1
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
PB0112
Deel 1 De ontwikkeling van het kind
H1 Een inleiding in de ontwikkeling van het kind THEMA 1 – inleiding en
theoretische perspectieven
H2 Theoretische perspectieven en onderzoek
H3 Het begin van het leven THEMA 2 – het begin van het leven
H4 De geboorte en het pasgeboren kind
Deel 2 De babytijd THEMA 3 – de babytijd
H5 De fysieke ontwikkeling in de babytijd
H6 De cognitieve ontwikkeling in de babytijd
H7 De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd
Deel 3 De peuter- en kleutertijd THEMA 4 – de peuter- en kleutertijd
H8 De fysieke ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd
H9 De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd
H10 De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en
kleutertijd
Deel 4 De schooltijd THEMA 3 – de schooltijd
H11 De fysieke ontwikkeling in de schooltijd
H12 De cognitieve ontwikkeling in de schooltijd
H13 De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd
Deel 5 De adolescentie = Géén tentamenleerstof
H14 De fysieke ontwikkeling in de adolescentie
H15 De cognitieve ontwikkeling in de adolescentie
H16 De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de adolescentie
, 2
THEMA 1 EEN INLEIDING EN THEORETISCHE PERSPECTIEVEN
studietaak 1.1 INLEIDING IN DE ONTWIKKELING VAN HET KIND
De oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering en
stabiliteit die zich voordoen met toenemende leeftijd. De meeste aandacht gaat daarbij naar de
periode waarin de veranderingen elkaar het snelst opvolgen: die van de geboorte tot aan de
adolescentie. (= levenslooppsychologie)
Bestuderen van groei, verandering en stabiliteit → wetenschappelijke benadering (onderzoekers
toetsen hypothesen aan wetenschappelijke werkwijzen)
Ontwikkelingspsychologie richt zich op de menselijke ontwikkeling.
groei en verandering: Op welke gebieden en in welke perioden in het leven veranderen en groeien mensen?
stabiliteit: Hoe komt hun gedrag juist overeen met eerder gedrag?
De reikwijdte van het vakgebied
De reikwijdte noemen we aanzienlijk vanwege de veel uiteenlopende onderwerpen.
Ontwikkelingspsychologen specialiseren zich meestal in een thema of leeftijdscategorie.
Het vakgebied omvat de fysieke ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de sociale ontwikkeling en
de persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij meestal een globale indeling van vijf leeftijdsgroepen wordt
gehanteerd: prenatale periode, baby- en peutertijd, kleutertijd, schooltijd en adolescentie.
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is onder te verdelen in 4 centrale thema’s:
1. fysieke Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals de
ontwikkeling hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en
slaap.
→ Ze kijken naar de invloed van het lichaam op ons gedrag.
2. cognitieve Ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens, zoals denken, leren,
ontwikkeling geheugen en probleemoplossing.
→ Ze proberen te begrijpen hoe groei en verandering in intellectuele vermogens ons
gedrag beïnvloedt.
3. sociaal-emotionele Ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties, interactes met anderen en op het
ontwikkeling omgaan met emoties.
→ Ze kijken naar de manier waarop interacties en sociale relaties groeien, veranderen
of stabiel blijven + de manier waarop zij hun emoties bewust ervaren en greep krijgen
op hun toenemende emoties. (+seksuele ontwikkeling)
4. persoonlijkheids- Ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)-eigenschappen die de ene
ontwikkeling persoon van de andere onderscheiden.
→ Ze kijken naar de stabiliteit en verandering in de karaktereigenschappen die het ene
individu van het andere onderscheiden. (+ morele ontwikkeling)
Leeftijdsgroepen en individuele verschillen
Binnen hun specialisatie kijken ze naar specifieke leeftijdsgroepen.
Globale onderverdeling: (gebaseerd op westers onderzoek, cultuur en maatschappij)
1. Prenatale periode conceptie tot geboorte
2. Baby-en peutertijd geboorte tot 3 jaar
3. Kleutertijd 3 tot 6 jaar
4. Schooltijd 6 tot 12 jaar
5. Adolescentie 12 tot 20 (= puberteit tot jongvolwassene)
, 3
1.1.1 Invloeden op de ontwikkeling: ontwikkelen in een sociale wereld
De individuele ontwikkeling wordt door een breed scala van factoren beïnvloed.
In welke drie categorieën kunnen deze grofweg worden ingedeeld?
normatieve leeftijdsgebonden invloeden
normatieve historisch bepaalde invloeden
niet-normatieve gebeurtenissen
Deze drie soorten invloeden zorgen er elk afzonderlijk maar ook in interactie met elkaar voor dat
ieder individu zijn eigen levenspad volgt.
◼ Normatieve gebeurtenissen
= gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier
voltrekken
o Normatieve historisch bepaalde invloeden:
Biologische en sociale-omgevingsinvloeden die zijn verbonden aan de specifieke
maatschappelijke situatie in de historische tijd. Deze zijn normatief in de zin dat de
meeste mensen van een zekere generatie ermee te maken krijgen.
omgevings- en biologische invloeden verbonden aan een historisch moment
Vb. biologische – en omgevingseffecten vuurwerkramp
Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plaats zijn geboren.
