Kennistoets & Praktijktoets Lesgever Periode 4
De doorlopende leerlijn
Doel:
De student kan aan het eind van leerjaar 1 een doorlopende leerlijn uitschrijven van 4 lessen waarbij hij/zij rekening houdt met:
- de beginsituatie van de groep, individuele deelnemers en lesgever op motorisch, cognitief en sociaal-affectief gebied.
- het einddoel dat is aangesloten op de beginsituatie en gericht op het resultaat dat hij/zij wil bereiken aan het eind van de 4 lessen.
- de doelstelling die hij/zij ontwikkelt per les, welke aangesloten is op de beginsituatie en het einddoel van de 4 lessen.
De student kan aan het eind van leerjaar 1 een volledige les (warming-up, kern, slot) zelfstandig voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
Opdracht:
De student gaat een leerlijn uitschrijven van 4 lessen. Deze leerlijn wordt uitgezet middels:
- Deel A: beginsituatieanalyse (blz. 2); (Go / No Go)
- Deel B: het planningsformulier (blz. 3); (Go / No Go)
- Deel C: één uitgewerkte les in het lesvoorbereidingsformulier (blz. 5).
Aan de hand van het planningsformulier kiest de student 1 van de 4 lessen die hij/zij uitwerkt op een lesvoorbereidingsformulier. Deze les moet bestaan uit
en warming-up (max. 5 min.), kern en slot (max. 10 min.), wordt gegeven aan ½ van de klas en duurt 30 minuten. De uitvoering van deze les is tevens de
praktijktoets van periode 4.
Het lesvoorbereidingsformulier moet volledig uitgewerkt worden, inclusief beginsituatie en doelstelling. In het lesvoorbereidingsformulier moet een
duidelijke koppeling gemaakt worden richting het planningsformulier en de doorlopende leerlijn.
Resultaat:
De student levert het volledige bestand, op uiterlijk 13 april, in bij desbetreffende docent. De student krijgt een kenniscijfer gebaseerd op de resultaten van
deel C: lesvoorbereidingsformulier. Deel A: beginsituatieanalyse en Deel B: planningsformulier zijn beide voorwaardelijke opdrachten om aan Deel C te
mogen starten. De studenten krijgen een praktijkcijfer gebaseerd op de les die hij/zij gaat geven. Deze les bestaat uit een warming-up(max. 5 min.), kern en
slot(max. 10 min.) en heeft een duur van 30 minuten. Herkansing uiterlijk 25 mei inleveren.
, Deel A Beginsituatieanalyse
De doorlopende leerlijn
Sport: Frisbee
Algemene gegevens groep: Groepsgrootte: 18 Leerlingen Samenstelling J/M: 7 Jongens en 2 Meiden
Leeftijd: 16 t/m 23 Prestatief / recreatief: prestatief
Beginsituatie groep: Omschrijf hieronder de beginsituatie van de groep en omschrijf de consequenties voor jouw lessenreeks.
Motorisch 2 van de 9 studenten: kunnen kaarsrecht gooien met de backhand, Staan goed met hun voeten en draaien mee met hun
lichaam. Ze kunnen minstens 20 meter ver gooien
Ze kunnen bijna recht gooien met de forehand, houding is goed en kunnen ongeveer 15 meter ver gooien met deze
techniek.
De hammer kunnen ze goed uitvoeren, niet perfect recht maar goed genoeg, ze kunnen alleen niet zo ver gooien,
namelijk ongeveer 10 meter. Lichaamshouding is goed.
Consequentie: ik ga ze coachen om anderen te helpen als ze zien dat iemand er moeite mee hoeft of het vraagt.
6 van de 9 studenten: kunnen met de backhand redelijk mikken en bijna recht gooien, staan met hun voeten goed maar
draaien niet goed mee. Kunnen vanaf minstens 15 meter gooien.
De forehand word redelijk uitgevoerd, een beetje scheef en kunnen het niet elke keer goed uitvoeren, soms gaat hij te
veel naar de grond gericht en soms te veel omhoog. De houding is wel goed. Kan ongeveer 10 meter ver gooien
De hammer word oké uitgevoerd, gooien niet recht, gaat niet altijd goed, de frisbee hobbelt op en neer in de lucht en is
dus moelijker te vangen. Gooit ongeveer 8 meter, houding is bijna goed, alleen voeten staan niet goed.
Consequentie: ik moedig ze aan elkaar te helpen en tips te geven.
