf krijgen en dus zullen ze het gedrag dat
mogelijk tot straf leidt zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Het opleggen van straf zou er zo toe
moeten leiden dat minder mensen strafbare feiten plegen.
Men onderscheidt twee soorten preventie: speciale en generale preventie. Speciale preventie is dat
de dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen van het overschrijden van de strafrechtelijke
norm, de volgende keer wel twee keer na zal denken voordat hij nog een strafbaar feit pleegt.
Speciale preventie moet dus voorkomen dat de gestrafte nog een keer in de fout gaat. Bij de
generale preventie gaat erom dat ook anderen dan de gestrafte er kunnen leren uit het feit dat er
voor het plegen van een strafbaar feit een straf opgelegd kan worden. De gestrafte moet een
voorbeeld zijn dat potentiële wetsovertreders afschrikt.
Het strafrecht kan worden onderverdeeld in drie delen. Ten eerste, het materieel strafrecht. Dit
bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft. Het
gaat hierbij in de eerste plaats om strafbepalingen. Daarnaast behoren ook algemene leerstukken die
betrekking hebben op de uitsluiting van strafbaarheid en uitbreiding van de strafbaarheid tot het
hierbij en dit wordt gevonden in het wetboek van strafrecht. Ten tweede, het formele strafrecht. Dit
wordt ook wel het strafprocesrecht of de strafvordering genoemd. Dit deel van het strafrecht bepaalt
welke regels moeten worden gevolgd wanneer er een norm van het materiële strafrecht is
overtreden. Tenslotte, het sanctierecht. Dit heeft betrekking op de voorwaarden waaronder
bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer worden gelegd.
Men moet het materiële en formele strafrecht niet verwarren met de wetten in formele en materiële
zin. Dat laatste onderscheidt heeft betrekking op de totstandkoming en werking van wetten. Een wet
in formele zin is een wet die tot stand is gekomen in samenwerking tussen de regering en de Staten-
Generaal. Dit zegt alleen iets over de manier hoe de wet tot stand is gekomen en niks over de inhoud
ervan. Een wet in materiële zin gaat over de algemene regels die burgers binden.
Het strafrecht dat in de wetten is opgenomen wordt vaak als het commune strafrecht aangeduid. Bij
bijzondere strafwetten gaat het om strafbepalingen die behoren tot het materiële strafrecht, maar
ook bevoegdheden die tot het formele strafrecht behoren. Alle wetten in het wetboek van strafrecht
en strafvordering zijn wetten in formele zin. Als een gemeentelijke verordening een strafbepaling
heeft is dit geen formele wet.
,Er zijn internationale rechten over strafrecht die doorwerken in het Nederlandse strafrecht. Deze zijn
supranationaalrechtelijk van aard.
Hoofdstuk 2.3
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat strafbepalingen altijd in het geschreven recht terug te vinden
moeten zijn. Er bestaan geen gedragingen die hun strafbaarheid moeten ontlenen aan het
ongeschreven recht. Daarom moet de rechter in zijn vonnis altijd aangeven op welk wetsartikel hij
zijn uitspraak baseert. Ook bestaat er een verbod van terugwerkende kracht: alleen gedragingen die
zijn gebeurd na invoering van de wet zijn strafbaar, alles wat daarvoor gebeurd is valt niet onder de
werking van de strafbepaling. Het legaliteitsbeginsel heeft ook rechtszekerheid als doel. Zo moeten
strafbepalingen voldoende helder zijn, aangezien vaagheid en openheid leidt tot willekeur en
onzekerheid. Voor het interpreteren van wetstermen zijn een aantal methoden:
Wetshistorische interpretatie. Er wordt hierbij gekeken naar de
totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling
Grammaticale interpretatie. De inhoud wordt bepaald aan de hand van de taalkundige
betekenis van de woorden in de desbetreffende bepaling
Systematische interpretatie. De wet wordt uitgelegd aan de hand van de systematiek in de
wet
Teleologische interpretatie. Bij het bepalen van de inhoud wordt gekeken naar het doel van
de wetgever
Vaak wordt er een combinatie van methoden toegepast. Omdat de wet algemene regels moet
bevatten is zij noodzakelijkerwijs vaag.
