HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN:
INFECTIEZIEKTEN
HOORCOLLEGE 1: INFECTIEZIEKTEN BEGRIPPEN
INLEIDING
Biotische factoren: bacterie, virus, parasieten → infectieziekten
Vier vragen stellen bij een uitbraak van een infectieziekte: wat, hoe, wanneer, wie
Ebola virus voorbeeld
Er was bij het ebola virus misdiagnose, malaria was prevalent (een eukaryote organisme: werden met pillen
naar huis gestuurd→ werkte niet)
- Pathogeen werd dus niet tijdig herkend → symptomen: koorts, hoofdpijn, braken → Malaria
- Malaria wordt veroorzaakt door een parasiet
- Parasiet is een eukaryoot: antiparasitaire middelen die niet tegen ebolavirus werken
- Ebolavirus: antivirale middelen
- De kennis is belangrijk voor oa juiste behandeling
Ebola is daarnaast direct overdraagbaar van mens op mens→ bij malaria alleen via dier op mens
Ebolavirus is een zoönose → fruitvleermuis (gewervelde dieren (dier op mens) en mens op mens
overdraagbaar
Ebolavirus is een RNA virus kunnen makkelijk muteren→ omdat RNA polymerase fout gevoelig is → kunnen
zich makkelijk aanpassen aan nieuwe omstandigheden
Ebola virus heeft een envelop en is dus alleen overdraagbaar via direct contact
Ebola is niet wereldwijd verspreid omdat het niet via de lucht overdraagbaar is en de tijd van besmettelijkheid
→ je kan alleen besmet raken als je in contact komt met mensen die symptomatisch zijn
Postulaten van Koch
Was in staat om te bewijzen dat een ziekte kiem in staat was om een ziekte te veroorzaken
➔ Bij muizen apart cel lichaam geïsoleerd
Classificatie
- Virus
- parasiet
Transmissie infectieziekten: reservoirs
1. Mens (mens op mens): mensen die asymptomatisch zijn maar wel kunnen overdragen
2. Dier: zoönoses (dier-mens)
3. Vector (insecten)
- Mens- vector – mens (malariaparasiet, zikavirus)
, - Dier – vector – mens (pest)
4. Besmette oppervlakten, voedsel, water, aarde
Bouw organisme: non-enveloped virus
Virussen met envelop kunnen minder goed overleven → membraan is gevoelig
voor uitdroging, uv straling etc. → zullen minder goed en minder lang
overleven buiten het lichaam op bijv. oppervlakten
Virussen zonder envelop is daarom ook via besmette objecten overdraagbaar
omdat deze langer buiten de gastheer overleeft
Sars cov 2
- RNA virus
- Envelop: kan wel buiten lichaam overleven maar niet heel lang
- Helicaal
- Zoönose
Transmissieroutes
1. Mens-mens
- Contact transmissie
o Direct contact
o Indirect contact: besmette oppervlakten, hand schudden→ afhankelijk van hoe lang het virus
kan overleven buiten het lichaam
o Druppeltjestransmissie: aerogeen
2. Dier- mens
- Intensief contact tussen besmette dieren en mensen
- Druppeltjestransmissie: aerogeen
Wanneer vindt transmissie plaats
Bij sars cov 2
- Tijdens symptomen infectieus maar ook tijdens de incubatie periode: 2 tot 3 dagen voor het begin van
de klachten
- Incubatie: 2 tot 14 dagen (gemiddeld 6 dagen)
,HOOFDSTUK 6: TRANSMISSIEROUTES
Horizontaal vs verticaal
- Horizontaal: van burger op burger: covid
- Verticaal: van moeder op kind: hiv
Contact
- Direct: mens-mens
- Indirect: via levenloze objecten: zakdoek
- Druppeltjes transmissie
Vehicle transmissie; vervoersmiddel
- Drinkwater
- Besmet voedsel
- Stof deeltjes; kan lang in de lucht blijven hangen
Vector transmissie
- Mechanisch: vlieg land op vuilnis en zit vervolgens op jouw hamburger en kan salmonella over
brengen
- Biologisch: de mug is echt nodig voor de parasiet→ deelt daar en brengt het over op de mens
,HOORCOLLEGE 2: RISICOFACTOREN EN VIRULENTIEFACTOREN
We hebben infectieziekten kunnen terugdringen doordat we hygiëne en vaccins en antibiotica hebben ontdekt
Het is lastig om luchtweginfecties te voorkomen→ we moeten blijven ademen→ staat op nummer 1 van
ziekten met grootste doodsoorzaak van infectieziekten
Westen
- Multiresistentie: we hebben geen goede therapieën meer
- Terugkeer oude ziekten
- Opportunistische infecties: mensen met chemokuur worden hier gevoelig voor
- Nieuwe ziekten
RELATIEVE GROOTTE ORGANISMEN INFECTIEUS VOOR DE MENS
Virussen: replicatiecyclus afhankelijk van gastheercel (obligaat intracellulair)
Bacteriën: prokaryoten (intra en extra cellulair)
Parasieten: eukaryoten (intra en exrta cellulair)
DEFINITIES PATHOGEEN EN INFECTIE
Pathogeen: een organisme dat ziekte veroorzaakt
- Primaire: maken gezonde gastheren ziek
- Opportunistisch: veroorzakenziekte in de verzwakte gastheer
,Infectie: aanwezigheid van een vermenigvuldigend (micro) organisme (hoeft niet schadelijk te zijn)
- Primair: veroorzaakt door primaire pathogeen
- Secundair: als gevolg van een priamire infectie, kan een 2e infectie plaatsvinden→ bijv.
