Het inhoudelijk programma:
Week 1 Kenmerken van het strafproces
Week 2 Opsporing
Week 3 Voorarrest en vervolging
Week 4 Onderzoek ter terechtzitting
Week 5 Bewijs en motivering
Week 6 Rechterlijke controle op de strafrechtspleging
Week 1
Leerdoelen:
- De grondslagen en beginselen benoemen waarop het Nederlandse stelsel van
strafvordering is gebaseerd
- De taken van de organen in de strafrechtspleging benoemen
- De voor de strafrechtspleging relevante rechten uit het EVRM benoemen en het
belang daarvan voor het formele strafrecht uitleggen (H3)
- De relatie tussen een schending van artikel 3 EVRM en artikel 6 EVRM uitleggen (H3)
- Het begrip ‘verhoor’ toepassen op een casus en de wettelijke consequenties ervan
uitleggen (H7.3)
- Het belang, de inhoud en de grenzen van het pressieverbod benoemen (H7.3)
- Het belang en de reikwijdte van het nemo tenetur-beginsel uitleggen (H7.3)
- Benoemen wanneer de verdachte recht heeft op bijstand van een advocaat in verband
met het politieverhoor en wat de consequenties zijn als dit recht is geschonden (H7.4)
Hoofdstuk 1
Het strafprocesrecht bestaat uit een geheel van regels die betrekking hebben op de toepassing
van het strafrecht in een concreet geval. Het hoofddoel van het strafproces is het verzekeren van
een juiste toepassing van het abstracte materiële strafrecht.
In ons strafproces geldt het in dubio pro reo-beginsel: de verdachte krijgt het voordeel van de
twijfel. De rechter mag het feit blijkens art. 338 Sv alleen bewezen verklaren als hij zelf de
overtuiging heeft bekomen dat het feit door de verdachte is begaan.
Het instituut voor de herziening: als uit nieuwe feiten blikt dat de rechter heeft gedwaald, kan
de veroordeling ongedaan worden gemaakt: art. 457 Sv.
- Hoofddoel: het tot gelding brengen van het materiële strafrecht in het concrete geval
- Bijkomende doelen: vier bijkomende doelen die nagestreefd moeten worden zodra van een
strafproces sprake is:
1. Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte
2. Eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen
3. Procedurele rechtvaardigheid
4. Demonstratiefunctie: de terechtzitting dient openbaar te zijn
In een rechtstaat worden de verhoudingen tussen de overheid en de burger beheerst door de rule
of law: dat betekent dat de overheid niet boven de wet staat, maar daaraan is onderworpen.
De bronnen van het strafprocesrecht
Wetgeving Beleidsregels Internationaal recht
Het wetboek van Een overheidsorgaan waaraan Verdragsrecht:
Strafvordering: een discretionaire In het strafprocesrecht zijn het
art. 107 lid 1 Gw bepaalt dat bevoegdheid is toegekend EVRM en het IVBPR een steeds
‘de wet’ onder meet het stelt eigen beleidsregels op belangrijkere rol gaan spelen.
strafprocesrecht moet regelen met betrekking tot de wijze Beide verdragen formuleren
in een algemeen wetboek: waarop van die bevoegdheid een aantal grondrechten die
Wetboek van Strafvordering gebruikgemaakt dient te het strafprocesrecht raken en
worden die binnen Nederlandse
rechtsorde rechtstreekse
werking hebben: art. 93 en 94
Gw.
Bijzondere wetten: De belangrijkste
Art. 107 Gw staat toe dat verdragsrechten op het terrein
bepaalde onderwerpen bij van het strafprocesrecht zijn
afzonderlijke wetten geregeld neergelegd in:
worden: - Art. 5, 6 en 8 EVRM
- Wet op de rechterlijke - Art. 9, 14 en 17 IVBPR
, organisatie
- Wet wapens en munitie
Algemene Maatregel van Supranationaal recht: EU-
Bestuur: recht
Art. 1 Sv sluit uit dat de lagere
wetgever regelingen van
strafvorderlijke aard treft. Wel
is in beginsel mogelijk dat de
wetgever in formele zin de
nadere uitwerking van een
strafvorderlijke regeling
delegeert aan de Kroon of aan
een minister
Hoofdstuk 2 Karakter en gang van het Nederlandse strafproces
Het inquisitoire en het accusatoir procesmodel
Tot de hoofdrolspelers in het strafproces behoren:
- De rechter:
Beroepsrechter
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
Actief bij het onderzoek betrokken
- De OvJ:
De OvJ is belast met de vervolging van strafbare feiten.
Opportuniteitsbeginsel: de OvJ is niet verplicht elk strafbaar feit te vervolgen dat
bewezen zou kunnen worden
Van vervolging mag worden afgezien op gronden aan het algemeen belang
ontleend: art. 167 lid 2 Sv
Dominus litis: aan de vervolgingsbeslissing van de OvJ is de rechter gebonden. Hij
moet oordelen over de feiten die door de OvJ worden ten laste gelegd
- De verdachte:
Onschuldpresumptie: de verdachte behoeft zijn onschuld niet te bewijzen
Nemo tenetur-beginsel: verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen
veroordeling
Vrijheid van verdediging: het zwijgrecht
Verdachte mag zich niet verzetten tegen de toepassing van dwangmiddelen:
onderzoek aan het lichaam en kleding en de afname van DNA-materiaal.
- De advocaat:
De verdachte heeft recht op rechtsbijstand
Art. 37 Sv
Het strafproces in fasen
Het proces in chronologische volgorde in verschillende fasen:
- De opsporing
De kern van het vooronderzoek bestaat in alle gevallen uit een
opsporingsonderzoek. Dat onderzoek wordt verricht onder het gezag van de OvJ art.
