, HOORCOLLEGE 1 – NORMALE GROEI & DEGENERATIE
Het groeihormoon
Groeihormoon wordt niet alleen tijdens de jeugdjaren, maar gedurende het hele
leven geproduceerd in de hypofyse. Twee hormonen uit de hypothalamus regelen
de afgifte: een stimulerend hormoon (GH-releasing hormone, GHRH) en een
remmend hormoon (GH-inhibiting hormone, GHIH). Groeihormoon heeft een
anabool effect op de vet- en koolhydraatstofwisseling. Groeihormoon beïnvloedt
alle weefsels, maar het effect op de botgroei is het duidelijkst. Het stimuleert de
productie van somatomedine (insulin-like growth factor), wat de groei van de
botten uit de groeischrijven stimuleert. Bij een tekort aan groeihormoon krijg je
dwerggroei en bij een overschot aan groeihormoon krijg je reuzengroei. Een kind
groeit in de 1e levensjaar snel: 3x zo zwaar en 1,5x zo lang
Het schildklierhormoon
De schildklier in de hals produceert het schildklierhormoon
thyroxine. Vanuit de hypothalamus wordt de afgifte van
thyroxine geregeld:
1. De hypothalamus geeft een hormoon af dat de hypofyse
stimuleert: thyrotropin-releasing hormone (TRH)
2. De hypofyse scheidt het thyroïdstimulerend hormoon
(TSH) af dat vervolgens de schildklier stimuleert
3. De schildklier geeft thyroxine af
Het schildklierhormoon stimuleert de stofwisseling in bijna alle
organen. Het bepaalt zo de basale stofwisseling en het stimuleert
de groei.
Een tekort aan schildklierhormoon heet hypothyreoïdie, wat kan
ontstaan door jodiumgebrek. De hypothalamus en hypofyse
produceren dan grote hoeveelheden stimulerende stoffen
doordat de negatieve terugkoppeling ontbreekt. Door deze stimulering wordt de
schildklier als maar groter. Bij kinderen
leidt hypothyreoïdie tot groei- en ontwikkelingsstoornissen.
Een overmaat aan schildklierhormoon heet hyperthyreoïdie. Dit leidt tot een
verhoogde stofwisseling, met verschijnselen zoals een hoge hartfrequentie, een
warme huid met verhoogde transpiratie, dunne ontlasting door een versnelde
darmpassage.
Hormonen voor de calciumhomeostase
Drie hormonen zorgen voor de calciumhomeostase:
1. Parathormoon (PTH) uit de bijschildklier
2. Calcitonine uit de C-cellen van de schildklier
3. Een omzettingsproduct van vitamine D
Deze hormonen regelen de calciumspiegel in het
bloed. Dit doen ze via het beïnvloeden van de
calciumopname in de darm, de terugresorptie van
calcium in de nier en beïnvloeding van de activiteit
van osteoblasten en -clasten. Vitamine D kan naar behoefte
in de nieren worden omgezet in het actieve vitamine D. Deze omzetting geeft
twee effecten:
1. Het bevordert de resorptie van calcium- en fosfaationen in de darm
2. Het bevordert terugresorptie van calcium uit de voorurine in de nieren
, HOORCOLLEGE 1 – NORMALE GROEI & DEGENERATIE
Bij een daling van de calciumspiegel in het bloed wordt meer parathormoon door
de bijschildklier afgescheiden. Bij een tekort aan calcium kan een deel van de
calciumvoorraad in het skelet tijdelijk worden gebruikt om de calciumspiegel op
peil te houden. Dat doet PTH als volgt:
1. PTH stimuleert bot afbrekende cellen (osteoclasten) om een deel van de
botkalk op te lossen.
2. PTH stimuleert terugresorptie van calcium in de nier
3. PTH stimuleert de omzetting van vitamine D3 in de actieve vorm.
, HOORCOLLEGE 1 – NORMALE GROEI & DEGENERATIE
Geslachthormonen & geslachtskenmerken
Primaire geslachtskenmerken: uitwendige en
inwendige geslachtsorganen die bij de
geboorte aanwezig zijn.
Secundaire geslachtskenmerken: deze
kenmerken ontwikkelen zich vanaf de
puberteit.
Beide geslachtskenmerken ontstaan onder
invloed van de geslachtshormonen.
De geslachtsontwikkeling wordt geregeld
vanuit de hypothalamus via een reeks
organen en hormonen. Hypothalamus -> hypofyse -> eierstokken/zaadballen.
De testes produceren het mannelijke (androgene) geslachtshormoon testosteron.
Dit gebeurt al voor de geboorte, en stimuleert bij de foetus het ontstaan van de
bijbal, zaadleiders, prostaat en penis.
Voordat de puberteit inzet neemt de productie van GnRH (gonadotropin-releasing
hormone) door de hypothalamus toe. Hierdoor wordt de testosteronproductie
verhoogd. Dit leidt tot teweeg brenging van haargroei, de groei van het
strottenhoofd en een groeispurt.
