Hoorcollege 1: pre-cinema & de vroege film
Wanneer begin je met filmgeschiedenis? In de meeste overzichtwerken in Europa: 1895
(Lumière). Amerika: Thomas Edisons eerste voorstelling in NY wordt ook als eerste punt
genomen, dat is later. ‘The history of cinema did NOT begin with a big bang’ – Paolo Cherchi
Usai. Moeilijk om te peilen welk moment de eerste film was. We kijken in deze cursus naar
projectie op een scherm voor een groot publiek.
Pre-cinema: voorgeschiedenis van de film
Toverlantaarn
Optisch speelgoed
Fotografie
Deze technologische ontwikkelingen waren van belang voor het ontstaan van film.
‘Special effects’
The rat eating man: eerste beeld wat voor velen werd getoond en wat met de toverlantaarn
werd gemaakt.
Horror: projecties van horrorbeelden waren ook erg populair onder mensen. Het idee was
om doden tot leven te brengen. Dit werd ook met de toverlantaarn gedaan.
Toverlantaarngebruik:
Commerciële voorstelling
Educatieve voorstelling (school, kerk, beweging voor drankbestrijding, etc.)
Gebruik in huiselijke kring: vrijetijdsbesteding/speelgoed (hogere sociale klassen)
Commerciële toverlantaarnvoorstellingen
Voorstellingen met uitleg door explicateur.
1. Op kermissen & jaarmarkten in tenten & multifunctionele zalen: rondtrekkende
toverlantaarn
2. In variété/vaudeville theaters: als onderdeel van gevarieerd programma van korte
nummers: acrobaten, dans, zang, sketches, etc. Toverlantaarn had een plek binnen
het theater.
NB: qua vertoningscontexten een belangrijke voorloper van de vroege film.
Vertoningscontexten vroege film:
1. Rondtrekkende filmexploitanten
- Reisbioscopen: voorstellingen op kermissen en in parken
- Voorstellingen in bestaande zalen (cafés, parochiehuizen, hotels, etc)
2. Onderdeel van gemengd programma in variété-theaters (music halls/vaudeville) &
circussen
Genres toverlantaarn:
Bekende verhalen: sprookjes, legenden, bijbel
Actualiteit (functie van krant) (veel mensen lazen nog niet, dus daardoor konden
mensen bijblijven met wat er speelde in de wereld)
Historische tableaus/geschiedenis
Travellogues: beelden van ‘exotische’ oorden (visueel toerisme)
, Komische taferelen/slapstick
NB: ook de belangrijkste genres v.d. vroege film
Optisch speelgoed:
Het type beweging van de toverlantaarn was best statisch. De beweging die in de film werd
toegepast is optisch.
Optische illusie van beweging (persistence of vision): wanneer het menselijk oog snel genoeg
na elkaar een aantal momentopnames van een bewegingsfase ziet (minimaal 16 beelden per
seconde) worden deze beelden ervaren als een doorlopende beweging (Thaumatrope in
1824 – daarna zijn er met dezelfde type techniek meerdere soortgelijke apparaten
ontwikkeld).
Begin fotografie:
Vanaf 1816: meerdere uitvinders werken aan proces om beelden vast te leggen op glas- en
metaalplaten.
Sleutelfiguren: Niépce en Daguerre (Frankrijk); Talbot (Engeland).
Rond 1890 was de belichtingstijd gereduceerd van meerdere uren tot minder dan een
seconde.
Muybridge is bekend door de paardenrenfoto’s en ‘The Kiss’.
De vroege film
Twee systemen:
Projectiesystemen voor groot publiek (voornamelijk Europese uitvinders, o.a.
Lumière)
Apparaten gericht op individueel kijker: ‘peep-shows’ (kijkkasten) – vooral in
Amerika: kinetoscope, mutoscope. Edisons kinetoscope: ‘An instrument, which does
for the eye what the phonograph does for the ear.’
Cinematograaf van Lumière: eerste voorstelling voor grote publiek: Grand Café, Parijs 28
december 1895. Dit was voor de hogere klassen, ter ontspanning. Dit was een commercieel
filmprogramma. https://www.youtube.com/watch?v=4nj0vEO4Q6s
Arrivée d’un train en gare de la Ciotat (1895) is de bekendste vroegmoderne film. Deze was
ook van de gebroeders Lumière. Men moest wennen aan het realistische beeld, in
tegenstelling tot de toverlantaarn. Lumière maakte films vanuit hun eigen omgeving (de
trein is in hun omgeving). Dit werd dan gedaan bij bijvoorbeeld de uitgang van een
fabriek/kerk en dan konden mensen op vertoning zichzelf zien; dit is een van de redenen dat
het zo populair is geworden.
Le Jardinier (L’arroseur arrosé) is het fictie equivalent van ‘de aankomst van de trein’. Het is
een populaire film van de gebroeders Lumière. Afsluitend einde: punitive ending;
bijvoorbeeld een pakslaag op de billen. Dit idee van het stoute jongetje die de tuinman pest
komt uit komische strips die uit circa 1890 komen (‘Arroseur arrosé’).
