Handleiding medisch-wetenschappelijk onderzoek
Hoofdstuk 1, Functie van medisch-wetenschappelijk onderzoek
Gezondheidsonderzoek staan de gezondheid en de factoren die daarop van invloed zijn, centraal.
Gezondheidszorgonderzoek daarentegen staan de gezondheidszorgvoorziening en de factoren
die daarop ingrijpen, zoals overheidsbeleid, financiering, het handelen en de kenmerken van
zorgaanbieders en zorggebruikers, centraal.
Deze 2 komen heel veel met elkaar overeen.
Een idee voor een onderzoek bestaat niet zomaar. Meestal vloeit een idee voort uit een medisch
probleem en het beeld dat de onderzoeker heeft over het betreffende probleem.
Theorie is een samenhangend stelsel van veronderstellingen en verklaringen over bepaalde
wetmatigheden. Zonder theorieën en empirische waarnemingen kan de medische wereld zich niet
ontwikkelen.
Uit dergelijke theorieën worden hypothesen afgeleid.
Hypothesen is een concrete, toetsbare voorspelling over een onderdeel van de theorie dat nog
niet nauwkeurig is onderzocht. De onderzoeker toets hypothesen mbv waarnemingen in de praktijk
of in een experimentele setting: het empirisch onderzoek. De onderzoeksresultaten vergroten of
verkleinen de geloofwaardigheid van de geformuleerde hypothesen. Zo nodig stelt de onderzoeker
de theorie op basis van de waarnemingen bij, of vervangt deze door een nieuwe theorie.
Het ontwikkelen en bijstellen van deze theorie op basis van waarnemingen noemt men inductie.
Inductie is dus een creatief proces, waarbij vooruitgang wordt geboekt door de jongste
waarnemingen in interpreteren en nieuwe ideeën toe te voegen.
Het afleiden van toetsbare hypothesen uit een theorie deductie.
Het genereren van de onderzoeksideeën en het uitvoeren van onderzoek passen in een cyclisch
proces dat in de wetenschapsfilosofie de empirische cyclus wordt genoemd. In een dergelijke cyclus
bepaalt de theorie welke waarnemingen worden gedaan en vervolgens zorgen de waarnemingen
voor een bijstelling van de theorie. Elk nieuw onderzoek betekent dus een nieuwe rondgang door de
empirische cyclus. En omdat daarmee het juiste inzicht steeds dichterbij komt, noemt men dit ook
wel een empirische spiraal.
Theorieontwikkeling
Deductie
Inductie
Hypothesevorming
Evaluatie en
interpretatie
Onderzoeksontwerp
Waarnemingen
(empirische toetsing)
De empirische spiraal werkt alleen wanneer het empirische onderzoek van goede kwaliteit is. slecht
onderzoek leidt tot minder betrouwbare waarnemingen en een vertekend beeld van de
werkelijkheid.
Onderzoek moet voldoen aan:
- Transparantie derden moeten inzicht kunnen krijgen in de betrouwbaarheid van het
onderzoek.
, - Validiteit het odnerzoeksresultaat moet overeenkomen met de werkelijkheid.
- Generaliseerbaarheid het onderzoeksresultaat moet ook geldig zijn voor situaties of
mensen die men op het oog had toen met het onderzoek initieerde, maar die niet in het
onderzoek zijn betrokken. Door deze eis wordt de specifieke informatie over de
onderzoeksgroep omgezet in algemene kennis.
- Precisie men moet het onderzoeksresultaat kunnen onderscheiden van de toevallige
variatie die in de praktijk optreedt. .
Serendipiteit = het vermogen om een toevallige en onbedoelde vondst te herkennen als iets nuttigs,
terwijl men hier niet naar op zoek was.
Empirische cyclus bedenken, hypothesen, proberen deze met behulp van empirie, statistiek en
gezond verstand te toetsen, trekken op logica gebaseerde conclusies, bespreken in een kritische
reflectie mogelijk alternatieve verklaringen en rapporteren uitvoerig aan collega-onderzoekers opdat
dezen de experimenten kunnen herhalen. Deze peers toetsen kwaliteit en relevantie van de
bevindingen voordat die in tijdschriften publiek worden gemaakt. Onderzoekers die in de ogen van
hun collega’s goede onderzoeksprestaties neerzetten, worden vaak geciteerd en krijgen erkenning,
reputatie en invloed.