(vooroorlogs, babyboomers (jaren 60), generation x (jaren 70-80), generation y (=
millennials, 80-00), …)
Cohorteffecten = voorbeelden van historische invloeden.
o Normatieve leeftijdsgebonden invloeden:
biologische- en sociale omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn. Deze
komen ongeveer gelijktijdig voor bij het merendeel van de personen binnen een
leeftijdsgroep (van een bepaalde cultuur of subcultuur), ongeacht waar of wanneer
ze opgroeien.
'Normatief' betekent in deze context dus 'vaak voorkomend'.
Vb. puberteit (lichamelijk) – leerplicht (omgeving)
◼ Niet-normatieve gebeurtenissen
Biologische en sociale-omgevingsinvloeden die sterk persoonsgebonden zijn en niet in het
algemeen van toepassing zijn op een bepaalde leeftijdsgroep of in een bepaald historisch
tijdsvak. Het zijn met name deze factoren die elk levenspad uniek maken. Ze laten zich vaak
onverwachts gelden en kunnen het leven van het individu soms een heel ander verloop
geven.
= specifieke gebeurtenissen in het leven van een individu, terwijl de meeste andere kinderen
hier niet mee te maken krijgen.
Vb. kinderen die hun ouders verloren hebben, iemand die een belangrijke wedstrijd wint,
eerste ivf-kinderen, …
Opdracht 1.1.1 – Verschillende invloeden op de ontwikkeling (YOULEARN)
Voorbeelden van leeftijdsgebonden normatieve, historische normatieve
invloeden en niet-normatieve gebeurtenissen die de ontwikkeling beïnvloeden!
, 4
1.1.2 Belangrijke vraagstukken
Er speelt al geruime tijd een aantal centrale vraagstukken en onderwerpen binnen de
ontwikkelingspsychologie. Deze kwesties hebben aanleiding gegeven tot onderzoek en daarmee
geleid tot nieuwe inzichten in de aard van de menselijke ontwikkeling.
◼ Aard van veranderingen tijdens de ontwikkeling: continue of discontinue ?
o Continue verandering: geleidelijk + kwantitatief
➔ De vaardigheden of kenmerken veranderen niet in aard, wel in omvang. Prestaties
vloeien voort uit die op eerdere niveaus.
Vb. lengte: kinderen worden steeds groter
Vb. soms de cognitieve ontwikkeling: geleidelijk meer kunnen verwerken, sneller en beter
lezen
o Discontinue verandering: aparte stappen + kwalitatief
➔ Gedrag is qua inhoud en hoedanigheid anders dan gedrag in eerdere stadia.
Vb. indien de cognitieve verandering fundamenteel verandert naarmate het ouder worden
en niet geleidelijk in kleine stapjes, maar wel abrupt, met sprongen: plots niet meer in bed
plassen omdat het kind door rijping eenmaal zijn blaas kan beheersen
◼ Belang van kritieke en gevoelige perioden (de invloed van de omgeving)
Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste – en zelfs
onomkeerbare – gevolgen heeft.
Vb. Rubella (rode hond) is heel gevaarlijk in het begin van de zwangerschap en op het einde
heeft het (bijna) geen gevolgen.
Vroeger dacht men dat de kinderjaren essentieel waren voor een veilige hechting. Nu heerst de
overtuiging dat mensen op veel vlakken flexibeler zijn: vooral op gebied van cognitie, sociaal-
emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling. Hierdoor lopen ze niet per definitie blijvende
schade op als ze bepaalde ervaringen hebben gemist en kunnen ze achterstanden inhalen.
NU spreekt men liever van GEVOELIGE PERIODEN
Kritiek = permanent en onomkeerbaar
Gevoelig = ontwikkeling verstoord, maar latere ervaringen kunnen de tekorten opheffen
→ Gevoelige perioden onderkent de plasticiteit van mensen in ontwikkeling
Plasticiteit = de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is
◼ Levensloopmodel VS focus op specifieke perioden (= gerichte benaderingen)
Op welk deel van de levensloop moeten ontwikkelingspsychologen zich focussen?
- Vroeger: focus vooral op babyleeftijd en adolescentie (ten koste van de andere leeftijdsgroepen)
- Nu: hele periode van conceptie tot en met de volwassenheid van belang
➔ Reden: ontdekking dat er in elk levensstadium sprake is van ontwikkelingsgroei- en verandering
Vb. intelligentie = trainbaar (veranderbaar) tot ver na onze adolescentie – grote invloed van de
sociale omgeving op de ontwikkeling
◼ De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
In hoeverre is ons gedrag het gevolg van onze genetisch bepaalde natuur enerzijds en de
sociale omgeving waarin we opgroeien anderzijds?
= nature-nurturedebat
• Nature: eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven
➔ maturatie = het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde
genetische informatie
• Nurture: omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen: biologisch, sociaal,
maatschappelijk, sociaal-economische omstandigheden
Complexe interactie tussen genetische factoren en omgevingsfactoren.
➔ Biopsychosociale verklaring: de verschillende biologische, psychische en sociale factoren
beïnvloeden elkaar wederzijds