Hoofdstuk 7.3.1 en 7.5.1
Er zijn een aantal personen/instanties die een rol spelen in het strafproces. Het strafrechtelijk
onderzoek heeft als belangrijkste doel te achterhalen wat er precies is gebeurd wanneer het
vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. Er zal moeten worden vastgesteld
of er inderdaad een strafbaar feit is gepleegd en wie er aansprakelijk is voor het plegen van dat
strafbare feit. Voordat deze aspecten zijn opgelost kan er slechts gesproken worden van een
vermoedelijk strafbaar feit (verdenking) en een vermoedelijke dader (verdachte).
Een raadsman is een advocaat die de verdachte bijstaat en verdedigt in het rechtsproces. Als een
strafbaar feit ten laste is gelegd zal dat ook moeten worden bewezen, wil er een veroordelend vonnis
gewezen kunnen worden. Alleen de verklaring van de verdachte is daarvoor niet voldoende en vaak
spelen getuigenverklaringen een belangrijke rol bij het bewijs. Dan zijn er ook de slachtoffers tegen
wie het strafbare feit gepleegd is.
De rechter zal veel feiten niet zelf kunnen vaststellen, omdat hij daarvoor de vereiste deskundigheid
mist. Voor onderzoek naar deze feiten doet de rechter een beroep op een deskundige en deze
worden ook wel forensische deskundigen genoemd op het moment dat zij onderzoek uitvoeren.
Strafzaken kunnen door drie soorten rechterlijke colleges worden berecht:
1. Rechtbanken. Het rechtsgebied van een rechtbank heet een arrondissement en in elk
arrondissement is één rechtbank gevestigd, die alle zaken in eerste aanleg behandeld. Er zijn
in totaal elf rechtbanken.
, 2. Gerechtshoven. Het rechtsgebied van een gerechtshof heet een ressort. Een ressort is een
verzameling van een aantal arrondissementen. Er zijn vier gerechtshoven en deze
behandelen de taak van het hoger beroep
3. De Hoge Raad. Deze instantie is de hoogste rechterlijke instantie in strafzaken en is in Den
Haag gevestigd
De rechtbank kent meervoudige en enkelvoudige kamers. In de meervoudige kamer zitten drie
rechters, waarvan één de voorzitter is. Zij oordelen over ingewikkelde en ernstige zaken. De
eenvoudigere en minder ernstige zaken worden door de enkelvoudige kamer behandeld, waarin één
rechter zich bevindt. Hierbij zijn verschillende rechters te onderscheiden:
Kantonrechter: oordeelt over overtredingen
Politierechter: oordeelt over eenvoudige misdrijven
Kinderrechter: oordeelt over zaken van minderjarigen -> kan ook in een meervoudige kamer
De officier van justitie bepaalt naar welke kamer de zaak gaat. Ook bij het gerechtshof en de Hoge
Raad zijn er enkelvoudige en meervoudige kamers. Bij de gerechten worden de rechters raadsheren
genoemd en bij de Hoge Raad zijn er naast raadsheren ook advocaten-generaal die een adviserende
functie hebben: advies geven over de zaken aan de Hoge Raad. Deze adviezen worden conclusies
genoemd en het hoofd van de advocaten-generaal is de procureur-generaal. Bij de gerechten werken
ook rechters die slechts deelnemen aan het onderzoek dat aan de zitting voorafgaat: rechter-
commissaris/raadsheer-commissaris. Deze heeft een belangrijke rol in het opsporingsonderzoek en is
onmisbaar bij de uitvoering van bepaalde opsporingsbevoegdheden.
De politie is een belangrijke instantie voor de opsporing van strafbare feiten. Het openbaar ministerie
is de instantie die de beslissing neemt om een zaak aan de rechter voor te leggen. Het OM zal dan
voldoende belastend materiaal verzameld moeten hebben. Ook leden van het OM zijn
opsporingsambtenaar en dragen de verantwoordelijkheid over het opsporingsonderzoek. Ieder
arrondissement heeft zijn eigen bureau van het OM en dit wordt een parket genoemd -> rechtbank:
arrondissementsparket, gerechtshof: ressortparket. Om het werk van de officier van justitie wat
makkelijker te maken zijn er hogere politiefunctionarissen die hem bijstaan.
De reclassering heeft zowel adviserende als toezichthoudende taken. Ze kunnen advies geven aan
het OM over de verdachte en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van de werkstraffen.
Bij het proces waarbij onderzocht wordt of een verdachte een strafbaar feit heeft begaan worden
onderzoekhandelingen verricht die ingrijpend zijn voor de personen naar wie het onderzoek verricht
wordt. De uitoefening van de mensenrechten wordt hiermee beperkt en er zal steeds een wettelijke
bepaling moeten zijn die dat specifieke optreden bevoegd maakt -> een bevoegdheid verlenende
norm. Dit past bij het legaliteitsbeginsel.