6 fundamentele waarden moeten ervoor zorgen dat de waarheidsvinding op een ethisch
verantwoorde manier plaatsvind:
1. Wetenschappelijk onderzoek wordt zodanig opgezet, uitgevoerd en gedocumenteerd
(zorgvuldigheid), dat het kan worden gereproduceerd (betrouwbaarheid)
2. Wetenschappelijke kennis is een product van gezamenlijke inspanning en daarom eigendom
van de wetenschappelijke gemeenschap (gezamenlijkheid)
3. Wetenschappers beoordelen elkaar werk met universele maatstaven. Ras, nationaliteit,
godsdienst en persoonlijke kenmerken van de onderzoeker spelen daarbij geen rol
(onpartijdigheid)
4. Het belang van wetenschappelijke vooruitgang gaat vóór het persoonlijk en groesbelang
(onafhankelijkheid)
5. Al het onderzoek wordt zonder beperkingen voorgelegd ter kritische evaluatie door collega’s
(controleerbaarheid)
6. Onderzoekers hebben de plicht om wangedrag van collega’s aan de kaak te stellen en te
rapporten (klokkenluidersplicht)
Door niet kritische peerreview faalt het wetenschappelijke systeem. Tegenwoordig verzinnen veel
wetenschappers dingen of laten ze belangrijke dingen weg.
, Hoofdstuk 2, Fasen van onderzoek – stappenplan
Stappenplan voor medisch-wetenschappelijk onderzoek
Stap 1 Beschrijven van het motief voor het onderzoek
Stap 2 Bestuderen van relevante literatuur
Stap 3 Formuleren van de definitieve vraagstelling
Stap 4 Selecteren van een passende onderzoeksvorm
Stap 5 Beschrijven van het globale onderzoeksontwerp
Stap 6 Definiëren van de onderzoeksvariabelen
Stap 7 Operationalisering
Stap 8 Schrijven van het draaiboek
Stap 9 Dataverzameling
Stap 10 Data-analyse
Stap 11 Interpretatie van de resultaten
Stap 12 Rapportage en publicatie
Stap 1
Er moet een duidelijk motief zijn om het onderzoek te doen. Kan ook bijvoorbeeld wetenschappelijke
relevantie, maatschappelijke relevantie, klinische relevantie, praktische relevantie, maar ook
nieuwsgierigheid.
Wanneer de onderzoeker goed is geïnformeerd over de motieven en belangen die spelen bij de
keuze van het onderzoeksonderwerp, kan worden begonnen met de beschrijving van het
onderzoeksprobleem. Dit gebeurt in de vorm van een voorlopige vraagstelling. Dat wil zeggen een
ruwe formulering van de vraag die men in het onderzoek wil gaan beantwoorden.
Stap 2
Om erachter te komen wat er al bekend is over het te onderzoeken probleem, is het noodzakeljk de
relevante literatuur te bestuderen. Daarmee kan men voorkomen dat onderzoek onnodig
gepubliceerd wordt, dat onderzoek wordt gedaan op een niveau dat al door andere onderzoekers is
gepasseerd, en dat onnodige fouten worden gemaakt bij de opzet en uitvoering van het eigen
onderzoek.
Hierdoor kan de voorlopige vraagstelling worden bijgesteld. De voorlopige vraagstelling zal tijdens de
oriëntatiefase steeds verder worden ingeperkt = trechtering.
Met behulp van de resultaten van het literatuuronderzoek en aanvullende gesprekken met
deskundigen en/of medeonderzoekers komt de onderzoeker tot de formulering van de definitieve
vraagstelling.
Stap 3
Definitieve vraagstelling van het onderzoek is niets meer of minder dan een exacte formulering van
de vraag waarop het onderzoek een antwoord moet geven. Hierbij is slechts één interpretatie
mogelijk. Gebrek aan eenduidigheid leidt onherroepelijk tot verkeerden keuzen bij de
onderzoeksopzet of tot de introductie van overbodige elementen.
Bij klinische vragen maakt men vaak gebruik van de zogenoemde PICO-methode:
- Patiënt (P): voor welke patiëntencategorie is het antwoord op de vraag bedoeld?
- Intervention (I): welke test, behandeling of risicofactor wordt geëvalueerd?
- Comparison (C): met welke test, behandeling of risicofactorniveau wordt interventie I
vergeleken?
- Outcome (O): welke uitkomstparameter van I en C wordt met elkaar vergeleken?
C hoeft niet altijd in een vraagstelling terug te komen.