Historische context – het Britse Rijk
Brits kolonialisme in Amerika (1585-1833)
KA:
Het begin van de Europese overzeese expansie
De protestante reformatie die splitsing van de christelijke kerk in west
Europa tot gevolg had
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle
terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale
verhoudingen
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische
slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies
over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Eind 16e eeuw verkenden de Engelsen Noord-Amerika als mogelijke uitvalbasis in de
strijd met het katholieke Spanje en als eventuele kolonie.In 1620 stichtten de
protestantse Pilgrim Fathers (= Engelse calvinisten) er een-Engelse nederzetting,
met als doel er een geheel nieuwe samenleving te beginnen.
→ de Pilgrim Fathers stichtte een kolonie in Amerika
In de 17e eeuw groeiden de groepen kolonisten in Amerika continu. Aanvankelijk
bestonden er handelscontacten met de inheemse bevolking. Bloedige oorlogen en
geïmporteerde ziekten (uit de EU) zorgen daarna snel voor dat die inheemse
bevolking werd verminderd (gedecimeerd).
→ Kolonisten waren afhankelijk van de inheemse bevolking (indianen), ze ruilden
hun voedsel tegen gebruiksvoorwerpen. Later werden indianen slaaf gemaakt, of
werd hun grondgebied afgepakt.
De noordelijke koloniën aan de oostkust waren vestigingskoloniën
→ een gebied waar kolonisten zich vestigen, gericht op landbouw, handel en
nijverheid. Deze gebieden lagen in het noorden omdat de grond hier niet vruchtbaar
was en er daarom geen plantages op konden worden verbouwd. De koloniën in het
zuiden ontwikkelden zich steeds meer tot plantage-economieën.
→ op deze plantages werd tabak en katoen verbouwd voor de export. Deze
plantages lagen in het zuiden omdat het hier een vruchtbare grond was en het was
er erg warm, ze konden hierdoor plantageproducten verbouwen.
De dertien koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika vormden slechts een deel
van het Britse Rijk in Amerika.
Plantagekolonie → een plantage waar gewassen op werden gebouwd, slaven
moesten op deze plantages werken.
Andere Engelse plantagekoloniën in het Caribische gebied, zoals Barbados en
Jamaica, waren winstgevender. Alle Engelse koloniën maakten gebruikt van de
arbeid van slaafgemaakten, maar in de zuidelijke plantagekoloniën vormden zij een
groter deel van de bevolking.
, Redenen om te verhuizen naar koloniën:
Landbouwgrond → in de kolonies was veel meer grond beschikbaar
Handel met inheemse bevolking
Werkgelegenheid in nijverheid → dorpen moesten worden gebouwd, er moest
voor kleding worden gemaakt
Goud en zilver → aantrekkelijk
Geloofsovertuiging → in de EU konden sommige geloven werden achtervolgt,
in de kolonies was dit niet.
De driehoekshandel → handel tussen Europa, Afrika en Amerika
Afrika exporteerde slaven naar Amerika
Amerika exporteerde landbouwproducten als koffie,
tabak en suiker naar Europa
Europa exporteerde nijverheidsproducten als wapens,
textiel en ijzer naar Afrika
Voor de driehoekshandel richtte de Engelsen de Royal
African Company (RAC) op, dit was winstgevend (lucratief)
De RAC had de monopolie op de Engelse handel met West-Afrika (goud/zilver en
slaven)
Europese kolonisten kwamen in aanraking met Verlichte ideeën zoals de trias politica
(3 machtenscheiding), het idee van volkssoevereiniteit (volk heeft de hoogste macht)
en van natuurlijke rechten.
→ dit zijn rechten die aangeboren zijn, van ‘nature’
De kolonisten werden gefrustreerd omdat ze geen politieke vertegenwoordiging in
het parlement in Groot-Brittannië maar wel belastingen betaalden aan dat land.
→ in 1776 kwamen zij in opstand en vormden een onafhankelijke federale staat, de
Verenigde Staten van Amerika.
Vanaf het einde van de 18e eeuw kwam in verlichte en in religieuze kringen het
abolitionisme op → een beweging die voor de afschaffing van de slavernij was. Deze
beweging werd geïnspireerd door de verlichting (iedereen is gelijk) en het
christendom (god heeft alle mensen geschapen, je mag de ene niet tot lsaaf maken).
Een verbod op slavenhandel (wel nog slavernij) in het Britse Rijk in 1807 betekende
de economische neergang van Barbados en Jamaica. In 1833 verbood Groot-
Brittannië slavernij daarna in grote delen van het rijk.