Hoorcolleges
persoonlijkheidsstoornissen
Hoorcollege 1 – cluster B: borderline persoonlijkheidsstoornis 1
Hoorcollege 2 – alternative DSM-5 model 9
Hoorcollege 3 – afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidsstoornis 17
Hoorcollege 4 – cluster A: schizotypische persoonlijkheidsstoornis en het
neurobiologische model 24
Hoorcollege 5 – schema therapie 30
Hoorcollege 6 – antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie 35
Hoorcollege 7 – Mentalization-based Treatment MBT 42
Hoorcollege 8 – Interpersoonlijke therapie en integratie 49
, Hoorcollege 1 – cluster B: borderline
persoonlijkheidsstoornis
Persoonlijkheid: langdurige patronen van waarnemen, omgaan met en denken over de omgeving en
zichzelf die worden vertoond in een breed scala van sociale en persoonlijke contexten.
Een persoonlijkheidsstoornis wil eigenlijk zeggen dat wat hierboven beschreven is afwijkt.
- Het is een blijvend patroon van innerlijke ervaring en gedrag dat afwijkt van de verwachtingen
van de cultuur van een individu, is alomtegenwoordig en inflexibel, begint in de adolescentie en
vroege volwassenheid, is stabiel in de tijd en leidt tot klinisch significant lijden of beperkingen in
sociale, beroepsmatige of andere gebieden van functioneren.
Algemene persoonlijkheidscriteria DSM-5:
1. Een langdurig patroon van innerlijke ervaring en gedrag wijkt duidelijk af van de verwachtingen
van het individu cultuur. Dit patroon komt tot uiting in twee (of meer) van de volgende
gebieden:
a. Cognitie (d.w.z. manieren om zichzelf, andere mensen en gebeurtenissen waar te
nemen en te interpreteren).
b. Affectiviteit (d.w.z. het bereik, de intensiteit, de aansprakelijkheid en de geschiktheid
van emotionele reacties).
c. Interpersoonlijk functioneren.
d. Impulscontrole.
2. Het langdurige patroon is onbuigzaam en alomtegenwoordig in een breed scala van persoonlijke
en sociale situaties.
3. Het langdurige patroon leidt tot klinisch significant lijden of beperkingen op sociaal,
beroepsmatig of ander belangrijk gebied van functioneren.
4. Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin kan worden herleid tot ten minste de
adolescentie of vroege volwassenheid.
5. Het blijvende patroon kan niet beter worden verklaard als een manifestatie of gevolg van een
andere psychische stoornis.
6. Het blijvende patroon is niet te wijten aan de directe fysiologische effecten van een stof
(bijvoorbeeld een drugsmisbruik, een medicijn) of een algemene medische aandoening
(bijvoorbeeld hoofdtrauma). Het moet pervasief en pathologisch en persistent zijn.
Uitsluitende criteria:
- Niet een manifestatie of het gevolg van een andere psychische stoornis
- Niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een stof of een andere medische
aandoening
D.w.z. persoonlijkheidskenmerken die PD definiëren, moeten worden onderscheiden van kenmerken die
naar voren komen als reactie op specifieke situationele stressoren of voorbijgaande mentale toestanden
(bijvoorbeeld depressieve gevoelens).
Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5:
- Antisociale persoonlijkheidsstoornis.
- Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD).
- Vermijdende persoonlijkheidsstoornis.
- Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis.
- Narcistische persoonlijkheidsstoornis.
1
, - Histrionische (theatrale) persoonlijkheidsstoornis.
- Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis (OCD).
- Paranoïde persoonlijkheidsstoornis.
- Schizoïde persoonlijkheidsstoornis.
- Schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
DSM-persoonlijkheidsstoornissen van de DSM-1 tot DSM-5:
- Handboek werd net voor DSM-5 gepubliceerd
- Onderzoekers en clinici werkten aan fundamentele
veranderingen voor het beschrijven, clusteren en
diagnosticeren van PD's in DSM-5
- PD's van DSM-IV werden echter behouden in DSM-5
- Voorstel (links vermeld) is nu opgenomen in de bijlage
DSM-5
- Met de naam 'alternatief model', 'dimensionaal model',
'hybride categorisch-dimensionaal model' of
'experimenteel model'
- Door het handboek heen wordt het alternatieve model
besproken
Persoonlijkheidsclusters:
Cluster Specifieke Kenmerken
persoonlijkheidsstoornis
Cluster A Paranoide, schizoide, Vreemd, excentriek, raar
schizotypische
Cluster B Borderline, narcistisch, Dramatisch, emotioneel,
histrionisch, antisociaal onvoorspelbaar, wild, ‘het ligt
allemaal aan mij!’
Cluster C Afhankelijk, vermijdend, Angstig, bezorgd
obsessief-compulsief
Epidemiologie:
- PD in algemene bevolking: 10,5 – 12%
- Cluster A: 4%
- Cluster B: 3,5-4%
- Cluster C: 3-9%
Belangrijke aspecten van het besluitvormingsproces van DSM
- Empirisch bewijs
- Geldigheid en klinisch nut van diagnose
- Is dit syndroom (‘set van symptomen’) een entiteit die gescheiden is van andere syndromen en
normaliteit?
- Conceptueel bewijs (bijv. klinische beschrijving, demografische kenmerken)
- Antecedenten bewijs (bijv. familiale aggregatie, precipiterende factoren)
- Gelijktijdig bewijs (bijv. psychologische tests)
- Voorspellend bewijs (bijv. diagnostische consistentie in de tijd, respons op behandelingen)
- Neurowetenschappelijk bewijs (bijv. genetica, cognitieve neurowetenschappen)
2
, Naast een beschrijving van criteria en kenmerken wordt in het DSM-handboek het volgende beschreven:
- Diagnostische functies
- Bijbehorende functies die diagnose ondersteunen
- Prevalentie
- Ontwikkeling en cursus
- Risico- en prognostische factoren
- Cultuur gerelateerde diagnostische problemen
- Geslacht gerelateerde diagnostische problemen
- Differentiële diagnose
Algemene veranderingen van DSM-IV naar DSM-5:
- Verwijdering van multi-axiaal systeem: alle stoornissen staan op as 1.
- Kleine tekstuele wijzigingen van criteria.
Voorgestelde veranderingen voor DSM-IV naar DSM-5: zijn niet doorgegaan, zijn
nu onderdeel van het alternatieve model.
- Verwijderen van diagnoses: histrionische, narcistische, afhankelijke, paranoïde en schizoïde
persoonlijkheidsstoornis.
o Niet omdat onderliggende eigenschappen niet zouden bestaan.
o In de eerste plaats om het hoge niveau van gelijktijdig voorkomen van PD en het
voorgestelde, relatieve gebrek aan bewijs te verminderen.
- Herformuleren van persoonlijkheidsstoornissen als vroegtijdige as-I-stoornissen waar mogelijk,
verwijderen van andere.
o Bv. Vermijdende PD als ‘algemene’ sociale fobie, antisociale PD & gedragsstoornis, STPD
& schizofrenie
o Mede door stigma onbehandelbaar zijn voor PD's
- Meer over AMPD in hoorcollege (2) en practica over Alternatief Model!
Cluster B persoonlijkheidsstoornis: typisch voor dit cluster is de heftigheid van de emoties/gevoelens.
- Histrionisch: Overmatige emotionaliteit en aandacht zoeken.
- Narcistisch: Grootsheid, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie.
- Antisociaal: Negeren en schenden van de rechten van anderen.
- Borderline: Instabiliteit van interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affecten, en uitgesproken
impulsiviteit.
Borderline: geschiedenis in het kort.
- Begin 20e eeuw: dominantie van psychoanalytisch denken, persoonlijkheidsstructuur:
o Neurose: chronische angst, maar zonder wanen of hallucinaties.
o Psychose: verlies van contact met de realiteit.
- Stern (1938): beschreef patiënten op de grens tussen neurose en psychose en daarom werd het
borderline genoemd. Deze naam is inmiddels een beetje achterhaald.
- Knight: gebruikte de term ‘borderline’ om te beschrijven wat hij zag als ‘een diagnostische niet-
informatieve toestand waarin psychotische en neurotische kenmerken aanwezig waren bij
hetzelfde individu’.
- Meer onderzoek in de jaren '60 en '70 naar BPS:
o Kernberg: borderline persoonlijkheidsorganisatie.
3