Werkcollege 1, Kapitaal en aandelen
Studiestof:
Boek ‘Praktisch Ondernemingsrecht’ Hoofdstuk 6
Jurisprudentie HR 8 november 1991, NJ 1992, 174 (Nimox/Auditrade)
HR 17 oktober 2003, NJ 2004, 282 (De Rijk q.q./Van Roy)
Open vragen
Vraag 1.
Welke typen aandelen kent het BW - licht uw antwoord toe - en hoe worden deze
overgedragen?
Gewone aandelen (aandelen aan toonder (art. 82 of op naam)
Preferente aandelen (voorrang op de winstuitkering), art. 2:96a en 2:206a lid 2 onder a, b
BW
Prioriteitsaandeel, art. 2:92 lid 3 en 2:201 lid 3 BW
Certificaten (eigenlijk geen aandelen), art. 2:202, 2:117 lid 2, 2:227 lid 2, 2:118a BW.
Casus
Het jonge bedrijf Wolters N.V. wil voor het doen van nieuwe, milieuvriendelijkere
investeringen haar geplaatst kapitaal vergroten. Het bestuur van Wolters N.V., gevormd door
Yannick en Suzanne, besluit daarom om aandelen voor een totaal bedrag van € 1.000.000
uit te geven.
De twee bestuurders willen graag een deel van deze nieuwe aandelen kopen via hun
persoonlijke bv’s. De bestuurders besluiten om een aandelenpakket met een totale nominale
waarde van € 200.000 (elk € 100.000) bij hun persoonlijke bv’s te plaatsen.
Vraag 2.
Kunnen deze aandelen verkregen worden door de persoonlijke bv’s van Yannick en
Suzanne?
Art. 2:96/2:96a BW, we hebben hier te maken met voorkeursrecht, de bezittende aandelen
hebben voorkeursrecht. Dus de zittende aandeelhouders kunnen bij nieuwe uitgegeven
aandelen een beroep hierop doen, dit houdt in dat zij als eerste kan zeggen dat zij de nieuwe
uitgegeven aandelen krijgen.
Stel dat Yannick en Suzanne de aandelen niet namens hun persoonlijke bv’s, maar op eigen
naam kopen.
Vraag 3.
Kunnen de aandelen worden verkregen door de bestuurders als zij preferente
aandeelhouders zijn?
Art. 2:96a lid 2 BW, de houders van preferente aandelen hebben geen voorkeursrecht op
uitgegeven aandelen. Als er nieuwe aandelen worden uitgegeven, mogen zij geen
voorkeursrecht uitoefenen. Ze hebben geen voorkeursrecht, het voorkeursrecht geld voor
gewone aandeelhouders, niet voor preferente aandeelhouders.
,Meerkeuzevragen
Kies het juiste alternatief en motiveer uw keuze.
Vraag 4.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
A. Een bv kan geen winstrechtloze aandelen hebben, maar een nv kan wel winstrechtloze
aandelen hebben.
B. Een bv kan geen aandelen hebben die tegelijkertijd stemrechtloos en winstrechtloos zijn,
maar bij een nv kan dit wel.
C. Een nv kan geen stemrechtloze aandelen hebben, maar een bv kan wel stemrechtloze
aandelen hebben.
Vraag 5.
Wat is juist ten aanzien van de houders van stemrechtloze aandelen?
A. Hun aandelen kunnen niet ook winstrechtloos zijn.
B. Zij hebben geen stemrecht en derhalve ook vergaderrecht.
C. Zij hebben wel stemrecht, maar geen vergaderrecht.
Vraag 6.
Welk recht heeft een houder van certificaten die met medewerking van de nv zijn
uitgegeven?
A. Het vergaderrecht.
B. Het recht op een stemvolmacht.
C. Zowel het vergaderrecht als het recht op een stemvolmacht.
Vraag 7.
Wat is juist ten aanzien van de inkoop van eigen aandelen (onder bijzondere titel)?
A. Dit mag alleen als de betreffende aandelen zijn volgestort.
B. Dit mag ook als de betreffende aandelen niet zijn volgestort.
C. Dit mag nooit om niet (gratis/zonder tegenprestatie).
Vraag 8.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
A. Het aantal aandelen in een bv moet minimaal een waarde van € 45.000 bedragen.
B. Het is toegestaan dat het kapitaal van een bv bestaat uit één aandeel.
C. Een bv kan vrij overdraagbare aandelen hebben.
Vraag 9.
Wat is juist ten aanzien van de stortingsplicht?
A. Een aandeelhouder kan altijd worden ontheven van zijn stortingsplicht.
B. Een aandeelhouder mag zijn stortingsplicht een bepaalde tijd uitstellen.
C. De storting op een aandeel moet altijd in geld geschieden.
Vraag 10.
Wat houdt de uitkeringstest in bij het doen van uitkeringen aan aandeelhouders in een bv?
A. Voor zover het eigen vermogen kleiner is dan de wettelijke en statutaire reserves is het
doen van een uitkering aan aandeelhouders toegestaan.
B. Voor zover het eigen vermogen groter is dan de wettelijke reserves is het doen van een
uitkering aan aandeelhouders toegestaan.
C. Voor zover het eigen vermogen groter is dan de wettelijke en statutaire reserves is het
doen van een uitkering aan aandeelhouders toegestaan.
, Werkcollege 2, Besluitvorming, tegenstrijdig belang en
doeloverschrijding
Studiestof:
Boek ‘Praktisch Ondernemingsrecht’ Hoofdstuk 3: §3.3.5 - §3.3.6
Hoofdstuk 7: §7.1.2 en §7.6
Hoofdstuk 10: §10.1
Jurisprudentie HR 15 juli 1968, NJ 1969, 101 (Wijsmuller)
HR 10 maart 1995, NJ 1995, 595 (Janssen Pers)
HR 20 september 1996, NJ 1997, 149 (Playland)
HR 29 juni 2007, NJ 2007, 420 (Bruil/Kombex)
Open vragen
Casus
Denktank B.V. houdt op 1 mei 2015 een algemene vergadering met vijf van haar zes
aandeelhouders en enige stemrechtloze aandeelhouder. Op deze vergadering wordt onder
andere de jaarrekening over 2013 vastgesteld en besluit de algemene vergadering tot
ontslag van de heer Kamphuizen als statutair bestuurder van de vennootschap. Op de
opengevallen plaats wordt mevrouw Bulut aangesteld. Ook worden de statuten gewijzigd.
Over de onbesproken agendapunten besluit de algemene vergadering om deze volgende
week via mailcontact af te handelen.
Na afloop van de vergadering komt een boze stemrechtloze aandeelhouder, mevrouw Da
Silva, met een aantal bezwaren.
Bezwaar 1: “de vergadering is te laat bijeengeroepen, want de oproepingsbrief is pas op 25
april 2015 door iedereen ontvangen.”
Bezwaar 2: “aandeelhouder mevrouw Fong is weliswaar op vakantie, maar was niet voor
deze vergadering uitgenodigd.”
Bezwaar 3: “in de statuten is de mogelijkheid om de statuten te wijzigen uitgesloten. De
algemene vergadering kan de statuten dus niet wijzigen.”
Bezwaar 4: “over de resterende agendapunten kan er niet buiten vergadering worden
besloten.”
Mevrouw Da Silva stelt dat alle genomen besluiten daarom niet rechtsgeldig zijn, maar of dit
nu nietigheid of vernietigbaarheid oplevert, weet ze niet.
Vraag 1.
Noem twee verschillen tussen een nietig en een vernietigbaar besluit en geef aan wat deze
verschillen inhouden.
Een nietig besluit bestaat vanaf het begin niet en een vernietigbaar besluit kan achteraf met
terugwerkende kracht ongedaan gemaakt worden. Een beroep doen op de nietigheid van
een besluit is niet nodig, als je een besluit wil vernietigen moet je je hier wel op beroepen bij
de rechter, art. 2:14 en 2:15 BW.
Vraag 2.
Is bezwaar 1 terecht, en zo ja, heeft dit gevolgen voor de genomen besluiten?
Het is terecht, op grond van art. 2:225 BW is de oproepingstermijn voor de vergadering 8
dagen. Bij deze vergadering is de oproepingsbrief te laat verzonden. Het besluit is dus
vernietigbaar, art. 2:15 lid 1 sub a BW