Hoorcollege 1: Embryogenese mens
de kenmerken van het fenomeen ontwikkeling noemen
De ontwikkeling bestaat onder andere uit celdeling en celdifferentiatie. Celdeling is
dat één cel zich in tweeën splitst en dus een andere cel maakt, hierdoor groeit een
embryo uit tot een mens. Bij celdifferentiatie is het zo dat een cel zich specialiseert
voor de plek waar hij zit. Dus een cel die bij de spieren zit wordt een spiercel en een
cel die bij de zenuwen zit wordt een zenuwcel.
Ook bestaat ontwikkeling uit de veranderingen waarbij de anatomische structuren
worden gevormd en gewijzigd. Dus dat de organen en zenuwen bijvoorbeeld worden
aangelegd.
een algemeen overzicht geven van de eerste maand van de ontwikkeling
Week 1: De eicel wordt
bevrucht en start met
delen. Dit zorgt na 4
dagen voor een massief
balletje met cellen. In
deze tijd is de cel al door
de eileider gegaan en
uitgekomen bij de
baarmoeder. De komende
2 dagen gaat de cel door
de baarmoeder heen om
een goed plekje te
vinden. In deze 2 dagen
vormen de blastomeren
een blastocyste.
Week 2: In de eerste 3
dagen van de 2e week gaat de cel zich innestelen. De eicel geeft dan een hormoon af,
hyaluronidase, die door het epitheel van de baarmoederwand gaat. Hij graaft zich dan
in en begint de verdere ontwikkeling. Het epitheel van de baarmoederwand herstelt
zich snel. In de komende dagen zorgt de cel voor uitstulpingen in zijn eigen wand
waardoor hij makkelijk voedingstoffen en energie kan opnemen uit zijn omgeving.
Week 3: Het embryo is ingenesteld en begint met groeien. Hierbij begint de
amnionzak met groeien en het binnentrekken van de dooierzak. Het chorion gaat
steeds verder groeien om meer voedingsstoffen op te kunnen nemen.
Week 4: Het embryo begint een hoofdplooi en staartplooi te ontwikkelen, dit laat de
ligging van het kind later zien. De amnionholte vult de plooi volledig en de dooierzak
wordt verder naar binnen getrokken. De chorion is verder gegroeid en neemt nu
optimaal voedingstoffen op vanuit de moeder.
, de drie kiembladen en hun derivaten beschrijven
Ectoderm: Ontstaat uit de amnionholte. Zorgt later onder andere voor de opperhuid,
zenuwweefsel met inbegrip van hersenen en ruggenmerg, de hypofyse en bijniermerg,
het slijmvlies van de neusholten, mond en anus.
Mesoderm: Ontstaat uit het ectoderm en entoderm. Het zijn de migrerende cellen
tussen het ectoderm en entoderm. Zorgt later onder ander voor de dermis en
onderhuidse lagen, spieren, bijnierschors, alle structuren van het cardiovasculaire
stelsel, alle structuren van het lymfestelsel, de nieren, geslachtsorganen en
aangrenzende delen van de afvoergangen.
Entoderm: Ontstaat uit de dooierzak. Zorgt onder andere voor de thymus, het
ademhalingsepitheel en bijbehoren slijmklieren, de lever en pancreas, de urineblaas en
distale gedeelte van de afvoergangen, de stamcellen die gameten vormen.
de ontwikkeling van embryo tot foetus beschrijven
Week 1: De eicel wordt bevrucht en legt het pad af naar de baarmoeder. In deze tijd is
de mitose al veel bezig en komt de cel als blastocyste aan. Hierna graaft hij zich in in
het baarmoederslijmvlies door middel van syncytiotrofoblasten die door de lagen
heen eten en netwerken voor voedingsstoffen aanleggen.
Week 2: Het chorion ontstaat door migratie van mesoderm
rond het binnenste oppervlak van de trofoblast. Het amnion
ontstaat door migratie van mesoderm rond de buitenkant van
de amnionholte, tussen de ectodermcellen en de trofoblast.
De dooierzak ontstaat door migratie van
mesoderm rond de entodermale blaas.
Week 3: De kiemschijf puilt uit in de amnionholte
bij de hoofdplooi. De allantoïs, een entodermaal
uitsteeksel dat door de mesoderm is omgeven,
loopt in de richting van de trofoblast.
Week 4: Nu heeft het embryo een hoofdplooi en
een staartplooi. Door vernauwing van de verbindingen tussen
het embryo en de omringende trofoblast worden de
dooiersteel en hechtsteel gevormd.
Week 5: Het groeiende embryo en de
vruchtvliezen steken uit in de baarmoederholte. De trofoblast die in de
baarmoederholte uitsteekt, blijft bedekt door het endometrium, maar
heet niet langer een functie bij de opname van voedingsstoffen en
ondersteuning van het embryo. Het embryo verplaatst zich weg van de
placenta en de hechtsteel en dooiersteel vergroeien, zodat een
navelstreng ontstaat.
,Week 10: Het amnion is sterk gegroeid, en vult de baarmoederholte
op. De foetus is met de placenta verbonden via de navelstreng die
een gedeelte van de allantoïs, bloedvaten en overblijfselen van de
dooiersteel bevat.
de ontwikkeling van de afzonderlijke orgaanstelsel voor
de geboorte beschrijven
, Hoorcollege 2: Het cyclopen oog en de 5 stadia van binoculair enkelzien
beschrijven wat het verschil is tussen binoculair zien en binoculair enkelzien
Binoculair zien: Gelijktijdige
waarneming van 2 beelden, 1
beeld per oog
Binoculair enkelzien: Als 2
identieke beelden gescheiden op
één oog elk aankomen en worden
gecombineerd door de hersenen waarbij er 1 beeld ontstaat. De konijn met bloemen
en konijn met staart.
beschrijven wat bedoeld wordt met correspondentie en lokalisatie van
objecten
Correspondentie: De patiënt kan beelden samenvoegen. Hierdoor wordt één enkel
beeld gezien.
Lokalisatie: Door het stereoscopisch dieptezien, wat wordt bereikt met behulp van
correspondentie, kunnen mensen weten hoever ze van iets afstaan.
bij welke patiënten men normaal binoculair enkelzien kan verwachten
Patiënten die geen diagnose hebben gehad voor een lui oog, amblyopie, torticollis etc.
het doel van het cyclopenoog beschrijven
Het cyclopenoog laat zien wat beide ogen zien als ze samenwerken. Het cyclopenoog
is hetgeen dat je registreert in je hersen (de twee beelden van beide ogen
gecombineerd).
aangeven of er sprake is van homonieme of
heteronieme diplopie.
Homonieme diplopie: Als de AOD op de nasale helft van de
retina valt. Rechteroog ziet recht een beeld.
Heteronieme diplopie: Als de AOD op de temporale helft
van de retina valt. Rechteroog ziet links een beeld.
de 3 graden van binoculair zien volgens Worth
noemen
1e graad: Simultaanperceptie
2e graad: Fusie