Samenvatting boek Ethiek
Kan ik daar wat aan doen?
Geschreven door Carin Wevers
Hoofdstuk 3 Zorgend zijn wij in de wereld
3.2 Martin Heidegger (1889-1976)
3.2.1 Hoe is de mens
De begrippen ‘betrokkenheid’ en ‘zorgen voor’ zijn essentieel voor Heidegger. Dit duidt de
specifieke wijze van bestaan van de mens aan.
Volgens Heidegger betekent ‘mens-zijn’ echter ‘in de wereld zijn’ en dan is het raar om te
vragen of die wereld wel echt bestaat. We kunnen onszelf en de wereld niet los van elkaar
denken. We kunnen op verschillende manieren in de wereld zijn, maar kunnen niet niet in
de wereld zijn.
Men is volgens hem het enige wezen wat zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid. Dat
maakt ook dat we op een heel andere manier ‘in de wereld zijn’. Mensen zijn op een andere
manier in de wereld dan planten, dieren of dingen. De mens is een wezen dat zich zorgend
bezig houdt met een wereld en de vraag naar het zijn van de mens kan niet los van de wereld
gedacht worden.
Vaak zeggen we dat dat dingen ‘zijn’, maar ze ‘zijn’ er allemaal op een andere manier.
Voorbeeld: ‘Is er iets?”, ‘Nee hoor, er is niets.’
Dat wil zeggen: ze ‘zijn’ er allemaal op een andere manier voor ons. Wij als mens ervaren
onszelf als het centrum en zijn van daar uit betrokken op de wereld, de dingen, de planten en
de dieren.
In ons ‘zijn’ zijn we op de eerste plaats bekommerd om ons eigen bestaan. Onze
grondhouding, de wijze waarop we in de wereld zijn, noemt hij daarom ‘zorgend’. Hierbij
moet je niet denken aan een activiteit, maar meer aan de manier waarop we door te leven
‘betrokken zijn’. De betrokkenheid bij onszelf noemt hij ‘zelfzorg’.
Voorbeeld: bij mensen met een zware depressie zien we vaak dat ze zich niet meer
verbonden voelen met de wereld, anderen en uiteindelijk ook niet met zichzelf. Ze voelen
zich nergens meer mee verbonden. Daarom is ‘zorg’ de ‘fundamentele wijze van zijn van de
mens’ volgens hem.
‘Mens- zijn’ is ook altijd ‘zijn’ met anderen en al het andere wat in de wereld aan ons
verschijnt. Je geeft namelijk altijd aan, of je nu wilt of niet, hoe je je ten aanzien van dingen,
de mensen en de wereld verhoudt. Dus hoe iets aan ons verschijnt, is bepalend voor hoe we
ermee omgaan.
Samengevat: Volgens Heidegger vergeten filosofen de vraag te stellen: Wat betekent het dat iets ‘is’?
Maar om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten we kijken naar de persoon die deze vraag
stelt, de mens. Wat zegt het feit dat alleen de mens de vraag naar de betekenis van ‘het zijn’ kan
stellen over hoe de mens zelf bestaat (is)?
3.2.2 Zorg en leven gaan hand in hand
Wie betrokken is, voelt zich verbonden met datgene waarop hij betrokken is. Het uiten van je
betrokkenheid is een vorm van aandacht of zorg.
Zorgen en leven gaan hand in hand, het een kan niet zonder het ander. Zorgen is eerder een
houding waarmee je in het leven staat dan een handeling die je kunt verrichten of nalaten.
Helpen heeft meer iets van een activiteit die je meer een bepaald doel verricht en waarmee
je kunt ophouden zodra je dat doel bereikt hebt.
Zorgen komt dus in handelingen of activiteiten tot uitdrukking, maar valt niet samen met die
handelingen of activiteiten. Wie vanuit zorg handelt, doet iets met een bepaalde intentie, is
1
, betrokken en voelt zich verbonden. Zorgen duidt daarmee op iets positiefs en is daarmee
normatief; we drukken er waarde mee uit.
Het gaat met zorgen vooral om de vraag van waaruit en hoe je zorgt. Goede zorg is meer
dan zorgen dat iemand overeind blijft, het is ook met die persoon in wisselwerking treden en
hem het gevoel geven dat hij wordt opgemerkt en er mag zijn zoals hij is.
3.3 De deugdethiek van Aristoteles
Wat zijn deugden precies?
Een deugd is een karaktereigenschap waar anderen baat bij hebben.
Hoe ontwikkel je deze?
Dit doe je door je deugden te oefenen en telkens opnieuw in de situatie de juiste keuze maken
tussen twee deugden. Er zijn geen vaste regels of principes, je moet alleen het juiste midden
nastreven. Hier moeten we volgens Aristoteles ons verstand voor gebruiken en niet onze instincten
en emoties.
Aristoteles
Hij is de grootste invloed op het gebied van denken over deugden. Deze ethiek hanteert geen
plichten of regels waaraan we ons dienen te houden, maar probeert iets te zeggen over onze
kwaliteiten als mens. We kunnen er geen regels aan vast binden omdat elke situatie anders
is en we altijd in concrete gevallen moeten handelen die voor iedereen uniek zijn.
In de deugdethiek draait alles om de juiste houding; het goede is iets wat ieder mens wil
nastreven.
Volgens Aristoteles is het redelijke en datgene wat je persoonlijk vervult of gelukkig maakt,
niet van elkaar gescheiden.
Voorbeeld: je mag wel zeggen dat je wat moediger zou willen zijn, maar het is onredelijk als
je zegt dat je graag wat laffer zou willen zijn.
Samengevat: in de deugdethiek staat het ontwikkelen van de juiste houding centraal. Het gaat over
de vraag over welke kwaliteiten je moet beschikken om je in elke situatie de juiste keuze te kunnen
maken.
3.3.1 Gelukkig zijn is ‘gelukt’ zijn
In alles wat we doen streven we een bepaald doel na, echter zou je hier wel steeds vragen bij kunnen
stellen. Volgens Aristoteles moet er uiteindelijk een laatste doel zijn wat al je handelen stuurt.
Wanneer het einddoel ‘geluk’ is, wil je het waarschijnlijk vanwege het geluk zelf en niet vanwege iets
anders. Het einddoel wordt dan ook wel het intrinsieke doel genoemd; de deugden zijn ook
intrinsieke doelen. Waarom zou je moedig zijn? Omdat je een moedig mens wilt zijn.
Samengevat: de deugden zijn goed in zichzelf en helpen je bij het vervolmaken van je leven. Volgens
Aristoteles is de mens pas gelukkig als hij deugt als mens. Of anders geformuleerd: gelukkig zijn
betekent bij hem eerder zoiets als ‘gelukt’ zijn. Je bent ‘gelukt’ als je je potenties en mogelijkheden
als mens hebt verwezenlijkt.
3.2.2 Soorten deugden
De deugd is de karakterhouding die je in staat stelt de juiste keuzes te maken in situaties waarin
gehandeld moet worden. Ofwel, de deugd is de juiste manier of de juiste maat om met je emoties
om te gaan.
2
,Aristoteles onderscheidt 2 soorten deugden:
1. De intellectuele deugden: verstandigheid, wijsheid en bezonnenheid
2. De karakterdeugden: moed, zorgzaamheid, matigheid, rechtvaardigheid, barmhartigheid,
vrijgevigheid en vriendelijkheid.
Volgens Aristoteles moeten de karakterdeugden altijd onder leiding staan van de intellectuele
deugden; je hebt je verstand nodig om te bepalen wat in elke situatie de juiste manier of maat is.
De deugd is de juiste maat; hij zit tussen teveel en een tekort in. De deugd is dus het perfecte
midden.
Tekort Deugd Teveel
Lafheid Moed Overmoed/ roekeloosheid
Benepenheid Matigheid Mateloosheid/ gulzigheid
Onaardig/ twistziek Vriendelijkheid Behaagziek/ vleierij
Onverschilligheid Betrokkenheid Bemoeizucht
Kil/ongevoelig Compassie Overgevoelig
Nalatigheid/ ongevoeligheid Hulpvaardigheid/ Bemoeizucht/ paternalisme/
zorgzaamheid overbezorgd
3.3.3 t/m 3.3.5 (zie boek)
Om deugden te ontwikkelen en de juiste houding te kunnen aannemen, heb je zelfkennis nodig.
Aanvankelijk volg je hiertoe anderen op die als voorbeeld voor je kunnen dienen en geleidelijk vind je
hier je eigen weg in. Ook is het belangrijk om je neigingen te kennen, maar het is lastig om het juiste
midden te bepalen hierin.
Voorbeeld: het kan moreel juist zijn om te stelen om je gezin te voeden, ook al is het stelen als daad
altijd slecht. Stelen wordt niet ineens een deugd omdat je het voor een goede zaak doet. Het blijft
stelen.
De basishouding van sociale professionals kenmerkt zich door verschillende deugden, maar er is er
één die alle andere deugden in het handelen van sociale professionals overstijgt. Al onze kwaliteiten/
deugden bestaan dankzij de deugd van verstandelijkheid, oftewel de praktische wijsheid. Dit bestaat
uit kennis, uit hoe en wanneer je deze moet toepassen, en hoe je deze kennis moet omzetten in de
juiste handelingen. Praktische wijsheid betekent vooral dat je de algemene bepalingen, normen en
waarden kunt ijken aan een specifieke situaties en dat je weet wat je in deze situatie moet doen.
