Economie Samenvatting Mobiliteit
Hoofdstuk 1
Vervoer speelt een belangrijke rol in de economie. Er moet heel wat gebeuren voordat we ons kunnen
verplaatsen. Aanleg van infrastructuur, productie van vervoermiddelen, productie van brandstof als
energiebron voor vervoermiddelen, productie van ruwe grondstoffen zoals ijzererts en productie van
aanvullende goederen en diensten.
Door sneller en goedkoper vervoer zijn we juist meer gaan reizen. Betere vervoersmogelijkheden lokken
namelijk nieuwe vraag naar vervoer uit. Het belang van vervoer uit zich in toenemende ruisbudgetten. Het
aandeel van de vervoersuitgaven in het totaal van de uitgaven stijgt voortdurend.
Economie bestudeert de behoeften die mensen hebben en de manier waarop ze in die behoeften voorzien. De
menselijke behoeften verschillen per cultuur en per persoon. De behoeften kunnen zich ook uitstrekken naar
de toekomst: we willen dat iedereen later kan leven in een gezond milieu. Om in behoeften te voorzien zijn
middelen nodig. De spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen, noemen we schaarste.
Schaarste in het dagelijks spraakgebruik noemen we absolute schaarste. In de economie gebruiken we het
begrip schaarste in relatieve zin. Een product is schaars als er middelen moeten worden opgeofferd om het te
maken. Als producten niet schaars zijn en er dus geen offers nodig zijn, spreken we van vrije goederen.
De middelen waarover mensen beschikken, kunnen op verschillende manieren worden ingezet. Economen
zeggen dan dat middelen alternatief aanwendbaar zijn. Het is efficiënter om het arbeidsproces te verdelen in
afzonderlijke taken. Dit noemen we arbeidsdeling: mensen specialiseren zich door zich toe te leggen op 1
activiteit. De ruil van goederen tegen goederen noemen we directe ruil of ruil in natura. Directe ruil van
producten eist veel inspanning. Het is een omslachtige manier van zaken doen. Alle kosten die gemaakt worden
om een ruil tot stand te brengen en af te wikkelen noemen we transactiekosten. Bij indirecte ruil fungeert een
algemeen begeerd goed als ruilmiddel.
Een deel van de transacties in de marktsector vindt plaats in het zwarte circuit. Sommige transacties worden
verzwegen voor de belastingdienst waardoor de productie van deze goederen of diensten niet wordt
geregistreerd. Het zwarte circuit hoort bij de informele economie.
De activiteiten van de overheid en de non-profitsector rekenen we tot de niet-marktsector omdat er voor de
overheidsdiensten geen marktprijs wordt berekend of omdat de prijs niet bepaald wordt door vraag en
aanbod. Een deel van de activiteiten van de niet-marktsector wordt niet-geregistreerd, dat is het grijze circuit.
Het grijze circuit hoort tot de informele economie. De (niet-betaalde) van het grijze circuit zijn te verdelen in
huishoudelijke arbeid, vrijwilligerswerk, doe-het-zelfarbeid en directe ruil
Hoofdstuk 2
De kosten bestaan uit de waarde van de opgeofferde schaarse middelen en de baten worden gevormd door de
mate van behoeftebevrediging. Bij investeringen van bedrijven liggen kosten meestal in het heden terwijl de
baten in de toekomst liggen.
Iedereen wil een zo groot mogelijke welvaart. Om te bepalen of een economie een maximale welvaart bereikt,
maken welvaartseconomen gebruik van het criterium van Pareto. In zijn visie is de totale welvaart Pareto-
efficiënt of Pareto-optimaal als de welvaart van 1 persoon niet kan toenemen zonder dat de welvaart van
iemand anders afneemt. Volgens de welvaartstheorie ontstaat welvaart als gevolg van een ruiltransactie. Er is
kritiek op deze beperkte kijk op het ontstaan van welvaart. De welvaartstheorie kijkt uitsluitend naar
ruiltransacties in de formele economie. Activiteiten in de informele economie worden niet meegeteld. Ook met
de schade aan het milieu wordt in de welvaartstheorie geen rekening gehouden. Als je alleen naar het aantal
ruiltransacties kijkt, is de welvaartstheorie nogal beperkt. De ruil kan zowel voor de koper als de verkoper een
voordeel opleveren.
Het individuele consumentensurplus is het verschil tussen het bedrag dat een koper maximaal bereid is te
betalen en de prijs die hij in werkelijkheid betaalt.
