100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting examenstof economie VWO €4,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting examenstof economie VWO

 0 keer verkocht

Een goede en duidelijke samenvatting van alle examen voor VWO. Ik heb door deze samenvatting een 7,8 voor mijn eindexamen dus dan kan jij dat ook! Succes met leren :).

Laatste update van het document: 2 jaar geleden

Voorbeeld 3 van de 17  pagina's

  • Ja
  • 25 maart 2022
  • 25 april 2022
  • 17
  • 2022/2023
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2060)
avatar-seller
lievejansen

Beschikbare oefenvragen

Oefenvragen 10 Oefenvragen
€2,99 0 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

Om het voor de cafetaria’s aantrekkelijk te maken om te investeren in een assortiment met gezonde producten stuurt de wethouder van Economische Zaken een voorstel naar de centrale overheid. Daarin pleit hij voor het volgende: “De cafetaria’s die hun assortiment voor ten minste 75% uit gezonde producten samenstellen, zouden een fiscale prikkel moeten krijgen in de vorm van een vast bedrag als extra aftrekpost of als extra heffingskorting.” De wethouder wil graag die fiscale prikkel ingevoerd hebben die het best stuurt richting de gewenste verandering van het assortiment. Leg uit welke van beide fiscale prikkels het beste stuurt richting de gewenste verandering van het assortiment.

Antwoord: heffingskorting Voorbeeld van een juiste uitleg: • Bij een aftrekpost zal het voordeel van de cafetaria het marginale belastingtarief zijn / Slechts een deel van de aftrekpost zal door middel van een lager belastingbedrag voordelig zijn voor de cafetaria. • Bij een heffingskorting zal het volledige bedrag in mindering worden gebracht op het belastingbedrag. Dit is een groter voordeel dan een aftrekpost (en zal de transitie naar een gezonder assortiment bevorderen).

2.

Veertien West- en Centraal-Afrikaanse landen (de CFA-landen) vormen samen een monetaire unie. Ze hebben afgesproken een gemeenschappelijke munteenheid te gebruiken: de CFA-frank. In de onderlinge handel wordt met deze CFA-frank betaald. De CFA-landen handelen ook buiten de muntunie: ongeveer 20% van de export van de CFA-landen gaat naar de Verenigde Staten (VS). Een journaliste schrijft hierover: “Ondanks de lage inflatie in de CFA-landen is er sprake van een groeiend tekort op de gezamenlijke lopende rekening van de CFA-landen met de VS. Dit heeft echter niet geleid tot een depreciatie van de CFA-frank ten opzichte van de dollar. In tegendeel, de CFA-frank is geapprecieerd ten opzichte van de dollar.” Geef de oorzaak van de appreciatie van de CFA-frank ten opzichte van de dollar.

Antwoord: Een voorbeeld van een juiste oorzaak is: • Er is sprake van een tekort op de lopende rekening (met de VS). De munt is geapprecieerd dus zal er per saldo een overschot op de betalingsbalans (met de VS) moeten zijn zodat de vraag naar de CFAfrank groter is dan het aanbod. • Dit betekent dat het overschot op de kapitaalrekening (met de VS) groter is dan het tekort op de lopende rekening (met de VS).

3.

Vrouwenvoetbal ontwikkelt zich snel en de verwachting is dat clubs hoge salarissen gaan betalen voor topspeelsters. De nationale voetbalbond wil voorkomen dat clubs zich in de schulden steken om speelsters aan te trekken. Mede daarom eist de bond van de clubs een begrotingsregel: de kosten van een jaar mogen niet hoger zijn dan de opbrengsten, op straffe van puntenaftrek of zelfs degradatie naar een lagere klasse. De voorzitter van de bond stelt dat deze begrotingsregel invloed heeft op de marktwaarde van speelsters. Leg uit hoe de begrotingsregel invloed heeft op de marktwaarde van speelsters

Antwoord: Een voorbeeld van een juiste uitleg is: • Een club zal de kosten minimaal gelijk moeten houden aan de opbrengsten, waardoor bij het aantrekken van een nieuwe speelster minder budget beschikbaar is. • Hierdoor daalt de betalingsbereidheid en zal (bij een gelijkblijvend aanbod) de prijs / marktwaarde van een speelster kunnen afnemen.

4.

In de periode 2007-2008 kreeg de internationale bankensector grote klappen. De kredietcrisis leidde tot een forse daling van de aandelenkoersen. Omdat grote internationale banken failliet dreigden te gaan, kwamen verschillende overheden en centrale banken (CB) met reddingsplannen. Toen in de loop van 2008 deze kredietcrisis zijn weerslag kreeg op de reële economie en er sprake was van een internationale economische teruggang, verlaagde de centrale bank van de Verenigde Staten (VS) de rente. De Europese Centrale Bank (ECB) volgde deze renteverlaging pas enige maanden later. Ze wees voor deze vertraagde reactie op de doelstelling van het monetair beleid van de ECB. Toch zette de teruggang door en eind 2008 was er sprake van een recessie met een toename van de werkloosheid tot gevolg. De toename van de werkloosheid valt deels te verklaren uit de ontwikkeling van het particuliere vermogen in 2008 maar ook uit de economische relaties tussen de VS en de Eurozone (EZ). Beschrijf hoe een toename van de werkloosheid in de VS kan leiden tot een toename van de werkloosheid in de EZ.