opportunistische infectie→ HIV → gevoelig voor andere infecties → je overlijdt aan de gevolgen van
de secundaire infectie
INFECTIEPROCES: 5 STAPPEN
1. Pathogeen kan hechten aan gastheer cel
2. Pathogeen moet er blijven zitten en verder komen
3. Pathogeen moet overleven: gevecht tussen lichaam en pathogeen
4. Kan ziekte veroorzaken
5. Verlaat gastheercel op tijd om volgende gastheercel te infecteren
HOE KAN HET PATHOGEEN HET LICHAAM BINNENDRINGEN EN WEER WEGGAAN
Portaal van binnenkomst: porte déntree: waar kan het pathogeen ons lichaam
binnenkomen
➔ Alles wat in contact staat met de buitenlucht, behalve de huid omdat deze
cellen dicht tegen elkaar zitten, behalve bij een wondje
➔ Mucosa: respiratoire, darm en urogenitale stelsel
➔ Huid: wondje, haarzakje, zweetklier
➔ Parentaal: via injectie
➔ Vrouwen: verticale overdracht: placenta
Portals of exit
Identiek aan porte d’entrée, uitgescheiden in lichaamsvocht
- Bijv. bloed, zweet, speeksle, sputum, druppeltjes, urine, feces, sperma, afscheiding, moedermelk etc.
Feco-oraal: gastro-intestinale infecties
,GEVECHT GASTHEER – PATHOGEEN
Wanneer een organisme zich niet kan hechten en blijven hechten wordt deze weggevaagd
Gastheer-pathogeen relaties: verschillende samenlevingsvormen
Commensalisme: pathogeen haalt er voordeel uit, voor de gastheer maakt het niet uit
Mutualisme: beide hebben voordeel
Parasitisme: alleen pathogeen heeft voordeel, de gastheer heeft er last van
NORMALE FLORA
We hebben veel verschillende groepen bacteriën → normale flora→ verstoring kan bijvoorbeeld voor
depressie of andere ziekten zorgen
Normale flora= microbiotica
Functie normale flora
1: Bescherming tegen pathogenen
- Competitie nutriënten, zuurstof productie bacteriocines, Lactobacillus: verlaagt pH
2: Digestie en productie van vitamine B, K
- Intestinale bacteriën
3: Stimuleert immuunsysteem
,Verwerving normale flora pasgeborene
- Bij geboorte: tegen vagina
- Daarna borstvoeding
- Daarom is borstvoeding en normale geboorte noodzakelijk voor het opbouwen van een normale flora
Met voeding kun je je darm flora beïnvloedden → kan van darmen getransporteerd worden naar de hersenen
→ nerves vagus → kan mogelijk verhoogd risico voor depressie zijn wanneer je niet gezond eet
De normale flora is net zo persoonsafhankelijk als een vingerafdruk → lastig om te bepalen welke
samenstelling van bacteriën zorgt voor normale flora → gevarieerd eten
- Normale flora is niet altijd constant: ouder worden, antibiotica, stress, dieet, hormonen
- Transplantatie van ontlasting van gezonde flora naar ongezonde flora
Normale flora: ziekte
- Immunodepressie (stress, dieet, ziekten, trauma)
- Wanneer de balans wordt verstoord (antibiotica)
- Verkeerde plek (E. coli en blaasontsteking)
INFECTIEPROCES: VIRULE NTIEFACTOREN
Virulentiefactoren: verzamelnaam van alle pathogeeneigenschappen die nodig zijn om verschillende stappen
infectie proces succesvol te doorlopen
Infectieproces: gereguleerde gen expressie
Gereguleerde expressie: virulentiegenen worden sterk gereguleerd tot expressie gebracht
Bacterien: virulentiegenen geclusterd in pathogenicity islands op chromosoom of plasmides (=mobiel DNA)
Plasmides zijn stukjes circulair DNA die onderling inwisselbaar zijn → belangrijk bij antibiotica
GEREGULEERDE GENEXPRESSIE : QUORUM SENSING
Regulatie virulentie genexpressie: Quorum sensing
- Populatie dichtheid is groot genoeg om succesvol aan te vallen, wanneer signaalmoleculen detecteren
- Expressie virulentiegenen afhankelijk van populatiedichtheid
- Signaalmoleculen en autoindicutie
,Quorum sensing voorbeeld: biofilm
Via quorum sensing wordt gevoeld dat de omgeving gunstig is en polysachariden worden gevormd (glycocalyx)
= biofilm→ kan resulteren in tandsteen → wanneer de bacteriën met genoeg bij elkaar zijn waardoor de
