PRAKTIJKOPDRACHT 1 - ECG
Naam:
Studentennummer:
Studie: HBO Hartfunctielaborant
0
, Praktijkopdracht 1 - Ecg – naam - studentnummer
Inhoudsopgave
Opdracht 1A: Beoordeling ecg ............................................................................................................... 2
5 ecg’s met verschillende ritmeproblematiek: ................................................................................... 2
5 ecg’s met verschillende geleidingsproblemen: ................................................................................ 5
5 ecg’s met verschillende soorten van ischemie: ............................................................................... 8
5 ecg’s met pacemakerritme, waarvan 2 DDD(r), 1 met VVI of AAI pacemaker, 2 BIV pacing......... 11
Opdracht 1A: 4 ecg’s uitwerken........................................................................................................... 14
Opdracht 1B: Overdracht kennis ecg – klinische les ........................................................................... 16
Opdracht 1B: Overdracht kennis ecg - begeleiden.............................................................................. 17
Bibliografie ........................................................................................................................................... 22
Bijlage ................................................................................................................................................... 23
Bijlage 1: ecg’s .............................................................................................................................. 23
Ecg’s met verschillende ritmeproblematiek: ................................................................................ 23
Ecg’s met verschillende geleidingsproblemen: ............................................................................. 25
Ecg’s met verschillende soorten van ischemie ............................................................................. 28
Ecg’s met pacemakerritme, waarvan 2 DDD(r), 1 met VVI of AAI pacemaker, 2 BIV pacing: ...... 31
Bijlage 2: PowerPoint klinische les ............................................................................................... 34
Bijlage 3: STARR klinische les ........................................................................................................ 36
Bijlage 4: STARR begeleiden ......................................................................................................... 37
Bijlage 5: Aftekenformulier praktijkopdracht 1 Ecg ..................................................................... 38
1
, Praktijkopdracht 1 - Ecg – naam - studentnummer
Opdracht 1A: Beoordeling ecg
Voor deze opdracht gaat u 20 ecg’s verzamelen en systematisch beoordelen, waarvan:
- 5 ecg’s met verschillende ritmeproblematiek
- 5 ecg’s met verschillende geleidingsproblemen
- 5 ecg’s met verschillende soorten van ischemie
- 5 ecg’s met pacemakerritme, waarvan 2 DDD(r), 1 met VVI of AAI pacemaker, 2 BIV pacing
14055183756
De 20 ecg’s beoordeelt u volgens de 10-puntsmethode. Leg uw beoordeling vast in een rapportage en
laat deze ondertekenen door uw praktijkbegeleider.
5 ecg’s met verschillende ritmeproblematiek:
Ecg 1 ritmeproblematiek:
1. Ritme= geen sinusritme, irregulair
2. Frequentie= 300/10=30/min.
3. Elektrische hartas= normale hartas
4. P-top= niet normaal= fibrillatie nvt
5. PQ-tijd (0,12 -0,20)= niet te meten nvt
6. QRS= q’s?= geen
R-topprogressie= niet te beoordelen RBTB
QRS-breedte= 2,5 x 0,04= 0,10 sec.=100ms= verbreed
7. ST-segment= geen
8. T-top= normaal
9. QT-interval (0,32 -0,45)= 503ms= verlengd
10. Conclusie= atriumfibrilleren met ventrikelfrequentie van 30/min. en soms iRBTB
Mijn klinische blik op ecg 1:
- Er zijn op het ecg geen P-toppen te zien, vandaar dat stap 4 niet te beoordelen is. Het betreft
hier een ritme wat onregelmatig is wat maakt dat het geen atriumflutter is. Op het ecg zijn
fibrillatiegolven te zien wat pleit voor atriumfibrilleren. Het QRS-complex is licht verbreed wat
maakt dat het hier gaat om een incompleet bundeltakpatroon. In afleiding V1 is een rSR-
configuratie te zien, wat maakt dat het gaat om een RBTB-configuratie (LOI, z.d.).
- Ecg kenmerken atriumfibrillatie:
o Onregelmatig ritme
o Hogere ventrikelfrequentie, indien onbehandeld > 120 slagen per min.
o Geen P-toppen aanwezig, maar fibrillatiegolven (chaotische atriale activiteit) (LOI, z.d.)
(Dale Dubin, 2011)
Ecg 2 ritmeproblematiek:
1. Ritme= geen sinusritme, regulair
2. Frequentie= 300/ 1,5= 200/min.
3. Elektrische hartas= normale hartas
4. P-top= nvt
5. PQ-tijd (0,12 -0,20)= niet te meten
6. QRS= q’s?= geen
R-topprogressie= normaal
QRS-breedte= 2 x 0,04= 0,08sec.=80ms=normaal
7. ST-segment= depressie: II +aVF +V3-V6, elevatie: aVR
8. T-top= negatieve T-top: afleiding III
9. QT-interval= normaal
10. Conclusie= AVNRT met freq. 200/min.
2
, Praktijkopdracht 1 - Ecg – naam - studentnummer
Mijn klinische blik op ecg 2:
- Bij dit ecg heb ik stap 4 overgeslagen, P-top is lastig te beoordelen. Daarnaast gaat het ritme vrij
snel en er is een smal QRS-complex. Een AVNRT wordt gekenmerkt door een snel regelmatig
ritme dat plotseling ontstaat en eindigt (paroxysmaal). Na het maken van dit ecg wordt er 1 min.
later wederom een ecg gemaakt waar dit snelle ritme niet meer is te zien. Het moment van
plotselinge overgang vanuit de AVNRT, is niet vastgelegd d.m.v. een ecg.
- ECG kenmerken AVNRT:
o Regelmatig ritme
o Paroxysmaal karakter, meestal in gang gezet door een PAC.
o Frequentie is hoog, meestal tussen 170 en 230 slagen per min.
o Retrograde P-toppen in of direct achter QRS-complex typische AVNRT
o Retrograde P-toppen vlak voor QRS-complex atypische AVNRT
o Bij de hoge frequentie is er vaak aberrante geleiding waarbij het QRS-complex verbreed
is (LOI, z.d.) (Andries, Stroobandt, Cock, & Sinnaeve, 1999).
Ecg 3 ritmeproblematiek:
1. Ritme= geen sinusritme, irregulair
2. Frequentie= 300/5= 60/min – 300/4= 75/min.
3. Elektrische hartas= normale hartas
4. P-top= n.v.t.
5. PQ-tijd= n.v.t.
6. QRS= q’s?= geen
R-topprogressie= afwijkend
QRS-breedte= 3x 0,04=120ms= verbreed
7. ST-segment= depressie V3 –V5 en elevatie aVR
8. T-top= negatieve T-top V2-V6 en II, aVF en I en aVL
9. QT-interval= 400ms= normaal
10. Conclusie= Vermoedelijk atriumfibrilleren met intraventriculaire
geleidingsvertraging en negatieve T-toppen ischemie
anterolateraal
Mijn klinische blik op ecg 3:
- Er zijn op het ecg geen P-toppen te zien, vandaar stap 4 niet te beoordelen is. Het betreft hier
een ritme wat onregelmatig is en de QRS-complex zijn smal met enkele negatieve T-toppen. Op
het ecg zijn heel licht fibrillatiegolven te zien, wat pleit voor atriumfibrilleren. De negatieve T-
toppen laten zien dat er sprake is van ischemie. De polariteit van het QRS-complex dient
normaliter gelijk te zijn aan de T-toppen.
- Ecg kenmerken atriumfibrillatie:
o Onregelmatig ritme
o Hogere ventrikelfrequentie, indien onbehandeld > 120 slagen per min.
o Geen P-toppen aanwezig, maar fibrillatiegolven (chaotische atriale activiteit) (LOI, z.d.)
(Dale Dubin, 2011).
Ecg 4 ritmeproblematiek:
1. Ritme= sinusritme, irregulair
2. Frequentie= 300/5= 60/min.
3. Elektrische hartas= normale hartas
4. P-top= vlakke P-top
5. PQ-tijd= 2,5 x0,04sec. =100ms
6. QRS= q’s?= nee
R-topprogressie= afwijkend deltagolf
QRS-breedte= 3x 0,04sec. =120ms
3