Deel 1: De Nederlandse samenleving
1.1 het beroep SJD
Oorsprong
In NL ontstond vanaf 1850 aandacht voor de sociale kwestie; het feit dat er onderscheid tussen rijk
en arm was ontstaan en dat dat een maatschappelijk vraagstuk is. Sociaal Juridische dienstverlening
komt voort uit de gedachte dat recht toegankelijk gemaakt moet worden voor niet-bevoorrechte
bevolkingsgroepen en dat mensen die moeilijkheden hebben met recht en regels begeleid,
ondersteund en geadviseerd moeten worden. Gebieden waar hulp en recht samenkomen zijn; werk
en inkomen, schulden, veiligheid en criminaliteit, zorg en welzijn, wonen en leefbaarheid.
Professionalisering
De opleiding SJD is in 1989 opgericht door maatschappelijk werkers en juristen en startte in
Culemborg (Utrecht).
Beroepsrollen
Bij een SJD-functie ligt het zwaartepunt van de werkzaamheden meestal bij de vervulling van één van
de volgende rollen: Belangenbehartiger, komt primair op voor het directe belang van de cliënt, los
van de vraag of er andere belangen in het geding zijn. Wetsuitvoerder, probeert de cliënt zo goed
mogelijk te helpen binnen de kaders die door de organisatie of de overheid worden opgelegd.
Wetsuitvoerder in een gedwongen kader, de dienstverlening is aan de cliënt opgelegd, als de cliënt
zich niet aan de afspraken houdt, kan er een sanctie volgen. Toetser, controleert of het werk van de
uitvoerder goed is uitgevoerd. Handhaver, degene die de cliënt een straf of maatregel oplegt als de
cliënt onterecht gebruikmaakt van een voorziening of een wet overtreedt. Bemiddelaar, bemiddelt
als neutrale derde tussen twee partijen. Outreachend werker, SJD’er schat in dat het verlenen van
een dienst wel noodzakelijk is, hoewel de cliënt (nog) in staat is om een eigen hulpvraag te
formuleren.
Uitdagingen
Omdat niet alles letterlijk tot in detail is vastgelegd in de wet, moet de SJD’er ook zijn discretionaire
ruimte (de ruimte die professionals hebben om, binnen de wettelijke kaders, hun eigen inzicht te
volgen en zelfstandig te beslissen over het toepassen van bevoegdheden) kennen en zo nodig
kunnen benuttigen.
1.2 samenleving: algemene begrippen
Het begrip samenleving verwijst naar een groepering van mensen die samenleven. Wanneer mensen
binnen een samenleving ook samen werken, handelen en instituten vormen noem je dat een
maatschappij.
Cultuur en socialisatie
Cultuurkenmerken verwijzen naar kenmerken binnen de cultuur; het geheel aan waarden, normen,
attitudes en algemeen aanvaard gedrag dat iedereen als lid van de samenleving leert en doorgeeft
door middel van leerprocessen. Dit leerproces noem je socialisatieproces. Binnen de primaire
socialisatie leert iemand hoe het werkt in de wereld om zich heen. Binnen de secundaire socialisatie
leert iemand hoe het werkt binnen een formele groepering. Waarden zijn fundamentele ideeën over
wat belangrijk is zoals respect, eerlijkheid, trouw, moed en rechtvaardigheid. Normen zijn concrete
gedragsregels die volgens een groepering bij een van de vastgestelde waarden hoort. Attitude is een
houding ten opzichte van iets of iemand. Algemeen aanvaard gedrag is het gedrag dat vastgesteld is
in routine, gewoontes, tradities en rituelen. Er zijn verschillende visies hoe je kan kijken naar
cultuurverschillen. De cultuur relativistische visie gaat ervan uit dat elke groepering zijn eigen
waarden, normen en gebruiken heeft en mag hebben. Het universalisme gaat ervan uit dat er
sommige waarden en normen voor iedereen gelden. De Universele Verklaring van de Rechten van de
, Mens is een voorbeeld. Het pluralisme gaat ervan uit dat mensen onderdeel zijn van verschillende
groeperingen en waardensystemen.
Culturen vergelijken
Nederlandse socioloog Geert Hofstede heeft een model ontworpen met een zestal dimensies waarop
culturen met elkaar kunnen verschillen. (www.hofstede-insights.com/country-comparison.) De 6
cultuurdimensies zijn; grote of kleine machtsafstand, individualisme of collectivisme, masculien of
feminien, hoge of lage onzekerheidsvermijding, lange of korte termijn oriëntatie en hedonisme of
soberheid. Amerikaan Edward T. Hall heeft ook drie belangrijke verschillen in kaart gebracht. De 3
dimensies van Hall zijn; hoge of lage context, monochroon of polychroon en relatie tot fysieke
ruimte.
Cultuurkenmerken van Nederland
Nederland is onderdeel van West-Europa en wordt omschreven als een moderne samenleving (1.3).
In grote steden bestaat meer dan de helft van de bevolking uit mensen met een migratieachtergrond
en zijn dus niet van autochtone afkomst (oorspronkelijke bewoners). Ook is de vroegere verzuiling,
de opdeling van de maatschappij op grond van geloofsovertuiging en/of maatschappelijke
opvattingen, afgebroken. Superdiversiteit betekent dat de samenleving uit veel verschillende op
elkaar inspelende culturen bestaat.
Structuur en posities
Structuurkenmerken van een samenleving verwijzen naar de verschillende posities die mensen of
groeperingen in een maatschappij hebben en hoe deze posities zich tot elkaar verhouden.
Groepering betekent een verzameling mensen die samen iets heeft. Drie verschillende groeperingen;
groepen; de leden kennen elkaar en hebben vaak verschillende overeenkomstige belangen, bijv.
schoolklas, gezin. Collectiviteit; leden hoeven elkaar niet te kennen, maar hebben wel een
gemeenschappelijk belang of doel, bijv. vakbond, religieuze gemeenschap. Sociale categorie; mensen
hebben enkel eenzelfde kenmerk, bijv. rood haar, vrouw zijn of dezelfde nationaliteit. Een positie is
een plek of plaats die iemand of een groepering inneemt in een maatschappij. Deze positie kan
tijdelijk of levenslang zijn, verworven of toegewezen zijn, een hoge of een lage status hebben. Het
geheel aan posities van individuen en groeperingen die met elkaar in verhouding staan wordt sociale
structuur genoemd. Interdependentie is onderlinge afhankelijkheid, mensen zijn op elkaar
aangewezen. Bindingen zijn manieren waarop mensen van elkaar afhankelijk zijn. 4 type bindingen
zijn; economisch, politiek, affectief en cognitief. Bij elke positie horen verwachtingen, dit worden
rollen genoemd. We spreken van een intern conflict wanneer iemand verschillende verwachtingen
ervaart binnen eenzelfde positie. Een extern conflict ontstaat wanneer de verwachtingen behorende
bij verschillende posities met elkaar in conflict komen.
Macht en sociale ongelijkheid
Macht is het vermogen van personen of groeperingen om de samenleving vorm te geven en het
gedrag van anderen te beïnvloeden, soms tegen de wensen of belangen van anderen in. Vanuit de 4
typen bindingen ontstaan 4 typen machtsbronnen (manieren om macht uit te kunnen oefenen);
Economisch, politiek, affectief en cognitief.