Bij een vrouw neemt de productie van GnRH door de hypothalamus voor de
puberteit ook toe. De productie van follikel stimulerend hormoon (FSH) en
luteïniserend hormon (LH) in de hypothalamus toe. In de eierstokken neemt de
productie van oestrogeen toe en in de bijnierschors die van androgene
hormonen. Onder invloed van oestrogeen groeien de ovaria, uterus en vagina.
Het borstklierweefsel neemt toe, ontstaan er vrouwelijke lichaamsvormen en
treedt er een groeispurt op.
FSH en LH zijn verantwoordelijk voor de menstruatiecyclus. FSH zorgt voor de
ontwikkeling van follikels (eicellen met een omhullende laag cellen) in de ovaria.
Een snelle stijging van LH leidt tot de eisprong van een van de follikels: ovulatie.
Naast de ontwikkeling en rijping van de eicel produceert het ovarium oestrogeen.
Oestrogeen stimuleert de groei van het baarmoederslijmvlies. Progesteron
stimuleert verdere groei van het baarmoederslijmvlies. Als er geen bevruchting is
opgetreden stopt de hormoonproductie, dalen de concentraties van oestrogeen
en progesteron waardoor het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten.
Oorzaken verouderingsproces
Vanaf 30 jaar vermindert de afgifte van geslachtshormonen. De lagere
hormoonspiegels hebben ook invloed op andere lichaamsfuncties. De daling van
de oestrogeenspiegel kan leiden tot minder kalkafzetting in het bot. Een afname
van testosteron zorgt er voor een verminderde spieropbouw wat kan leiden tot
krachtverlies.
Voorgeprogrammeerde factoren (kunnen in je DNA of hormonaal zitten)
- Hormonale veranderingen
- Antagonistische pleiotropie
- Beperkt delingsvermogen van cellen
- Apoptose
Omgevingsfactoren (incl. leefstijl en gedrag):
, HOORCOLLEGE 1 – NORMALE GROEI & DEGENERATIE
- Mechanische slijtage
- Straling
- Giftige stoffen
- Overvoeding
- Fysieke en psychische stress
Cellulaire veroudering
Een verandering in het DNA kan er voor zorgen enzymen te produceren.
Enzymen zijn belangrijk voor veel cel functies. Als er een verandering in het DNA
plaats vind kan dat er voor zorgen dat enzymen niet goed gevormd kunnen
worden. naarmate je ouder wordt zou er steeds meer beschadiging van het DNA
kunnen optreden, straling, chemische stoffen, veroudering.
Afname van houdings- en bewegingsapparaat
Spierweefsel neemt af
Minder snelle / witte spiervezels IIB --> IIA
Bindweefsel wordt stugger
Minder water vasthouden, meer dwars verbindingen in collageen
Botweefsel
Minder calcium
Zenuwstelsel
Minder neuronen, trager
Proprioceptie
Neemt af, verminderde coördinatie
Ventilatie
Door verlies van elasticiteit van longweefsel neemt de retractiekracht af
Invloed van beweging op de ouderdom
Naar mate je ouder wordt heeft bewegen op meerdere flanken een positief
invloed, zo verlaagd het de risico’s op: hartziekten, beroerte, diabetes, dikke
darmkanker, borstkanker, val-incidenten, botbreuken & depressie
, HOORCOLLEGE 2 – PATHOLOGIE BIJ KINDEREN & ADOLESCENTEN
Scoliose
1) Structurele scoliose
Idiopathisch (80%)
o scoliose zonder bekende oorzaak
Congenitaal (10%)
o aangeboren scoliose
Overige oorzaken (10%)
o trauma’s, infectie ziektes
2) Niet-structurele / functionele scoliose
Structurele scoliose
hoe kan je zien of er sprake is van structurele scoliose?
- Buk-test (bij een structurele scoliose blijft de gibbus of
torsie aanwezig)
- Structurele verandering in wervels (röntgenfoto’s)
- Cobbse hoek moet groter zijn dan 10
Structurele scoliose behandeling
- Fysio- en oefentherapie = niet effectief
- Brace = geen effect
- Operatie = effectief, zeer ingrijpend
Niet-structurele scoliose
- Verdwijnt bij voorover buigen, geen rotatie en structurele afwijkingen
- Cobbse hoek < 10
Oorzaken niet-structurele scoliose
- Beenlengte verschil
o Tot 2cm is normaal
o >3cm is waarneembaar
o Tot 5cm niet-operatief vervangbaar
- Fysiologisch normaal bij groeiend kind (je groeit niet symmetrisch)
- Houding
Scheuermann
Aan de ventrale zijde van de wervels groeit de zijde
minder snel/hard dan aan de achterzijde van de
wervelkolom. Hierdoor ontstaat een versterkte thoracale
kyfose. Deze thoracale kyfose wordt gecompenseerd
door een lumbale en cervicale lordose.
Behandeling Scheuermann
- Strekken van de hamstrings (mensen met
Scheuermann vaak verkorte hamstrings)
- Strekken en versterken van de “rompstrekkers”
Er kan ook worden gekozen voor een brace:
- Kyfose moet nog bewegelijk zijn
- Kyfose <65
- Brace zorgt voor afname van kyfose >15
- Kind moet nog minste 1 jaar doorgroeien