Sociologie
Hoofdstuk 1 en 2
Wat is sociologie?
Bestuderen en onderzoeken van de samenleving
- Onderzoeken, beschrijven en verklaren van de manier waarop mensen samenleven
- Het gaat niet alleen om kijken naar cijfers, maar ook naar het verhaal erachter
Auguste Comte introduceerde de term sociologie in 1838
Ferdinand Tönnies gebruikte voor de moderne samenleving het begrip > Gesellschaft
De interpretatieve sociologie is een stroming die zich richt op de betekenissen die mensen aan hun
gedrag toe schrijven (interpreteren)
Bij een participerende observatie in de samenleving moet een onderzoeker een ingang vinden dmv
sleutelcontact
De Nederlandse in de jaren 50 en 60 is te schetsen als een op technische wijze bestuderen van de
samenleving
Emperisch bewijs is informatie die wij met onze zintuigen kunnen verifiëren
Wanneer je de sociale klasse van mensen probeert te meten kunnen deze variabele op verschillende
manieren geoperationaliseerd worden.
Sociologische verbeelding -> voorstellingsvermogen
- Persoonlijke problemen vs sociale problemen. Persoonlijke problemen worden getransformeerd in
maatschappelijke vraagstukken.
- Bewust worden van hoe de samenleving werkt
- Manier van denken (theorieën) en manier van doen (methoden)
- Kritisch bekijken wat als vanzelfsprekend aangenomen wordt
- Sociologie vs “common sense”
Sociaal-maatschappelijke veranderingen en ontdekkingen:
•Opkomst van de moderne wetenschap (herwaardering voor empirische waarneming)
•Economische veranderingen: industriële revolutie en de groei van het kapitalisme (vanaf 1750)
•Politieke veranderingen: Franse Revolutie (1789)
•Kerkelijke ontwikkelingen
•Groei van steden en het ontstaan van sociale problemen
•De ontdekking van de samenleving -> sociologie als studie van de samenleving
(1838)
Vanaf 19e eeuw:
•Opkomst van sociaal-darwinistisch denken (Herbert Spencer)
•‘Beschavingsarbeid’, disciplinering, volksopvoeding
•Vertrouwen in de wetenschap
•De ‘Sociale Quaestie’ (kwestie)De sociale quastie
- Ellende van urbanisatie en industrialisatie (karl Marx en Friedrich Engels)
- Opkomst van arbeidsbeweging
,- Reactie van liberalen en confessionelen (gelovige) -> welbegrepen eigenbelang
Maatschappelijke veranderingen
•Wederopbouw
•Industrialisatie
•Ruimtelijke ordening
•Opbouw en uitbouw van de verzorgingsstaat
•Geleide loonpolitiek
•Groeiend belang van wetenschappelijk onderbouwd beleid
De drie grondleggers van de sociologie: Marx, Durkheim en Weber
Zij onderzochten de samenleving en sociale verandering
- Karl Marx: -> sociale veranderingen door economische conflicten die ongelijkheden produceren
- Emile Durkheim: -> sociale veranderingen resulteren in verschillende onderliggende bindingen
tussen mensen (samenleven en solidariteit)
- Max Weber: -> sociale veranderingen door proces van rationalisering(manier van denken)
Sociologie is ontstaan bij de overgang van de traditionele naar de moderne samenleving
1.Hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijk? (-> Marx)
2.Hoe is sociale (wan)orde mogelijkheid? (-> Durkheim)
3.Hoe werkt het proces van rationalisering (modernisering) van de wereld? (-> Weber)
Sociologie:
•is een wetenschap die systematisch het samenleven van mensen onderzoekt
•is ontstaan op het breukvlak tussen de traditionele en de moderne maatschappij
•is van belang voor veel vraagstukken in de huidige maatschappij
Sociologie speelt op drie niveaus:
1. Macro -> groot, overheid en land
2. Meso -> kantoor en hogeschool
3. Micro -> klein, familie en vrienden
Vier hoofdbenaderingen van de sociologie (de 4 brillen):
1.Conflictsociologie(-> Marx)
2.Structureel functionalisme(-> Durkheim)
3.Symbolisch interactionisme (-> Weber)
4.Rationele keuzebenadering
Structureel functionalisme = de samenleving wordt als complex systeem gezien, waarin er
onderlinge samenwerking tussen de verschillende delen is en dat solidariteit en stabiliteit beoogd.
Deze benadering richt zich op sociale structuur en sociale functies. Macroniveau.
Manifeste functies: beoogde gevolgen van een sociaal patroon
Latente functies: niet-beoogde gevolgen van een sociaal patroon
Sociale disfunctie = een sociaal patroon dat het functioneren van de samenleving kan verstoren.
Conflictsociologie = een denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als een arena van
ongelijkheid die conflicten en verandering veroorzaakt. Ongelijkheid op gebied van sekse, ras, sociale
klasse enz. Conflictanalyse op macroniveau.
Symbolisch interactionisme = in denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als het resultaat
van de interacties tussen individuen. Microniveau. We leven in een wereld van symbolen, we geven
, aan vrijwel alles een bepaalde betekenis.
Rationelekeuzebenadering = alle sociale handelingen kunnen worden teruggevoerd op rationele
keuzes van individuen. Microniveau
1.Conflictsociologie
•Sociale ongelijkheden zijn kenmerkend voor de samenleving
•De samenleving biedt sommige groepen meer voordelen dan andere
•Maatschappelijke verhoudingen zijn resultante van een voortdurende strijd tussen partijen: soms
openlijk, dan weer bedekt
•Belangrijke denkers: Marx, C. Wright Mills
•Arena van ongelijkheid/strijdtoneel –> kernbegrippen: sociale ongelijkheid, stratificatie, macht en
strijd
•Sociale klasse, sekse/gender, ras/etniciteit, leeftijd
•Spanningen en conflict resulteren in verandering
•Ingrijpen in sociale werkelijkheid
Sluit het meest aan op de kritische sociologie
Denk aan: blm beweging, feminisme
Kritiek op de conflictbenadering:
•Weinig aandacht voor gedeelde waarden en normen en afhankelijkheden die eenheid genereren
•Minder objectieve wetenschap
•Macroniveau
2. Structureel functionalsime
•Ziet samenleving als afhankelijke delen (instituten), die relatief stabiel gebaseerd zijn op gedeelde
consensus over wat moreel wenselijk is
•Elk onderdeel heeft een functie voor de werking van de samenleving als geheel (vergelijk lichaam)
•Belangrijke denkers: Durkheim, Comte, Spencer, Parson, Merton
•Functioneel geheel -> kernbegrippen: sociale structuur, sociale functies en instituten
•Merton: manifeste, latente en disfuncties
Kenmerken de moderne samenleving zich door een toenemende arbeidsverdeling
Kritiek op het structureel functionalisme:
•Weinig aandacht voor conflict, verandering en ontwikkeling
•Samenlevingen niet geordend en stabiel
•Bestendigt de status quo
•Macroniveau
3.Symbolisch interactionisme
•De samenleving is een voortdurend proces van sociale interactie in specifieke situaties en gebaseerd
op symbolische communicatie; hoe individuen de realiteit ervaren, verandert voortdurend
•Belangrijke denkers: Weber, Mead, Blumer, Goffman
•Handelingsparadigma –> kernbegrippen: sociale interactie in specifieke situaties/condities en
betekenis gevende individuen
•Waarden, normen en geloofsovertuigingen
•Moderne samenleving -> nieuwe manier van denken
Verandert de omgeving dan verandert de betekenis van het symbool
Kritiek op het symbolisch interactionisme:
•Door focus op microniveau minder aandacht voor de invloed van grotere structuren (cultuur, klasse,
etniciteit)