Week 3 Rechtspersonen: kenmerken en oprichting
Overdracht van aandelen op naam
Blokkeringsregeling art. 2:195
Uit het besloten karakter van de vennootschap vloeit voort dat indien een aandeelhouder zijn
aandeel wil overdragen, hij deze gezien de blokkeringsregel van art. 2:195 lid 1 BW eerst
dient aan te bieden aan de andere aandeelhouders. Als ze het aandeel niet willen
overnemen, kan je het overdragen. Art. 2:195 lid 3 BW maakt een tijdelijke uitsluiting van de
overdraagbaarheid mogelijk. De overdraagbaarheid van een aandeel voor een bepaald
termijn wordt dan in de statuten uitgesloten.
Indien de aanbiedingsregeling niet in acht wordt genomen, is de overdracht ongeldig ex art.
3:83 lid 3 BW. Het aandeel is dan onoverdraagbaar. Nu de overdracht stuk loopt op de
onoverdraagbaarheid van art. 3:83 lid 3 BW en niet de beschikkingsbevoegdheid van art.
3:84 lid 1 BW, kan de derde zich niet beroepen op de bescherming van art. 3:88 BW. Een
derde-verkrijger kan zich wellicht wel beroepen op art. 3:88 BW, nu de ongeldigheid van de
eerdere overdracht niet is ontstaan door de beschikkingsonbevoegdheid van de
vervreemder.
Let op: de blokkeringsregeling van art. 2:195 BW geldt bij de overdracht van aandelen op
naam, tenzij uit de statuten anders blijkt. In de statuten kan dus van de aanbiedingsregeling
worden afgeweken. Zo kan worden opgenomen dat aandelen vrij overdraagbaar zijn of dat
de blokkeringsregel slechts geldt voor bepaalde aandelen. Deze wijziging van de statuten
dient dan wel opgenomen te zijn in een notariële akte en ingeschreven in het
Handelsregister.
Overdracht ex art. 3:83 jo. 3:84 lid 1 jo. 2:196 BW
Indien aan de aanbiedingsregeling van art. 2:195 BW is voldaan, kan een aandeel worden
overgedragen aan een derde. Een aandeel is een vermogensrecht ex art. 3:83 lid 1 BW en is
daarmee overdraagbaar. Conform art. 3:84 lid 1 BW is voor de overdracht vereist:
Beschikkingsbevoegdheid
Geldige titel
Geldige levering Art. 2:196 BW Het opmaken van een notariële akte
Wijzigingen in het aandeelhouderschap dienen te worden ingetekend in het register van
aandeelhouders art. 2:85/2:194 BW.
Erkenning door de vennootschap art. 2:86a/2:196a BW
Erkenning van de overdracht door de vennootschap is geen constitutief vereiste voor een
geldige overdracht. Erkenning van de overdracht is echter wel vereist indien de verkrijger de
rechten die aan het aandeel verbonden zijn, wil uitoefenen. Erkenning geschiedt vaak aan de
hand van akte van levering: de vennootschap is vaak partij bij notariële akte en erkend in de
akte de overdracht. Indien zij geen partij bij akte is, kan zij de overdracht toch erkennen door
de leveringsakte te erkennen in het register van aandeelhouders. Gaat de vennootschap niet
over tot erkenning, kan de verkrijger de akte van levering laten betekenen door een
deurwaarder om zo de aan het aandeel verbonden rechten te kunnen uitoefenen.
Art. 2:203 BW Aansprakelijkheid bij preconstitutief handelen BV
Art. 2:203 lid 1 BW: Indien de vennootschap na oprichting de rechtshandeling
bekrachtigd, is zij gebonden tot nakoming.
HR Stichting Administratiekantoor Diva: ‘dat aangenomen moet worden dat het
bepaalde omtrent preconstitutief handelen in art. 2::203 lid 1 BW – indien de
vennootschap na oprichting de rechtshandeling bekrachtigd, is zij gebonden tot
nakoming - van overeenkomstige toepassing is op andere rechtspersonen.’
, Art. 2:203 lid 2 BW: Totdat de vennootschap de rechtshandeling bekrachtigd, is de
actor, degene die handelde namens de nog op te richten BV, hoofdelijk aansprakelijk
tot nakoming.
HR Van der Heijden: ‘als de overeenkomst wordt bekrachtigd door een na het
sluiten van de overeenkomst opgerichte BV die, gegeven de omstandigheden van het
geval, moet worden aangemerkt als de vennootschap die partijen bij het tot stand
komen van de overeenkomst op het oog hadden.’
Art. 2:203 lid 3 BW: Indien de actor op het moment van handelen namens de nog op
te richten BV wist of behoorde te weten dat de BV niet kon nakomen, is de actor
gebonden tot schadevergoeding. Omkering van bewijslast indien de vennootschap
binnen een jaar in staat van faillissement komt.
Hof Jantje van Leyden: ‘Indien de BV binnen één jaar na oprichting in staat van
faillissement verkeerd, komt de wetgever de wederpartij met een bewijsvermoeden
tegemoet: de wetenschap van het niet-nakomen wordt vermoed aanwezig te zijn bij
degenen die handelden namens de op te richten vennootschap’. Rechtbank
Rotterdam oordeelde dat dit lid van overeenkomstige toepassing is op de stichting.
Art. 6:162 BW en HR Beklamel: Indien de bestuurders op het moment van
bekrachtiging wist of behoorde te weten dat de BV niet kon nakomen, zijn de
bestuurders gebonden tot schadevergoeding. Onrechtmatig is dan de bekrachtiging.
HR Beklamel: ‘indien de bestuurder(s) op het moment van bekrachtiging /
aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te weten dat de BV niet of niet
binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen
verhaal zou kunnen bieden voor de schade die de wederpartij ten gevolgde van die
wanprestatie zou lijden, zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk tot
schadevergoeding op grond van art. 6:162 BW. Onrechtmatig is het aangaan van de
overeenkomst / bekrachtiging van de rechtshandeling.’
Stichting art. 2:285 BW – Ledenverbod en uitkeringsverbod
Ledenverbod van lid 2: als stichting mag je meerdere organen hebben naast het
bestuur, maar deze organen mogen gezien de samenstelling van diens
bevoegdheden niet gaan lijken op een ALV. Niet van belang is de naam van het
orgaan, maar de samenstelling van de bevoegdheden van het orgaan.
Uitkeringsverbod: de stichting mag wel winst maken en aan anderen uitkeren ter
verwezenlijking van het doel van de stichting, maar zij mag geen winst uitkeren aan
degenen achter de stichting, dus de bestuurders / betrokkenen bij de stichting.
Uitkeringen zijn in geld of natura en tegenover de uitkeringen staat geen
gelijkwaardige tegenprestatie. Dit uitkeringsverbod is al snel overtreden, behalve als
tegenover de uitkering een gelijkwaardige tegenprestatie staat. Denk bijvoorbeeld
aan een incidentele onkostenvergoeding wegens het oprichten van de stichting.
Indien de stichting handelt in strijd met het ledenverbod of uitkeringsverbod, kan de stichting
ontbonden worden op grond van art. 2:21 lid 1 of 3 BW, want zij voldoet niet aan de
wettelijke vormen van de stichting. De uitkering zelf is nietig ex art. 2:14 BW, nu zij
inhoudelijk in strijd is met een wettelijke bepaling. De uitkering kan op grond van
onverschuldigde betaling art. 6:203 BW worden teruggevorderd. Het winstuitkeringsverbod
en de gevolgen van het in strijd handelen met het winstuitkeringsverbod gelden ook bij de
vereniging. Wil een stichting of vereniging winst uitkeren aan haar leden of betrokkenen,
dan kan zij haar rechtsvorm omzetten naar een coöperatie in de zin van art. 2:53 BW. Een
coöperatie kan namelijk wel winst uitkeren aan haar leden ex art. 2:53a lid 1 BW.
Week 4 – Rechtspersoon: kapitaal en vermogen
Bijeenhouden van vermogen
Regels omtrent situaties waarin vermogen terugvloeien van de vennootschap naar de
aandeelhouders.
Uitkering van de winst aan de aandeelhouders
, Inkoop van eigen aandelen
Kapitaalvermindering met terugbetaling
- Verlaging nominale waarde
- Intrekken van aandelen
Uitkering van de winst aan de aandeelhouders
Overzicht: wat mag de NV / BV uitkeren?
NV: Balanstest
- EV > Gestort en opgevraagd kapitaal + wettelijke en statutaire reserves
BV: Balanstest + uitkeringstest
- EV > Wettelijke en statutaire reserves + goedkeuring bestuur
Overzicht onverantwoorde uitkering BV en NV
NV BV
Uitkering is in strijd met de Het uitkeringsbesluit is nietig Het uitkeringsbesluit is nietig
balanstest van de NV art. ex art. 2:14 BW en kan op art. 2:14 lid 1 BW en kan op
2:105 BW / BV art. 2:216 grond van art. 2:16 lid 2 BW grond van art. 2:16 lid 2 BW
BW aan de aandeelhouders aan de aandeelhouders
worden tegengeworpen worden tegengeworpen
indien de aandeelhouders indien de aandeelhouders
het gebrek dat aan dit het gebrek dat aan dit
uitkeringsbesluit kleefde uitkeringsbesluit kleefde
kende of behoorde te kende of behoorde te
kennen. Het uitgekeerde kennen. Het uitgekeerde
dividend kan dan binnen 5 dividend kan dan binnen 5
jaar worden teruggevorderd jaar worden teruggevorderd
van de aandeelhouders op van de aandeelhouders op
grond van onverschuldigde grond van onverschuldigde
betaling 6:203 BW. Art. betaling 6:203 BW.
2:105 lid 8 BW bepaalt
echter dat de vennootschap
de uitkering slechts kan
terugvorderen van de
aandeelhouder die wist of
behoorde te weten dat de
uitkering ongeoorloofd was.
Uitkering voldoet aan de HR Nimox/Auditrade Art. 2:216 lid 3 BW
balanstest, maar de NV / BV Aandeelhouders en 1. Bestuurders die wisten of
kan na de uitkering niet bestuurders voor schade ex redelijkerwijs behoorden te
langer volstaan met het art. 6:162 BW (dus niet voor voorzien dat de BV niet
betalen van opeisbare het tekort!). Dividendbesluit langer aan haar opeisbare
schulden is niet slechts een interne schulden zou kunnen
rechtshandeling, maar voldoen: collectieve
tevens een externe aansprakelijkheid jegens de
handeling die een OD kan vennootschap voor het
opleveren. Ook indien een tekort dat door te uitkering is
besluit op zichzelf geldig is, ontstaan.
volgt hieruit niet dat
uitvoering van dit besluit en Bestuurders zijn collectief
uitoefening van het aansprakelijk, tenzij een
stemrecht waardoor het individueel bestuurder zich
besluit tot stand komt tegen kan disculperen door aan te
derde niet onrechtmatig kan tonen dat hij: