Samenvatting Gerontologie
Periode 3
Hoofstuk 1
Media en politiek
Ouderen worden als een demografische druk voorgesteld, als een last en een geldverslindende grijze
tsunami van zorgbehoevenden. Ze worden dan ook vooral negatief neergezet in de media, politiek en
de reclames. Deze demografische ontwikkelingen bieden echter ook kansen voor jonge mensen op
de arbeidsmarkt.
De “oudere” bestaat niet
Iedere nieuwe generatie senioren wordt anders oud dan de voorafgaande. Het maatschappelijk
decor verandert snel:
Individualisering; hierdoor wordt ieder individu oud op zijn eigen manier.
Globalisering; vroeger kwam je niet verder dan de stad, tegenwoordig krijg je informatie en
nieuws van over de hele wereld. De ouderen in het westerse leven zijn ook anders dan
mensen uit een andere cultuur.
Informatisering; sommigen zijn beter met technologie dan andere ouderen en vergaren
informatie op een andere manier.
Ontgroening; per gezin worden er steeds minder kinderen geboren, er zijn meer ouderen, er
zijn dus minder jongeren die voor de ouderen kunnen zorgen
Vergrijzing; het ouder worden van mensen.
Komst van de participatiesamenleving; mensen moeten meedoen in de samenleving en gaan
veel minder snel naar een bejaardentehuis. Dit zorgt er wel voor dat mensen meer zorg thuis
moeten krijgen.
Sandwichgeneratie; vrouwen tussen 40 en 50 die zorg hebben voor hun ouders en voor hun
kinderen.
Kwetsbaarheid is:
Gedifferentieerd: mensen zijn op verschillende levensdomeinen kwetsbaar (of krachtig),
zelden op alle levensdomeinen. Je kunt dus nooit kwetsbaar zijn op alle leeftijdsdomeinen.
Gradueel: de mate van kwetsbaarheid kan verschillen van persoon tot persoon. De een is
misschien krachtiger in een levensdomein dan een ander.
Temporeel: kwetsbaarheid kan veranderen in de tijd, zelden is een persoon altijd even
kwetsbaar. Wanneer je een keer emotioneler bent, ben je ook kwetsbaarder. Je kunt je niet
altijd even kwetsbaar voelen, zoek de kracht op.
Van bejaardenoord naar de wijk
“Goed ouder worden” is niet alleen afhankelijk van persoonlijke competenties, maar ook van:
Kwaliteit van het sociale netwerk. Deze gaat niet alleen uit van de kwantiteit, maar ook van
de kwaliteit. Als je alleen maar mensen hebt die voor jou schoonmaken en boodschappen
halen voor je, is dit niet zo divers. Het is belangrijk dat je mensen om je heen hebt die
oprecht geïnteresseerd zijn in je.
Sociale samenhang en veiligheid in de wijk. Als je in een buurt woont waar mensen letten
op elkaar, voel je je veiliger.
Toegankelijkheid van algemene voorzieningen. De omgeving moet wel toegankelijk zijn voor
iedereen. Als jij in een bejaardentehuis woont en de eerste supermarkt is 1 kilometer
verderop, is dit niet haalbaar voor jou als oudere.
Mate van maatwerk bieden. In de wijk ben je afhankelijk van de mensen, maar ook van wat
je nodig hebt, wat je te bieden hebt en van wat je krijgt.
Levensloopperspectief
1
, Dit is een verbindend en dynamisch perspectief wat zich afspeelt vanaf je geboorte tot je overlijden:
Verbindend: We zien ouderen als een aparte categorie; het ouder worden is een onderdeel
van het leven. Het is namelijk niet iets van de ‘ouderen’, maar van ons allemaal.
Dynamisch: We gaan ervan uit dat ontwikkeling een voortdurend proces is van inspelen op
verandering. Dat proces houdt niet bij een zekere leeftijd op. Mensen kunnen zich tot in de
hoge ouderdom blijven ontwikkelen.
Beeldvorming en levensnormen
De levenslooptheorie onderscheid 4 soorten ‘leeftijd’:
Kalenderleeftijd/ chronologische leeftijd: deze leeftijd staat vast vanaf onze geboortedag.
Het is echter niet de oorzaak van veroudering; je hebt geen rimpels omdat je 65 jaar bent.
Biologische leeftijd: deze leeftijd heeft te maken met fysieke kenmerken. Daarin zien we
grote verschillen, ook tussen mensen van dezelfde kalenderleeftijd. De biologische leeftijd
zegt iets over de levensverwachting; het ene lichaam veroudert sneller dan het andere. In de
westerse wereld heeft zich een belangrijke biologische verandering voorgedaan, namelijk de
toegenomen levensduur.
Ouderen worden tegenwoordig steeds ouder wat aan de ene kant goed is, maar aan de
andere kant krijgen zij zo meer de kans om ook ziek te worden. Zo bestaan er veel ziektes die
voornamelijk optreden bij ouderen. Is het dus wel zo leuk om zo oud te worden…?
Psychologische leeftijd: dit is de leeftijd zoals wij die zelf ervaren. Een mens is zou oud als hij
zich voelt. Dit zegt dan ook niks over hoe je eruit ziet, iemand van 80 kan zich nog 40 voelen.
Sociale leeftijd: deze leeftijd zegt iets over de mate waarin we voldoen aan de verwachtingen
die de samenleving van ons koestert op grond van de kalenderleeftijd. We spreken hier ook
wel van leeftijdsnormen (age-norms). Leeftijdsnormen kunnen ons beschermen (recht op
ouderdomsuitkering), maar kunnen ook resulteren in leeftijdsdiscriminatie (niet worden
aangenomen door leeftijd).
Leeftijdsnormen zien we dagelijks om ons heen bij iedere leeftijd, denk aan dat kinderen op
een bepaalde leeftijd niet meer met poppen mogen spelen.
Keuzebiografie
In de premoderne samenleving speelde het maatschappelijk leven zich af in een vast en overzichtelijk
stramien:
Leren deed je in je jeugd.
Werken en zorgen in de middenleeftijd; carrière maken en kinderen krijgen.
Uitrusten van de gedane arbeid in de ouderdomsfase.
Moderne burgers zijn steeds minder geneigd om zich te laten opsluiten in dit patroon van de three
boxes of life. In de moderne samenleving willen mensen zelf uitmaken hoe zij het leven inrichten, er
is nu sprake van een keuzebiografie; mensen houden zich steeds minder aan deze vaste stramien.
Door de opkomst van de keuzebiografie, mede mogelijk gemaakt door de toenemende welvaart, laat
het leven op latere leeftijd steeds meer variatie zien; de diversiteit onder ouderen is groot. Ook het
toenemende multiculturele karakter van de samenleving en de vrijere opvattingen rond seksuele
geaardheid dragen eraan bij dat de diversiteit van levenslopen groter wordt.
5 levensfasen (kalenderleeftijd)
1. 0 – 15 jaar: vroege jeugd, primaire leerprocessen vinden plaats.
2. 15 – 30 jaar: jongvolwassenheid, toenemende zelfstandigheid.
3. 30 – 60 jaar: volwassenheid; arbeid en zorg voor kinderen, “spitsuur” van het leven.
4. 60 – 80 jaar: actieve ouderdom, mogelijkheid om zich sociaal-productief in te zetten.
5. vanaf 80 jaar: hoge ouderdom, laatste levensfase, mogelijkheden en eigen regie komen
onder druk te staan, fysieke en psychische mogelijkheden nemen af.
Sociaal werk in de 3e en 4e levensfase (zij pakken de eerste 2 leeftijdsfases samen)
2