Jeugd en gezondheid
hoorcolleges
College 1 - Historie van de gezondheid en het ontstaan van de jeugdgezondheidszorg (31-
05-2021) deel 1: voor de industriële revolutie.
18e eeuw tijd van de verlichting, filosofie, cultuur. Kinderen werden al belangrijk
gevonden, veel gezonde kinderen zijn een voorwaarde voor het verwerven van rijkdom.
Bijzondere aandacht voor welvaren van het kind. Belangrijk boek is Emile, ou de l’education
van Jean-Jacques Rousseau (1762) beschrijving van hoe goed onderwijs, opvoeding,
gezondheid van kinderen moet gebeuren. Ontstaan van de discipline, pedagogiek,
verloskunde en geneeskunde. Ook boeken ontstaan voor kinderen zelf, hoe kinderen zich
moeten gedragen dus pedagogisch ingestoken voorbeeld is kleine gedichten voor kinderen
door Hieronymus van Alphen. Bevatten een boodschap hoe de kinderen zich moeten
gedragen, moderne visie op het kind. Kind streeft het gewenste gedrag na en het
verafschuwde ongewenste gedrag.
De gezondheid van kinderen werd gezien als belangrijk. De voornaamste bedreigingen van
de gezondheid van kinderen waren in de 18e en 19e eeuw:
- Pokken – virale infectieziekte veroorzaakt door Variola virus. Zeer besmettelijk,
gebeurt via de luchtwegen. Je krijgt griepachtige verschijnselen, blaasjes op de huid
en vaak overlijden aan toxische effecten. De impact van pokken op de zuigeling en
kindersterfte was enorm.
o Preventie: variolatie gezond persoon geïnfecteerd met inhoud van een
pokpuist van iemand die de ziekte in lichte mate had. Ze hadden al het idee
van vaccinatie, blijkbaar in lichte mate vorm is beschermend bij een gezond
persoon. Maar mensen werden hier alsnog erg ziek van. Edward Jenner
ontdekte hoe vaccinatie nu werkt. Koe meisjes hadden vaak blaasjes van
koepokken maar werden niet heel erg ziek en ze hadden geen echte pokken
waar iedereen ziek van werd en dood aan ging, ging experiment doen in 1796
en kraste koepokken pus in de huid van de jongen. Een tijd later geïnfecteerd
met echte pokken kreeg de jongen geen echte pokken, hij was beschermd
door koepokken pus. De eerste vaccinatie die ooit heeft plaatsgevonden (vaca
= koe).
In 1808 werd door Napoleon vaccinatieplicht ingesteld voor minder
vermogenden. In 1823 vaccinatie verplicht bij schoolbezoek (pokkenbriefje
om naar school te gaan). In 1857 pokkenbriefje weer ingetrokken want er was
veel kritiek vanuit protestanten en christenen maar ook vanuit maatschappij,
dachten dat ze in ruil voor brood vaccinatie gaven en levenslange
bescherming niet helemaal zou kloppen. Dus eigenlijk een afkeer. Maar dit
resulteerde in pokkenepidemie van 1871-1873, veel mensen stierven. Toen
bedacht dat het vaccin toch nodig was, in 1872 kwam wet op besmettelijke
ziekte (pokkenbriefje kwam terug). Maar het had nog steeds geringe
resultaten er was nog geen leerplicht, veel kinderen vooral van
mindervermogenden gingen nog niet naar school. In die tijd aandacht voor
verzet tegen kinderarbeid -> in 1874 kinderwetje van Van Houten (verbod op
, betaalde arbeid voor kinderen jonger dan 12 jaar). In 1901 kwam er
leerplichtwet tot 12 jaar, dit zorgde voor indirecte vaccinatiedrang waardoor
de vaccinatiegraad 90% was. In 1928 werd de indirecte vaccinatiedwang
opgeheven omdat er gevallen waren van bijwerkingen, hersenvliesontsteking,
kwam weer veel kritiek. Maar in 1939 kwam inentingswet want waren bang
voor nieuwe uitbraak -> houdt in je mag weigeren maar moet dit wel
verantwoorden. In 1976 werd de inentingswet ingetrokken want pokken was
verdwenen uit Nederland. In 1980 werd de wereld pokkenvrij verklaard door
de WHO enige infectieziekte die ooit is uitgebannen.
- Cholera - bacteriële darminfectie (Vibrio cholerae). Besmetting via voedsel dat
gewassen was met besmet water of het drinken van besmet water. Cholera wordt de
blauwe dood genoemd, vreemde blauwe gelaatskleur die je krijgt als je dat hebt. Ook
uitpuilende ogen en diarree met uitdroging tot gevolg.
- Tyfus – bacteriële darminfectie (Salomonella typhi). Besmetting via voedsel dat
gewassen was met besmet water of het drinken van besmet water. Diarree en
braken met uitdroging tot gevolg.
Cholera en tyfus waren de belangrijkste doodsoorzaken bij zuigelingen onder de 1 jaar.
Hebben een nog niet voldoende ontwikkeld immuunsysteem. En komen vaak in aanraking
met besmet water -> schoonmaken flessen en spenen, maken van pap en verdunnen van
melk. Je wordt dus besmet met het drinken van besmet water ontdekt door John Snow in
Londen. Gevallen van cholera waren allemaal om 1 waterpomp, deze werd afgesloten en het
aantal cholerapatiënten daar bleek te dalen. Oorzaak lag dus bij de waterpomp, de echte
oorzaak kwam pas veel later door Robert Koch. Hij ontdekte de bacterie cholera.
o Preventie: drinkwater. Er was een groot verschil tussen bronnen van
drinkwater voor welgestelden; water uit de Vecht of licht bier. Voor de arme
was dat het ongezonde grachtwater. Jacob van Lennep heeft 2,5 miljoen
gulden bij elkaar gekregen om waterleiding aan te leggen naar Amsterdam,
duinwater kon gekocht worden bij de fontein. Rond 1900 had 40% van
Nederlandse bevolking schoon drinkwater.
o Preventie hygiëne. In 1806 was de onderwijswet hygiëne van leerlingen en
schoollokalen, kinderen moesten schoon zijn en de klaslokalen moesten
schoon zijn vooral de lucht. De lucht en grond waren toen geloofd de bronnen
van ziekte. In 1847 was Samuel Sarphati de persoon die zorgde voor
inzameling van afval. In 1848 waren de hygiënisten degene die de grachten en
straten van Amsterdam reinigden -> 50% afname van choleragevallen. In 1853
had Amsterdam een georganiseerde stadsreiniging.
College 1 - Historie van de gezondheid en het ontstaan van de jeugdgezondheidszorg (02-
06-2021) deel 2: de industriële revolutie 19e eeuw.
De industrie ontstond, machines uitgevonden en de wereld veranderde gigantisch. Dit
bracht nogal wat veranderingen in de leefomstandigheden teweeg. De leefomstandigheden
in de stad waren niet goed voor de kinderen, mensen woonden dicht op elkaar + gebrek aan
sanitaire voorzieningen + gebrek aan schoon drinkwater + lage lonen + tekort aan voedsel +
kinderarbeid + alcoholisme (vooral door vaders die zorgen wegdronken). In 2017 was de
zuigelingensterfte in Nederland (sterfte in 1e levensjaar per 1000 geborenen) 0,36%. De
zuigelingensterfte in Nederland halverwege de 19e eeuw was 20%. Dit was dus aanzienlijk
hoger dan nu.
,Je ziet een daling door verbetering in
hygiëne en leefomstandigheden. Er
is een piek bij de 2e wereldoorlog,
vlak hiervoor werden de
sulfonamiden uitgevonden de
antibiotica tegen infecties en die
hebben veel geholpen in de oorlog.
Na de oorlog zie je DKT-Polio vaccin
dat zorgde voor verdere daling, maar
de vaccinaties hebben een veel
kleinere invloed gehad dan de grote
invloed verbetering hygiëne en
leefomstandigheden.
Zuigelingensterfte had wel regionale verschillen, dit lag aan het verschil in kwaliteit van
drinkwater en de bevolkingsdichtheid. Er waren ook sociale verschillen; hogere sociale lagen
kunnen beter riskante stedelijke gebieden mijden. Ook kunnen zij nieuwe
hygiënische/sanitaire regels eerder in praktijk brengen.
De grote burgerij en geschoolde beambte hebben niet altijd een lagere zuigelingsterfte dan
de losse en ongeschoolde arbeiders. Deze waren ongeveer even groot. Dit lag aan: in
Friesland werd verondersteld dat er vaker en langer borstvoeding werd gegeven dan in
Zeeland, in Zeeland werd namelijk veel op het land gewerkt waardoor er geen borstvoeding
gegeven kon worden.
Dalende zuigelingensterfte laat ook epidemiologische transitie zien, verschuiving van de
reden waaraan mensen sterven en de schaal waarop ze sterven. Epidemiologische transitie
overgang van dominantie van besmettelijke ziekten in een dominantie van chronische
ziekten. Drie fasen:
1. Tijdperk van epidemieën en pandemieën en hongersnood, daarin is de sterfte hoog,
gedomineerd door infectieziekten.
2. Tijdperk van afnemende epidemieën en pandemieën, infectieziekten zijn op retour,
de zuigelingen en kindersterfte daalt.
, 3. Tijdperk van degeneratieve en door de mens veroorzaakte aandoeningen, de meeste
mensen overleven hun kindertijd en meeste ziektes daarna zijn eigenlijk chronisch.
Hoe is de jeugdgezondheidszorg tot stand gekomen?
Dreigingen van de jeugdgezondheid in de 20e eeuw:
- Poliomyelitis – virale infectieziekte veroorzaakt door poliovirus (3 typen van 1, 2,3).
De feco-orale besmettingsroute is van toepassing, de meeste die deze besmetting
krijgen merken er niks van (90% subklinisch). Anderen krijgen griepachtige
symptomen, meningitis en verlamming. In de 20e eeuw zijn er een paar grote
epidemieën geweest. Groot deel van de wereld nu is poliovrij. In Pakistan,
Afghanistan is er nog vrij hoge polio. In Nederland was de laatste uitbraak in 1993.
Deze ziekten in de 20e eeuw heeft met hygiëne te maken, eigenlijk een paradox. Hoe
meer hygiëne er kwam hoe vaker polio bij kinderen voorkwam. Bij slechtere hygiëne
werden de baby’s al besmet en ze werden niet/nauwelijks ziek en waren wel
beschermd. Maar met toenemende hygiëne werd de leeftijd waarop kinderen voor
het eerst in contact kwamen hoger, hoe ouder je bent als je polio krijgt hoe zwaarder
de gevolgen. Dus de ziekte werd later pas een groot probleem.
- Tuberculose (TBC) – bacteriële luchtweginfectie (mycobacterium tuberculose)
symptomen zijn hoesten, gewichtsverlies, bloed ophoesten en nachtzweten. Dit
kwam met name voor bij de zwakke ondervoede kinderen uit de steden. Deze ziekte
leidde tot oprichting vakantiekolonies en tbc-sanatoria om mensen uit de steden te
halen en naar gezonde natuur omgeving te krijgen en ze daar beter te laten worden.
Deze werden gerund door Caritas, artsen en welgestelde dames, die het geld hier ook
voor hadden richten deze kolonies op. Was dit niet een taak van de gemeente want
deze stelde in 1851 openbare gezondheid taak van de gemeente. Maar de gemeente
deed daar niet zoveel aan, kwam neer op mensen die dat als weldoenerij deden. Dat
waren de vakantiekolonie maar ook klinieken en zuigelingenzorg en verzet tegen
kinderarbeid kwam op hen neer, kruisverenigingen waren verenigingen van
verpleegkundige vaak vanuit een geloof, katholiek of protestants.
Eerste consultatiebureau voor zuigelingen kwam in Den Haag vanuit particulier
initiatief in 1901, in 1903 werd vanuit de gemeente in Amsterdam een
zuigelingenzorg georganiseerd. De GGD kennen we nu ook nog steeds. Deze
initiatieven werden vooral gericht op voeding en hygiëne, meer advies en om
mensen te trekken hadden ze goedkope melk uit de melkkeukens.
Voor de zorg voor kleuters was in Arnhem eerste consultatiebureau voor kleuters en
medisch kinderdagverblijf. In 1901 was het geneeskundig schooltoezicht ingesteld
uitgevoerd door de gemeente, in Zaandam de eerste schoolarts. In 1953 is
rijksvaccinatieprogramma gestart. In 1974 de invoer van de hielprik (alleen
fenylketonurie). In de jaren 60 kwamen er meer gestandaardiseerde methodieken:
Soms kwam de zorg ook naar de mensen toe, rijdend consultatiebureau van het
groene kruis deze bus reed nog tot 1988.
De situatie in Nederland is niet representatief voor de rest van de wereld. Er is nog
steeds grote ongelijkheid in gezondheid van kinderen en toegang tot zorg