1 van de 9 studenten: gooien bij de backhand niet recht en kunnen ook niet goed mikken, staan verkeerd met hun
voeten naast mekaar en draaien niet mee met de gooi. Gooien ongeveer 10 meter naar voren, maar omdat ze scheef
gooien komt de frisbee weer terug of ze gooien tegen de grond.
De forehand gaat helemaal niet goed, houden de frisbee verkeerd vast, draaien hun pols niet mee, staat niet goed maar
met 2 voeten naast mekaar. Gooit ongeveer 5 meter ver.
De hammer kunnen ze niet, de frisbee draait niet in de lucht omdat ze helemaal scheef gooien. De frisbee komt niet
recht voor ze terecht en meestal maar 2 a 3 meter of hij rolt verder over de grond. De houding is weer met 2 voeten
naast mekaar en dus slecht.
Consequentie: ik coach ze toch even om goed mee te doen en op niveau te komen en hulp te vragen aan anderen.
Cognitief Iedereen weet dat het 7 tegen 7 is en dat ze moeten scoren door de frisbee in de endzone van de tegenstander te
, vangen.
3 van de 9 studenten: Weet dat ze niet mogen lopen met de frisbee in hun handen. Dat ze de tegenstander niet mogen
aanraken. Dat de frisbee binnen 10 seconden overgespeeld moet worden. Als de 10 seconden voorbij zijn krijgt de
tegenstander de frisbee. Als de tegenstander de frisbee onderschept door hem te vangen, op de grond te slaan of buiten
het veld slaat, dan ben je de frisbee kwijt en krijgt de tegenstander de frisbee in bezit. Wanneer er gescoord is word er
gewisseld van “endzone” en mogen teams spelers wisselen. Wanneer er gescoord is word het spel hervat door een “pull”
(dat is de frisbee naar de andere kant van het veld gooien) die wordt uitgevoerd door het team wat zojuist gescoord
heeft. De andere partij mag dan vanaf waar de frisbee is gevangen of waar die is geland de aanval beginnen.
Deze spelers weten ook goed de techniek achter het gooien van een frisbee zoals bijv. bij de forehand dat je je vingers op
een bepaalde manier moet houden.
Consequentie: ik ga deze spelers coachen om anderen te helpen met techniek en te coachen tijdens partijvorm hoe
hun medespelers moeten spelen.
6 van de 9 studenten: Weet dat ze niet mogen lopen met de frisbee in hun handen en dat ze de tegenstander niet
mogen aanraken. Als de tegenstander de frisbee onderschept door hem te vangen, op de grond te slaan of buiten het
veld slaat, dan ben je de frisbee kwijt en krijgt de tegenstander de frisbee in bezit. Wanneer er gescoord is word er
gewisseld van “endzone” en mogen teams spelers wisselen. Wanneer er gescoord is word het spel hervat door een “pull”
(dat is de frisbee naar de andere kant van het veld gooien) die wordt uitgevoerd door het team wat zojuist gescoord
heeft. De andere partij mag dan vanaf waar de frisbee is gevangen of waar die is geland de aanval beginnen.
Consequentie: ze doen gewoon goed mee en ik leg de regels van de partijvorm gewoon goed uit zodat iedereen zeker
weet hoe het werkt.
1 van de 9 studenten: Weet dat ze niet mogen lopen met de frisbee in hun handen en dat ze de tegenstander niet
mogen aanraken. Als de tegenstander de frisbee onderschept door hem te vangen, op de grond te slaan of buiten het
veld slaat, dan ben je de frisbee kwijt en krijgt de tegenstander de frisbee in bezit.
Consequentie: wanneer ik zie dat iemand de regels niet weet leg ik het voor de hele groep nog eens uit wanneer deze
regel geld en hoe deze van kracht gaat.
Sociaal-affectief 2 van de 9 studenten: wilt goed meedoen met frisbee en doet goed mee omdat ze graag willen winnen. Als ze winnen
zijn ze blij maar ze kunnen ook goed tegen hun verlies. Ze helpen hier en daar andere studenten waarbij het minder goed
lukt. Ze spelen in de partijvorm goed samen en winnen bijna elke keer.
Consequentie: deze spelers ga ik verdelen over de teams in de partijvorm zodat het een eerlijke match is.
6 van de 9 studenten: wilt goed meedoen met de rest en doet mee omdat ze willen leren hoe ze beter kunnen worden