, Bij het uitbrengen van een bod maakt de bieder een afweging tussen kosten en baten. De baten worden
weergegeven door de waarde van het bezit. (De kosten bestaan in dit geval uit het biedingsbedrag.) Het
individuele consumentensurplus is het voordeel dat wordt behaald met een ruiltransactie. Het voordeel is te
berekenen door de baten te verminderen met de kosten. De leveringsbereidheid is de laagste prijs waarvoor
een aanbieder zijn product wil verkopen. Het individuele producentensurplus is het verschil tussen de
ontvangen prijs en de minimale prijs waartegen je het product wil aanbieden en geeft het voordeel weer dat de
aanbieder heeft van de ruil.
Het consumentensurplus van een enkele koper is het individuele consumentensurplus en het
consumentensurplus van alle kopers samen het totale consumentensurplus. Het begrip producentensurplus is
niet hetzelfde als het begrip winst.
Op een markt van volledige mededinging wordt de prijs bepaald door vraag en aanbod. De vraagvergelijking
laat zien hoe groot de vraag naar een product is bij verschillende prijzen. De aanbodvergelijking laat zien hoe
groot de vraag naar een product is bij verschillende prijzen. De aanbodvergelijking laat zien hoeveel er wordt
aangeboden bij verschillende prijzen. Het snijpunt geeft de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid aan.
Een aanbodlijn laat zien welke hoeveelheid een producent wil aanbieden bij een bepaalde prijs. De aanbodlijn
geeft de leveringsbereidheid van de producent weer. Of de producent het product aanbiedt, hangt af van de
marginale kosten. Als de prijs lager is dan de marginale kosten, zal de producent niet aanbieden. De marginale-
kostenlijn geeft dus aan hoeveel een producent aanbiedt bij een bepaalde prijs. Bij volledige mededinging valt
de marginale-kostenlijn dus samen met de aanbodlijn.
De situatie waarin vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn, noemen we het marktevenwicht. De prijs die daarbij
hoort, is de evenwichtsprijs en de bijbehorende hoeveelheid is de evenwichtshoeveelheid. Het
consumentensurplus en het producentensurplus kunnen ook berekend worden. Door de oppervlakte van de
driehoeken uit te rekenen, druk je het surplus uit in een getal. De oppervlakte van een driehoek kun je
berekenen met de formule ½ x basis x hoogte.De markt bepaalt dat bij de evenwichtsprijs vragers met een te
lage betalingsbereidheid en aanbieders met een te hoge leveringsbereidheid geen ruiltransacties zullen doen.
Met behulp van de horizontale prijslijn die de evenwichtsprijs weergeeft, kunnen we zien hoe het totale surplus
wordt verdeeld. Op een markt van volledige mededinging ligt de evenwichtsprijs op een bepaald moment vast.
Welvaartseconomen stellen dat de welvaart van een consument bij een ruiltransactie toeneemt naarmate de
prijs die hij betaalt verder beneden zijn betalingsbereidheid ligt. Het verschil tussen de prijs die hij betaalt en de
waarde die het product voor hem heeft, wordt immers groter. Dit verschil, het consumentensurplus, is een
toename van de welvaart voor de consument. Op dezelfde manier neemt de welvaart van de producent toe
met het producentensurplus. De waarde die de producent aan een product hecht, wordt weergegeven door
zijn leveringsbereidheid. Naarmate de prijs die hij ontvangt groter is dan zijn leveringsbereidheid neemt zijn
welvaart verder toe. Volgens welvaartseconomen is op een markt van volledige mededinging he totale surplus
en dus de totale welvaart maximaal bij het marktevenwicht.
Bij het marktevenwicht is het onmogelijk het surplus te vergroten. De markt selecteert de vragers met de
hoogste betalingsbereidheid en de aanbieders met de laagste leveringsbereidheid. De aanbieders met de
laagste leveringsbereidheid zijn de aanbieders die tegen de laagste kosten kunnen produceren. Bij het
marktevenwicht is de welvaart maximaal en worden productiefactoren die bedrijven gebruiken het meest
efficiënt aangewend of gealloceerd. Het totale surplus van consumenten en producenten samen is dan
maximaal. Eerder hebben we deze situatie van marktevenwicht Pareto-efficiënt genoemd: een situatie waarin
het niet mogelijk is dat de welvaart van de een toeneemt zonder dat de welvaart van de ander afneemt.
Hoewel de arbeidsmarkt niet alle kenmerken van volledige mededinging heeft, wordt in de economische
theorie deze markt toch vaak opgevat als een markt van volkomen concurrentie. Vraag en aanbod bepalen de
prijs (loon) en de hoeveelheid (werkgelegenheid). De veronderstelling is dan dat arbeid homogeen is en de
arbeidsmarkt transparant. Het verschil tussen de betalingsbereidheid en het evenwichtsloon noemen we het
werkgeverssurplus. Door transacties af te sluiten op de arbeidsmarkt kunnen werkgevers en werknemers een
surplus verwerven en hun welvaart vergroten Pareto-efficiënt evenwicht (totale winst maximaal)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sammiee. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.