Antwoord: Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de toename van de werkloosheid in de VS, via een vermindering van het besteedbare inkomen, de bestedingen en de import, leidt tot een daling van de export van de EZ waardoor de productie in de EZ daalt en daarmee de arbeidsvraag.

5.

Een werkgeversvereniging zet bij de loononderhandelingen voor 2012 in op flexibel loon. “Werkgevers en werknemers moeten inspelen op de snel verslechterende economische omstandigheden. Door loonflexibiliteit kunnen werkgevers sneller reageren op bedrijfseconomische schommelingen,” aldus een woordvoerder van de vereniging. Hij vervolgt met de stelling: “De arbeidsmarkt zal dan sneller herstellen na een toename van de werkloosheid als gevolg van een economische neergang.” Leg de stelling van de woordvoerder van de werkgeversvereniging uit.

Antwoord: Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat een toename van de werkloosheid dan direct leidt tot een neerwaartse aanpassing van de lonen, waardoor de vraag naar arbeid toeneemt ten opzichte van het aanbod en de werkloosheid minder wordt.

Domein A: Vaardigheden

Een procentueel aandeel berekenen (deel / geheel) x 100%
Een procentuele verandering berekenen ((nieuw – oud) / oud) x 100%
Een verandering in procentpunt berekenen %nieuw - %oud
Het verschil tussen procent en promille 0,1% = 1‰

Absolute getallen als indexcijfers schrijven Indexcijfer = (waarde / basiswaarde)
x 100

Procentuele veranderingen als indexcijfers. Stel basis = 100
Bereken eindwaarde
Vergelijk met 100

Het basisjaar verleggen van een reeks Indexcijfer = (waarde / basiswaarde)
indexcijfers x 100

,Domein D: Markt

De betalingsbereidheid is de maximale prijs die een vrager bereid is te betalen voor één
eenheid van een goed. De individuele vraaglijn weergeeft de gevraagde hoeveelheid van
één vrager bij uiteenlopende prijzen en een collectieve vraaglijn die van het collectief (alle
individuen bij elkaar opgeteld). Hoe hoger de prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid.
De collectieve vraaglijn kan verschuiven als gevolg van verandering van het inkomen, de
behoeften, prijzen van andere goederen en het aantal vragers.

De prijselasticiteit is de maat voor de relatieve verandering van de gevraagde hoeveelheid
als gevolg van een relatieve prijsverandering. Formule (ezelsbruggetje: QuarterPounder is
Q/p): procentuele verandering gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering prijs. Bij
deze formule moet je bij de percentages het getal invullen (dus geen indexcijfers). Als de
prijselasticiteit tussen -1 en 0 ligt is de vraag inelastisch: een verandering van de prijs heeft
weinig invloed op de verandering van de gevraagde hoeveelheid. Als de prijs van een
inelastisch goed wordt verhoogt, dan stijgt de omzet. Als prijselasticiteit lager is dan -1, dan
is de vraag elastisch: een verandering van de prijs heeft veel invloed op de verandering van
de gevraagde hoeveelheid. Als de prijs van een elastisch goed wordt verhoogt, dan daalt de
omzet.
De inkomenselasticiteit is de maat voor de relatieve verandering van de gevraagde
hoeveelheid als gevolg van een relatieve inkomensverandering. Formule: procentuele
verandering gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering inkomen. De goederen zijn
inelastisch als de elasticiteit tussen -1 en 0 ligt en elastisch als die lager is dan -1 of groter
dan 1. Bij inferieure goederen is de inkomenselasticiteit kleiner dan 0. Er wordt minder
gekocht als het inkomen stijgt. Bij normale / primaire goederen is de inkomenselasticiteit
tussen 0 en 1. Ze voorzien in de eerste levensbehoefte van de consument. En bij
luxegoederen is de inkomenselasticiteit groter dan 1. Het product wordt meer gekocht, als
het inkomen stijgt.
Bij de kruiselingse elasticiteit gaat het om de mate waarin de vraag naar een product
reageert op een prijsverandering van een ander product. Complementaire goederen
hebben een positieve elasticiteit, zij kunnen alleen met elkaar een behoefte bevredigen.
Substitutiegoederen hebben een negatieve elasticiteit, zij voorzien de bevrediging van
dezelfde behoefte.

De individuele aanbodlijn weergeeft het verband tussen de aangeboden hoeveelheid van
één aanbieder bij uiteenlopende prijzen en de collectieve aanbodlijn die van het collectief
(alle individuen bij elkaar opgeteld). De collectieve aanbodlijn kan verschuiven als gevolg van
een verandering van de prijzen van productiefactoren, technische ontwikkeling en het aantal
aanbieders. Maar ook als gevolg van heffingen en subsidies.

De omzet / totale opbrengst is prijs x afzet. De gemiddelde opbrengsten (GO) is gelijk
aan de prijs van het product. De totale kosten (TK) zijn onder te verdelen in vaste en
variabele kosten. De gemiddelde totale kosten (GTK) zijn de totale kosten per
geproduceerde eenheid. De marginale kosten (MK) zijn de kosten die gepaard gaan met de
uitbreiding van de productie met één eenheid. Deze kosten kunnen bij een
hoeveelheidsaanpassing veranderen, met als gevolg een verandering in de individuele
aanbodlijn. De producent streeft namelijk altijd naar maximale opbrengst of maximale omzet.

, Als de producent naar maximale opbrengst streeft, is MO gelijk aan MK. En bij maximale
omzet is TO gelijk aan TK, ook wel het break-evenpunt genoemd.
Je kunt MO / TO berekenen door de afgeleiden te nemen van MK / TK.

Bij vrije marktwerking is de markt vrij om (dankzij de onzichtbare hand van het
marktmechanisme) tot een marktevenwicht te komen. Het komt vaak tot stand door vrije
prijsvorming: het samenspel tussen vraag en aanbod. Bij het marktevenwicht is de
gevraagde en aangeboden hoeveelheid gelijk bij de evenwichtsprijs. Bij een
aanbodoverschot of een vraagoverschot zal de prijs veranderen tot de evenwichtsprijs.

Er zijn verschillende marktvormen, waarvan je een onderscheid kunt maken op basis van
het aantal marktpartijen, heterogeniteit van goederen en toetredingsmogelijkheden.
Volkomen concurrentie / volledige mededinging: veel aanbieders, een homogeen goed,
transparante markt en vrije toe- en uittreding. Het marktevenwicht wordt bepaald door het
snijpunt van vraag en aanbod, hierdoor is MO ook de marktprijs. De producent past de
hoeveelheid op de gegeven prijs aan en is daarom een hoeveelheidsaanpasser.
Monopolistische concurrentie: veel aanbieders en heterogene goederen. De producent
kan zelf de prijs van het product bepalen en is daarom een prijszetter,
Oligopolie: weinig aanbieders en een homogeen of heterogeen goed. De producent heeft,
door weinig concurrentie, een grote invloed op de prijs en is daarom een prijszetters.
Monopolie: één aanbieder. Omdat er geen concurrentie is kan de enige aanbieder zelf de
prijs van een product bepalen. De producent is een prijszetter. Voor maximale winst (MO =
MK) doet de aanbieder aan prijsdiscriminatie, hierdoor roomt een deel van het
consumentensurplus af. Er zijn wel twee voorwaarden: onderlinge doorverkoop is niet
mogelijk en consumenten verschillen in betalingsbereidheid.

De marktmacht geeft aan in welke mate een onderneming zich onafhankelijk van andere
marktspelers kan gedragen. Wanneer een onderneming veel marktmacht heeft, noemen we
dit een dominante aanbieder. Een monopolist heeft alle marktmacht en op een markt met
meerdere aanbieders bepaald het marktaandeel de marktmacht van de aanbieders. Door
marktmacht is er sprake van prijszetting, met als gevolg een stijging van het
producentensurplus (wat ten koste gaat van het totale surplus). De Harberger driehoek
geeft het welvaartsverlies weer, ofwel het verloren surplus, wat optreed als de overheid
ingrijpt op de markt of als er geen efficiënte marktvorm op de markt is.

Het consumentensurplus is het verschil tussen de marktprijs en de betalingsbereidheid van
vragers die bereid zijn meer te betalen dan die marktprijs. Het producentensurplus is het
verschil tussen de marktprijs en de prijs waartegen alle producenten bereid zijn aan te
bieden. En het totale surplus is de optelsom van het consumentensurplus en het
producentensurplus en wordt ook wel de maatschappelijke welvaart genoemd. Hoe hoger
het totale surplus, hoe hoger de welvaart. Tevens is het totale surplus een maat voor het
marktresultaat.
Als de verdeling van consumenten- en producentensurplus optimaal is, wordt het pareto-
efficiënt genoemd. De bestaande situatie kan niet zo veranderen dat er niemand slechter en
minimaal één persoon er beter van wordt.

Externe effecten zijn gevolgen van de productie die buiten de markt om werken, waardoor
de vrije markt faalt. Een positief extern effect is een effect van productie dat buiten de

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lievejansen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 68175 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€4,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd