Samenvatting MK3 -
Orgaanstelsels 2
Week 1 – Zenuwstelsel
ANATOMIE & FYSIOLOGIE | HOOFDSTUK 12
12.5 Grote hersenen
Grote hersenen = cerebrum
à Vormen het domein van gedachten, gevoelens, bewuste functies en geheugen. Aan- en bijsturing
van complexe bewegingen start hier ook.
Bouw
De grote hersenen bestaan uit twee helften, de hemisferen, die gescheiden worden door de fissura
longitudinalis. Ze bestaan uit tientallen miljarden neuronen. De cellichamen van deze neuronen
vormen de cortex (schors, grijze stof, buitenkant grote hersenen). Binnen de cortex liggen de
verbindingsbanen, axonen, wat de medulla wordt genoemd (merg, witte stof). Daarnaast zijn er een
aantal sulci en gyri:
Groeven (sulci) verdelen de hemisferen in vier kwabben
(lobus):
Lobus frontalis = voorhoofdskwab/frontale kwab
Lobus parietalis = wandbeenkwam/pariëtale kwab
Lobus temporalis = slaapbeenkwab/temporale
kwab
Lobus occipitalis = achterhoofdskwab/occipitale
kwab
De medulla bestaat uit drie functioneel gescheiden delen:
Associatiebanen => verbindingen binnen de
hemisfeer
Commissuren => verbindingen tussen de hemisferen
o Belangrijkste is de hersenbalk (corpus callosum)
Afferente/efferente banen
o Afferente lopen van zenuwen naar cerebrum
o Efferente banen:
, Piramidebanen => lange axonen die in bundels caudaal lopen
Extrapiramidale banen => lopen minder in bundels via hersencentra caudaal
Basale ganglia (verzameling kernen) en capsula interna (band met zenuwvezels):
1 = capsula interna
2 = cortex
3 = medulla
4 = fissura longitudinalis
5 = zijventrikels
6 = nucleus caudatus
7 = nucleus lentiformis
8 = derde ventrikel
9 = pons
10 = verlengde merg
11 = corpus callosum
12 = insula
Functies
Schorsgebied = afgegrensd schorsgedeelte met een specifieke functie. Voor de sulcus centralis
motorisch, daarachter sensorisch
Motorische schorsgebieden, functie: motoriek
o Primaire motorische schors, gebied van gyrus precentralis
Verband met skeletspieren (animale motoriek)
Motorische somatotopie = skeletspieren hebben elk hun eigen representatie
op de motorische schors
Motorische homunculus = afbeelding van
lichaamsdelen op de overeenkomstige delen
van primaire motorische schors, hoe groter
afgebeeld hoe intensiever de aansturing
o Secundaire motorische schors (premotorische
schors), gebied in frontale kwab
Betrokken bij gecompliceerde bewegingen
met veel spieren tegelijk
Brocacentrum = motorisch spraakcentrum (komt voor in 1 van de
hemisferen)
o Basale ganglia schakelen de motorische impulsen vanuit de verschillende motorische
schorsgebieden door naar efferente banen.
Sensorische schorsgebieden, functie: zintuigelijk
o Primaire sensorische schors, gebied parallel aan primaire motorische schors
Gevoelens van pijn, warmte, kou, aanraking, druk
en trillingen = propriosensoriek
Sensorische homunculus
Nauw verbonden met primaire motorische schors
(sensorische input wordt motorische output)
o Secundaire sensorische schors, gebied achter primaire
sensorische schors
Nieuwe sensorische informatie interpreteren en
associëren met eerdere gewaarwordingen, is de
aanraking fijn of niet?
, o Primaire auditieve schors, in temporale kwab
Toonhoogte en volume waarnemen
o Secundaire auditieve schors
Interpretatie van geluid
o Primaire visuele schors, achterhoofdskwab
Vangt lichtprikkels vanuit netvliezen op
o Secundaire visuele schors
Interpretatie en begrip van prikkels
o Smaakcortex, frontale kwab
Smaak
o Olfactorische cortex, frontale/temporale kwab
Reuk
o Wernickecentrum = tweede spraakcentrum, vlakbij auditieve schors
Interpreteren, herinneren en begrijpen van gesproken en geschreven woord
o Associatieve schorsgebieden, tussen schorsgebieden in
Integratie van gelijktijdig binnenkomende sensorische informatie en
gecompliceerde sensorische en motorische informatiestromen
Emoties = positieve en negatieve gevoelens die ontstaan als reactie op bepaalde prikkels of een
bepaalde situatie
Limbische systeem = ringvormig systeem die betrokken is bij ontstaan en uiten van emoties. Bestaat
uit olfactorische schors en delen van hypothalamus, thalamus en inwendig gelegen delen van
hersenschors (waaronder hippocampus en amygdala).