Professionals worden tegenwoordig geacht om niet voor de cliënt te zorgen; ze moeten
‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’.
3.4 Zorgethiek
Zorgzaamheid zegt iets over de mate van betrokkenheid bij de ander en de centrale deugd in de
hedendaagse zorgethiek. Alle menselijke handelingen en houdingen kunnen we, zoals Heidegger
heeft laten zien, in principe beschrijven vanuit de mate waarin iemand zorg heeft voor hetgeen wat
hij doet.
De zorgethiek is ontstaan uit de psychologie en niet uit de filosofische ethiek. Hier heeft psycholoog
Lawrence Kohlberg kritiek op.
3.4.1 Kohlbergs (1927-1987) onderzoek naar de morele ontwikkeling van
kinderen
Kohlberg wilde weten hoe kinderen in verschillende leeftijdscategorieën redeneren als ze
geconfronteerd worden met een ethisch dilemma. Hij legde in 1976 een dilemma voor aan 85
jongens van verschillende leeftijden (zie blz 89).
3
, Kohlberg ontdekte 3 verschillende niveaus van redeneren:
Niveau 1; preconventioneel niveau: het denken over de kwestie wordt bepaald door het
eigenbelang.
Voorbeeld: het kind zegt ‘Heinz mag niet stelen, anders krijgt hij straf.’
Niveau 2: conventioneel niveau: het denken over de kwestie wordt bepaald door de
rationele betrekkingen, gewoontes, tradities en wetten. Het kind voegt zich naar de sociale
orde.
Voorbeeld: Heinz mag niet stelen, anders krijgt hij straf.
Niveau 3; postconventioneel niveau: het denken over de kwestie wordt bepaald door het
eigen geweten en universele etnische principes worden kritisch getoetst.
Voorbeeld: je mag niet stelen, maar heel soms mag het wel als je er nog ergers mee kunt
voorkomen.
Al vrij snel ontdekte hij dat vrijwel alle geteste meisjes bleven hangen op niveau 2. Kohlberg
concludeerde daarom dat alle meisjes niet logisch of op een hoog abstractieniveau kunnen
redeneren en daardoor achterblijven in de morele oordeelsvorming.
3.4.2 Kritiek op Kohlberg
Carol Gilligan (1936)
Een student van Kohlberg, Gilligan, toonde later aan dat de data klopte, maar dat het onderzoek was
gebaseerd op de verkeerde aannames.
Kohlberg heeft namelijk jongens gevraagd om een moreel probleem op te lossen en heeft op
basis daarvan een meetinstrument gemaakt, waardoor alle andere manieren van
besluitvorming worden uitgesloten.
Ook heeft Kohlberg alleen gegevens onderzocht van jongens en niet van de meisjes. Meisjes
benaderen het probleem namelijk niet vanuit principes of regels, maar keken naar de relatie
van Heinz met zijn vrouw, kinderen en apotheker.
Vrouwen redeneren vanuit een ander perspectief volgens Gilligan. Namelijk vanuit een relationeel-
en zorgperspectief en laten daarmee een ander geluid horen. Er is echter veel kritiek gekomen op de
bewering dat zorgzaamheid zou moeten worden beschouwd als iets moreel hoogstaands. Zo wordt
de zorg te veel gekoppeld aan de vrouw.
3.4.3 en 3.4.4
Hoewel de meisjes morele problemen anders benaderen dan jongens kunnen we daaruit niet
concluderen dat zorgzaamheid dus meer een vrouwen- dan een mannenzaak is. Het is ook
afhankelijk van de cultuur en de sociale- en politieke processen waarmee je bent opgegroeid.
Als het vrouwelijke perspectief dus een ander perspectief is dan van mannen, dan zegt dat niet
zozeer iets over ‘vrouwelijkheid’ of ‘mannelijkheid’, maar over de plaats die mannen en vrouwen
innemen in sociale praktijken.
Praktijken zijn samenwerkingsverbanden waarin mensen gezamenlijk zorg dragen voor een
gemeenschappelijk goed, door de filosoof MacIntyre internal goods genoemd.
Binnen elke praktijk streven de participanten een bepaald doel na; daarmee zijn ze
normatief.
Linda Scott spreekt van een doubleXeconomy: het kapitalisme zou niet kunnen functioneren zonder
de zorgtaken als mantelzorg, vrijwilligerswerk, het huishouden en het opvoeden van kinderen. Toch
zijn ze belangrijk voor de economie, maar worden ze niet meegeteld in het bnp. Ze noemt dit een
economie van naastenliefde en wil de zorgtaken laten meetellen in economische rekenmodellen.
4