polysachariden met elkaar biofilm gaan vormen
Biofilm: resistent tegen immuunsysteem, antibiotica niet effectief, delen van biofilm kunnen los laten en
infectie verspreiden of resulteren in tromboembolisme (dodelijk)
VIRULENTIEFACTOREN: BACTERIËN
Virulentiefactoren: bacteriën: aanhecht en beweeglijkheid
- Glycocalyx: capsules en slijmlagen
- Flagella en fimbriae
o Lange uitsteeksel zijn flagella, wanneer je wilt vluchten voor het immuunsysteem
o Fimbriae zijn voor aanhechting
- Pilus: plasmide kan getransplanteerd worden van ene naar andere bacterie waardoor die ook instaat is
om fimbriae te maken → resistentie van antibiotica kunnen aan elkaar worden doorgegeven
Treponema pallidum -syfilis: gebruikt adhernce kort- boort zich een weg in het weefsel → kan een schroef
achtige beweging maken
Salmonella: heeft allerlei flagellen en pili: kan de darmcellen binnenkomen, om pili zitten eiwitten→ kan in de
cel injecteren → cytoskelet zorgt voor omhulsel om salmonella
Aanhechting (pili) en beweeglijkheid (flagella)
Maar: pili bevatten zogenaamde invasines; invasines veranderen structuur actine filamenten (cytskelet)
gastheercel waardoor de celoppervlakte ‘ruffles’ en bacterie wordt ‘engulfed en via endocytose opgenomen
,Virulentiefactoren: bacteriën: overzicht
Aanhechting gastheercel: glycoproteinen → gastheer en weefsel specificiteit
- DNA overdracht
- Motility
- Immuun escape
Pili spelen rol bij aanhechting aan een darm→ DNA kan overgedragen worden tussen bacterien
Immuunsysteem kan lastig hechten wanneer de bacterie een capsule heeft
VIRULENTIEFACTOREN: OVERLEVING IMMUUNSYSTEEM
Virulentiefactoren: overleving immuunsysteem: passief
Capsule: ontsnappen aangeboren immuunrespons → passief → capsule: voorkomen van fagocytose
Virulentiefactoren: overleving immuunsysteem actief
Toxines, enzymen: kunnen ervoor zorgen dat fagocyt dood gaat, kunnen actief aangeboren immuunsysteem
ontwijken
Uitscheiden van toxines, enzymen: vermijden fagocytose
Virulentiefactoren: overleving immuunsysteem: actief
Ontsnappen adaptieve immuunrespons via de volgende routes:
- Intracellulair: je verstopt je oppervlakte eiwitten voor het immuunsysteem→ Herpesvirussen,
tuberculose
, - Integratie van erfelijk materiaal in gastheer DNA: wanneer je niet actief bent, wordt je ook niet
herkend → HIV, HPV
- Kolonisatie van specifiek bodysites: CZS, gewrichten, placenta, testis: hier kan het immuunsysteem
niet goed bij → ziekte van Lyme
- Slaapziekte, covid, malaria: veranderen van de oppervlakte eiwitten → antigeen switching
WEEFSELSCHADE
Afhankelijk van toxisch vermogen en invasief vermogen van het pathogeen
Weefselschade: direct vs indirect
- Direct: door pathogeen zelf
- Indirect: pathogeenproducten: bacteriën kunnen toxines uitscheiden → die zijn vervolgens schadelijk
o Tetanus vaccin: gericht op toxines die zich makkelijk kunnen verspreiden en dus niet op de
bacterie zelf
Het immuunsysteem kan ook schade toebrengen→ mensen die heftige immuunrespons hebben voor
corona, die komen vaak op de IC → imuunsupressors
Weefselschade: toxines en invasief vermogen
Toxines: vermogen van een organisme om een toxine te produceren dat als functie heeft: het doden van de
gastheercel of inhiberen van processen in de gastheercel → weefselschade
Invasief vermogen: pathogeen binnen in de cel vermenigvuldigt zich en die breekt uit en dat proces gaat door
→ Anemie: bloedarmoede
- Vermogen van een organisme om zich in grote getale in de gastheer te vermenigvuldigen →
weefselschade
Mate waarin toxiciteit en/of invasief vermogen van een pathogeen zijn bepalend voor de virulentie van een
pathogeen
Weefselschade: toxine: doden van cellen
Productie hemolysine: doden cellen
- Verbreken van celmembraanstructuren: lysis gastheercel
Diagnostiek: toxine: doden van cellen