Samenvatting internationale economie
Hoofdstuk 21: Internationale economische ontwikkelingen
21.1 Wereldeconomie in beeld
Ontwikkelde industrielanden: hoog inkomen per hoofd van de bevolking, zoals Nederland.
Opkomende industrielanden: maken een snelle ontwikkeling door van ontwikkelingsland naar
industrieland, zoals China. Het inkomen per hoofd van bevolking is nog relatief laag, maar
neemt snel toe.
Ontwikkelingslanden: het inkomen per hoofd van de bevolking is laag. Zijn meestal
afhankelijk van export van enkele grondstoffen of landbouwproducten. Bevinden zich vaak in
de armoedeval. Door lage inkomen per hoofd van de bevolking kan er weinig gespaard
worden. Zoals Kongo of Bangladesh.
• Mondiale inkomensverschillen zijn dus groot.
BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. Zij zullen volgens Goldman
Sachs de wereldeconomie domineren in de 21e eeuw.
Nieuwe industrielanden: Singapore, Hongkong, Taiwan en Zuid-Korea.
Opkomende industrielanden: Maleisië, Thailand, Indonesië, de Filippijnen, China en India.
Achtergronden van de opkomst van Oost-Azië
- Onderwijsbeleid: ze richten zich op de totale bevolking (man en vrouw),
alfabetiseringsgraad omhoog.
- Hoge binnenlandse besparingen en investeringen: uitgedrukt als % van het bbp, zijn
2x zo groot als bijvoorbeeld Nederland. Hoge binnenlandse besparingen zorgen voor
hoge investeringen zonder te lenen van het buitenland.
- Overheidsbeleid: staat in het teken van een hoge economische groei. Vertrouwen op
marktmechanisme. Pragmatisch (wanneer iets zich richt op nut en bruikbaarheid) te
werk.
Toekomst Oost-Azië
- Goede marktkansen
- Politieke, religieuze en etnische conflicten
- Vergrijzing
- Overinvestering
- Overcapaciteit
- Binnenlandse consumptie
- Infrastructuur
- Gebrekkige rechtstaat
- Milieu
- Innovatie gedreven groei
21.2 Globalisering
Dimensies van globalisering
- Ontgrenzing van de aarde, letterlijke en figuurlijke barrière voor personen, diensten,
goederen, geld en data zijn weg.
- Economische dimensie, snelle toename van het internationale handels-, investerings-
en geldverkeer.
- Sociale dimensie, groei van internationale toerisme, internationale migratie en
datastromen via internet.
- Politieke dimensie, samenwerking tussen overheden op sociaaleconomisch,
ecologisch, politiek en militair gebied.
Globaliseringindex: meet hoe verbonden een land in economisch, sociaal en politiek opzicht
is met de rest van de wereld.
Feiten en cijfers globalisering
Wereldhandel: som van de export van goederen en diensten in de wereld.
1
,Wereldexportquote: de wereldhandel als percentage van de wereldproductie.
Internationale outsourcing: productie uitbesteden aan een buitenlandse producent
Offshoring: Zelf in het buitenland produceren door een directe investering te plegen
Motieven om in het buitenland te investeren:
- Toegang tot de buitenlandse afzetmarkt
- Toegang tot productiefactoren
- Kostenreductie
Directe investeringen zijn voor opkomende industrielanden en ontwikkelingslanden een
motor voor economische groei.
Internationale productiefragmentatie: door het vervagen van grenzen hebben bedrijven het
productieproces in kleine taken opgeknipt en die mondiaal verspreid. ‘Made in the world’
i.p.v. ‘made in Holland’. Hierdoor zijn internationale waarde- of productieketens ontstaan.
Smile-curve: laat zien dat het creatieve denkwerk aan de kop (R&D, design) en de staart
(branding, marketing, after-salesservice) van de keten meer toegevoegde waarde oplevert
dan het eenvoudige assemblagewerk in het midden.
Oorzaken globalisering:
Technologische ontwikkeling
- Zee- en luchttransport
- Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Liberalisering van internationale marketen
We zien een verschuiving in het zwaartepunt van de wereldeconomie in de richting van
vooral Zuidoost-Azië
Kans:
- Marktvergroting
- Kostenverlaging
- Risicospreiding
Bedreiging:
- Concurrentie
- Werkgelegenheidsverlies
Globalisering voorstanders
- Globalisering leidt tot een hogere welvaart ook en vooral in ontwikkelingslanden
- Open economieën doen het in de praktijk beter dan gesloten economieën
Globalisering tegenstanders
- Globalisering leidt tot een verlies van nationale zeggenschap
- Globalisering leidt tot een vermindering van de culturele diversiteit
- Globalisering legt een eenzijdige nadruk op de economie
- Globalisering leidt tot een toename van de ongelijkheid in de wereld
2
, Hoofdstuk 22: Vrijhandel en protectionisme
22.1 Comparatieve kostentheorie en vrijhandel
Comparatieve kosten: de kostenverhouding tussen twee producten
Volgens de comparatieve kostentheorie leidt specialisatie op basis van comparatieve
kostenvoordelen tot een hogere mondiale welvaart. Comparatieve kostenverschillen
veranderen onder invloed van ontwikkelingen in de prijzen en productiviteit van
productiefactoren. Hierdoor zullen bedrijfstakken in een land verdwijnen en nieuwe opkomen.
Comparatieve kostenvoordelen verschuiven gedurende de productielevenscyclus. In de
introductiefase hebben industrielanden comparatieve voordelen en vindt de productie daar
plaats. In de groei- en verzadegingsfase verschuift de productie geleidelijk naar de
opkomende industrielanden.
Absoluut kostenvoordeel
In tabel 22.1 heeft Nederland een absoluut
kostenvoordeel in zuivel en Thailand in textiel.
Welvaart stijgt als Nederland zuivel exporteert en
Thailand textiel.
Relatieve kostenverschillen
In tabel 22.2 heeft Frankrijk een absoluut
kostennadeel in de productie van kaas én graan.
Frankrijk heeft een comparatief voordeel in de
productie van kaas en Polen in de productie van
graan.
Beide landen profiteren van handel als de
internationale prijs van kaas ligt tussen 0,5 en 0,8 eenheden.
Welvaartsvoordeel
Stel de internationale ruilverhouding wordt: 1 K = 0,6 G
Dan kunnen beide landen voor een bepaald bedrag
(bijvoorbeeld 3000) meer consumeren met in plaats
van zonder handel. (Tabel 22.3)
De belangrijkste tekortkomingen van de comparatieve kostentheorie zijn dat deze uitgaat van
homogene producten en de afwezigheid van schaal- en ervaringsvoordelen. Bovendien gaat
de omschakeling van sectoren met comparatieve nadelen naar sectoren met comparatieve
voordelen gepaard met hoge aanpassingskosten.
Vrijhandel met specialisatie van landen op basis van comparatieve kosten leidt tot een
stijging van de mondiale welvaart maar sommige groepen in de samenleving kunnen erop
achteruit gaan. Dit leidt tot een roep om protectionisme: de bescherming van binnenlandse
producenten tegen buitenlandse concurrentie.
‘Nieuwe handelstheorie’: handelstheorie die het belang van schaal- en ervaringsvoordelen
benadrukt. Deze zorgen voor een ‘first mover advantage’
22.2 Protectionisme
Protectionisme: bescherming van nationale producten tegen internationale concurrentie
Er zijn twee argumenten voor protectionisme:
- Oneerlijke concurrentie (dumping, lag lonen/sociale dumping, represaille)
- De wens om voor bepaalde producten onafhankelijk te zijn van het buitenland
(nationale veiligheid, culturele identiteit, voedselvoorziening en -veiligheid,
strategische handelspolitiek)
3