Prefrontale cortex = schorsgebied voor het motorische schors. Is nauw betrokken bij werking
limbisch systeem. Is betrokken bij interpreteren van en reageren op secundaire sensorische
informatie uit alle delen van de grote hersenen. Vooral belangrijke rol in sociaal gedrag.
Geheugen = vermogen om opgedane kennis en ervaringen te onthouden en op te roepen. Je
hersenen zijn een archief. Soorten geheugen:
Kortetermijngeheugen = waarneming die al of niet wordt opgeslagen
o Telefoonnummer kort onthouden als je deze wil opzoeken
Langetermijngeheugen = feiten en herinneringen die opgeroepen kunnen worden
o Telefoonnummer vaker gebruiken zorgt ervoor dat je hem onthoudt
Sensorische geheugen = worden zintuigelijke gewaarwordingen vastgelegd
, o Geur, gezicht, geluid kunnen herinneren
o Ligt vooral in limbische systeem
Motorische geheugen = omvat motorische programma’s voor aangeleerde bewegingen
o Verleer je niet of nauwelijks: lopen, veters strikken, fietsen, schrijven
EEG = elektro-encefalogram = hersenfilmpje om elektrische activiteit van de hersenzenuwen te
registreren. Elektroden worden op schedeldek geplaatst die activiteit weergeven in een golfpatroon.
De verschillende patronen per activiteit:
Wakker en rustig met gesloten ogen
o Alfaritme = 10 Hz, ritmisch patroon
o Bètaritme = 15-30 Hz, snel en onregelmatig patroon (wanneer ogen open gaan)
Slapen
o Thètaritme = 4-7 Hz, langzaam en onregelmatig patroon = eerste slaap
o Deltaritme = 2 Hz, erg langzaam en onregelmatig = diepe slaap
o Remslaap zorgt voor veranderingen in deltaritme dat lijkt op bètaritme
o Slapen is een toestand van bewusteloosheid waarvan de functie nog niet precies
bekend is
12.6 Tussenhersenen
Tussenhersenen = diencephalon, bevindt zich tussen hersenstam en de grote hersenen.
Thalamus = vormen de schakelstations van bijna alle afferente banen met sensorische informatie uit
de zintuigen op weg naar grote hersenen. Werkt als filter om te verhinderen dat grote hersenen
overspoeld raken. Ook een schakelstation tussen kleine hersenen en grote hersenen.
Hypothalamus = beïnvloedt de hypofyse, is een onmisbare schakel in het limbisch systeem en is
belangrijk voor handhaving van de homeostase. De hypothalamus heeft 4 kernen die vegetatieve
functies reguleren:
Temperatuurcentrum = beïnvloeden van lichaamstemperatuur. Stuurt impulsen om
bloedvatverwijding of -vernauwing te bewerkstelligen. Innerveert schildklier die vervolgens
schildklierhormonen produceert die stofwisseling versnellen (temperatuur gaat omhoog)
Dorstcentrum = neemt verandering in osmotische druk van het bloed waar. Als deze te hoog
is, krijg je dorst (veroorzaakt door hypothalamus). ADH wordt uitgescheiden waardoor
minder water uitgescheiden wordt en dorstgevoel weer verdwijnt
Hongercentrum = wordt geprikkeld als insuline en glucose in bloed afnemen. Hongergevoel
komt op en gaat weer weg doet leptine en stijging glucosespiegel en insulineproductie
Biologische klok = suprachiasmatische kern
12.7 Hersenstam
Hersenstam = truncus cerebri, ligt tussen diencephalon en ruggenmerg (is voor grootste gedeelte
bedekt door cerebrum). Bestaat vooral uit afferente en efferente banen. Hersenstam heeft vier
functionele delen.
Middenhersenen = mesenecephalon, een vrij klein deel van de hersenstam tussen pons en
tussenhersenen. Bestaat uit:
Aqueductus mesencephali = vernauwing vierde ventrikel die verbinding met derde ventrikel
vormt
Pedunculi cerebri = hersenstelen = dikke zenuwbundels die verbinding met de rest van de
hersenen vormen
Nucleus ruber = rode kern = onderin aan de voorkomt
Substantia nigra = zwarte kern = onder rode kern