Hoofdstuk 14.4.3
Na de einduitspraak hebben de verdachte en de officier van justitie veertien dagen om
cassatieberoep in te stellen. Deze termijn kan langer zijn als de verdachte niet op de hoogte is van de
uitspraak. Bij cassatie wordt slechts beoordeeld of de rechtsregels correct zijn toegepast en wordt er
uitgegaan van de feiten zoals die door het hof zijn vastgesteld. De partij die cassatieberoep heeft
ingesteld is verplicht om zijn klachten over het arrest van het hof schriftelijk in te dienen. Verzuimt
deze dit, dan zal de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaren. De klachten over het
arrest worden aangegeven met de term cassatiemiddelen.
, Hoofdstuk 15
Mensenrechten zijn rechten die zo belangrijk worden gevonden dat de overheid garandeert dat zij op
deze rechten onder normale omstandigheden geen inbreuk maken. Omdat het van belang is te
weten om welke rechten het precies gaat en onder welke voorwaarden inbreuken op die recht zijn
toegestaan, zijn de meeste mensenrechten vastgelegd in mensenrechtenverdragen zoals het
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en in de Grondwet. Mensenrechten die in de
Grondwet zijn opgenomen worden ook wel grondrechten genoemd. Mensenrechten en
grondrechten worden gezamenlijk ook wel fundamentele rechten genoemd.
Bekende verdragen waar mensenrechten in opgenomen zijn;
Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM)
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)
Europees Sociaal Handvest (ESH)
Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR)
Verdragsrechtelijke bepalingen hebben binnen de Nederlandse rechtsorde een interne werking, dus
zonder dat er een nationale wet voor nodig is die het verdrag omzet naar een nationale wetgeving.
Nederland kent dus een monistisch stelsel: verdragsrecht dat deel uitmaakt van de Nederlandse
wetgeving op het moment dat het bekend gemaakt is. Het gaat dan wel om ‘eenieder verbindende
bepaling’. De meeste mensenrechten hebben geen absolute werking, wat betekent dat niet iedere
inbreuk op een mensenrecht gelijk een schending ervan is. Alleen bij een onrechtvaardige inbreuk is
er sprake van een schending. Om te bepalen of iets rechtvaardig is of niet zal er een
belangenafweging moeten worden gemaakt.
Alle leden van de Raad van Europa zijn aangesloten bij het EVRM en om handhaving daarvan
mogelijk te maken is het EHRM, een speciaal gerechtshof, in het leven geroepen. Het hof oordeelt
altijd naar aanleiding van een concrete klacht over een concrete zaak of het EVRM geschonden is.
Het klachtenrecht behoort zowel aan de lidstaten als de burgers in die staten. Er zijn vier soorten
rechterlijke colleges in het EHRM:
1. Alleensprekende rechters
2. Comités: bestaande uit drie rechters.
3. Kamers: bestaande uit zeven rechters
4. Grote kamer: bestaande uit zeventien rechters
Een binnengekomen klacht wordt eerst onderzocht door de griffie van het EHRM. Als deze tot de
conclusie komt dat de klacht kansloos is, wordt deze voorgelegd aan de alleensprekende rechter. Als
de klacht na nader onderzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard, kan de rechter hiernaar
beslissen. Als de klacht wel ontvankelijk wordt geacht gaat deze door naar het Comité. Als het Comité
denkt de zaak niet te kunnen behandelen gaat het door naar de Kamer, die uitspraak doet over de
inhoud van de klacht. Een klacht kan overigens ook gelijk doorgaan naar de Kamer. Alleen bij
uitzondering wordt een zaak neergelegd bij de Grote Kamer.
Artikel 6 EVRM garandeert een eerlijk proces voor eenieder die wordt vervolgd. De strafzaak moet
binnen een redelijk termijn aan de rechter worden voorgelegd. Dit geldt niet alleen voor de eerste
rechter, maar ook voor de rechter in hoger beroep of cassatie. De vraag is wanneer een termijn nog
redelijk genoemd kan worden, aangezien dit niet uit een vast aantal maanden of jaren bestaat. Voor
de bepaling van redelijkheid worden een aantal factoren gehanteerd:
De ingewikkeldheid van de zaak
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noavdberg2001. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,49. Je zit daarna nergens aan vast.