‘Een uitvinding zonder toekomst’ – Antoine Lumière. > snelle diffusie noodzakelijk, maximaal
rendement in korte tijd. Ze hadden niet verwacht dat het een commercieel succes werd. Ze
,verwachtten dat mensen er na 6-12 maanden op uit gekeken werden. Lumières waren slim
met geld verdienen (ideeën verkopen).
Esthetiek van de vroege film (+/- 1895-1905)
Naïve, speelse elementen in de vroege films. Creatieve kant van de filmmaker wordt belicht
en gebruikt. Het experimentele van het nieuwe medium wordt ondervonden en gebruikt.
Cinema of attractions
Tom Gunning: in vroege films gaat het niet om het verhaal, in vroege film draait het om
visuele attracties, om het plezier van het kijken. Puur kijken naar bewegende beelden.
Sleutelfiguur van de ‘cinema of attractions’: Georges Méliès. Hij was een goochelaar, en die
visuele aspecten worden daarin verwikkeld.
Kenmerken van de vroege film:
1. Meeste vroege films waren non-fictie (actualiteiten, travelogues)
2. Als het fictie betrof was het verhaal niet essentieel.
Conclusie: het tonen van beelden (showing) was belangrijker dan het vertellen van verhalen
(story-telling).
1903-1905
Verschuiving zwaartepunt productie van non-fictie naar fictie films. > basis wordt gelegd
voor de massaproductie van films in ‘filmfabrieken’ – studio’s. Koploper fabrieksmatige
aanpak (o.a. mechanisering, standaardisering): Pathé Frères. > entertainment focus.
Misvatting: vroege film is niet alleen zwartwit maar veel beelden zijn verloren.
Manieren om filmverhaal begrijpelijk te maken:
Inspelen op voorkennis van het publiek: bekende verhalen (sprookjes, bijbel),
actualiteit (krant al gelezen), geschiedenis
Uitleg in de zaal (explicateur)
Muziek en geluidseffecten
Titel en tussentitels
WERKCOLLEGE WEEK 1
Primaire bronnen:
Films
Foto’s, geluidsopnames
Kranten & tijdschriften
Theoretische teksten
Overheidsstukken
Bedrijfsarchieven
Egodocumenten
Interviews
, Gorki = grote naam in Rusland, roman- en theaterschrijver. Communistisch activist. De tekst
behandeld werd is een krantenartikel (recensie), gepubliceerd in Rusland.
Eerste film werd gedraaid op een jaarmarkt.
‘Vluchtige aantekeningen’ – Maxim Gorki
Vertelperspectief & positie van verteller:
Het is een tekst die vanuit een ik-perspectief geschreven is en direct naar de lezer gericht is.
Dat zie je in de tweede zin direct: ‘Als u eens wist hoe vreemd (…)’. De positie van de
verteller is op de voorgrond. Hij drukt zijn mening duidelijk uit – recensie.
Signaalwoorden, zinnen of beelden terug:
Grijs, gebrek aan leven in de film door het grijze en kleurloze. ‘Het grijze, geluidloze, grauwe
en naargeestige leven.’
Woorden/beelden die nadruk krijgen:
Beelden die de nadruk krijgen zijn: het grijze beeld waar je als lezer een naar gevoel bij krijgt.
‘Asgrijs, grijze zonnestralen, grijze hemel, grijze ogen.’ Het wordt heel duidelijk gemaakt dat
het grijze beeld overheersend is.
Een leven beroofd van het woord en van het levende spectrum van kleuren – het grijze,
geluidloze, grauwe en naargeestige leven. – angstaanjagend.
‘Geluidloos’
Contrasten/tegenstellingen geconstrueerd:
‘Het is niet het leven, maar zijn schaduw, het is niet beweging maar zijn geluidloze
geestverschijning.’
Ontwikkeling in de tekst:
Aan het begin van de tekst wordt er geïntroduceerd dat er een beleving wordt beschreven
van Gorki. Dit begint vanuit een ik-perspectief, maar wordt in de loop van het verhaal een
perspectief waarin de lezer bijna degene is die dit heeft meegemaakt. Alsof het als ware een
belevenis is die de lezer zelf ook ter plekke meemaakt. Dit zie je vooral op het moment dat
Gorki de vrouw in de buurt van hem beschrijft en zegt: ‘(…) en wordt almaar vager … Maar
plotseling, naast je, klinkt het vrolijk snateren en uitdagend lachen van een vrouw… (…)’. Dit
stuk geeft je als lezer het idee dat dit jouw gedachtegang is en alsof jij hier daadwerkelijk bij
bent. Dit komt doordat hij de lezer aanspreekt met ‘je’. Later in die alinea begint hij weer
vanuit het ik-perspectief te schrijven: ‘Ik zie nu nog niet direct het wetenschappelijk belang
(…)’.
Hoorcollege 2: film wordt een massamedium
Doorbraak van de vaste bioscoop: film wordt een massamedia.
New Cinema History