132a Sv.
Van opsporing kan worden gesproken vanaf het moment waarop het vermoeden rijst
dat een strafbaar feit is begaan.
Art. 141 en 142 Sv geven een opsomming van de personen die met de opsporing zijn
belast jo art. 127 Sv: opsporingsambtenaren
Art. 148 Sv: de taak van de OvJ tijdens het opsporingsonderzoek
De aan de opsporingsambtenaren toegekende bevoegdheden:
a) De bevoegdheid tot arrestatie art. 53 en 54 Sv (buiten heterdaad in beginsel
aanhoudingsbevel nodig)
b) De bevoegdheid die verdachte gedurende een aantal uren op te houden voor
onderzoek art. 61 Sv
c) De bevoegdheid verdachte zo nodig in verzekering te stellen art. 57 Sv
d) De bevoegdheid voorwerpen in beslag te nemen en daartoe plaatsen te
betreden art. 95 e.v. Sv
, - De vervolging
Art. 167 Sv: het OM gaat zo spoedig mogelijk tot vervolging over als het op grond
van het opsporingsonderzoek van oordeel is dat die vervolging moet plaatshebben.
Die verdere vervolging dient daarbij te bestaan uit het uitbrengen van de
dagvaarding.
Als de OvJ van verdere vervolging afziet, dient hij de verdachte een kennisgeving
van niet verdere vervolging te betekenen art. 243 lid 1 Sv. Die kennisneming maakt
in beginsel een einde aan de zaak art. 246 Sv.
De beslissing om de zaak te laten rusten art. 167 Sv.
o Een informeel sepot: omdat een formele kennisgeving van niet verdere
vervolging niet is vereist. Aan dat informele sepot verbindt de wet geen
rechtsgevolgen: zij verbiedt een eventuele latere vervolging niet.
Art. 167 lid 2 Sv: er wordt slechts vervolgd in het algemeen belang. Sepot:
- Technisch sepot: van verdere vervolging afzien omdat het niet kan leiden tot een
veroordeling
- Beleidssepot: sepot terwijl er technisch gezien wel een veroordeling zou kunnen volgen
we kunnen vervolgen maar vinden het niet opportuun (art. 167 opportuniteitsbeginsel) om
dit te doen – Gedoogbeleid -: bijvoorbeeld bij drugsgebruikers, het is niet in het algemeen
belang om deze te vervolgen.
- De berechting in eerste aanleg
Art. 258 Sv: de zaak wordt ter terechtzitting aanhangig gemaakt door dagvaarding
en dat daardoor het rechtsgeding aanvang neemt.
Binnen het rechtsgeding kunnen verschillende sub-fasen worden onderscheiden:
a) Waarin de zaak al wel ter terechtzitting aanhangig is, maar waarin het
openbare onderzoek op de terechtzitting nog niet is begonnen. Titel V.
b) Behandeling van de zaak door de rechtbank. Titel VI. Het onderzoek op de
terechtzitting, de beraadslaging en de einduitspraak.
- De rechtsmiddelen (hoger beroep en cassatie)
Hoofdstuk 3 Kennismaking met het EVRM
De drie verdragsrechten van het EVRM die in de praktijk de grootste invloed op ons
strafprocesrecht hebben:
(1) Het recht op persoonlijke vrijheid art. 5 EVRM
1. De eerste vraag die derhalve rijst als het om de toepassing van art. 5 EVRM gaat, is of
sprake is van vrijheidsbeneming dan wel slechts van vrijheidsbeperking.
2. Als sprake is van vrijheidsbeneming is de tweede vraag: of die vrijheidsbeneming valt onder
één (of meer) van de zes gevallen die in het eerste lid worden opgesomd
o Die vraag kent twee deelvragen:
1) Welke van de zes gevallen als grond voor de vrijheidsbeneming in aanmerking
moet worden genomen
2) Of aan alle eisen die in de omschrijving van het in aanmerking komende geval
besloten liggen, is voldaan.
Als geen van de zes gevallen in aanmerking komt, of als niet aan de eisen van het in
aanmerking komende geval is voldaan: is sprake van schending van art. 5 lid 1 EVRM.
‘Lawful’
Art. 5 EVRM is een uitwerking van de rechtszekerheidsgedachte ofwel de rule of law: om
willekeurige vrijheidsbeneming tegen te gaan moet de overheid gebonden worden aan regels. De
materiele en formele rechtmatigheidseis kent twee aspecten:
1. De vrijheidsbeneming moet in overeenstemming zijn met de regels van het nationale recht
2. De kwaliteit van het nationale recht: het EHRM toetst of de nationale voorschriften
voldoende garanties bieden tegen willekeurige vrijheidsbeneming.
Art. 5 lid 1 sub c EVRM (arrestatie en voorarrest)
Art. 5 EVRM is voor het Nederlandse strafprocesrecht vooral van belang als het gaat om arrestatie
en voorarrest. Sub c spreekt van ‘arrest or detention’:
- Voor de arrestatie van een persoon (arrest) is voldoende dat tegen hem een verdenking
bestaat en dat de vrijheidsbeneming plaatsvindt met het oog op een eventuele
strafvervolging.
- Voor de voortzetting van de vrijheidsbeneming (detention) is echter meer nodig: art. 5 lid 3
EVRM geeft de verdachte namelijk het recht op een snelle berechting. Daarin ligt besloten
, dat het voorarrest niet onbeperkt mag voortduren. De duur van het voorarrest vormt een
belangrijke factor bij het bepalen van de redelijkheid ervan. (Opmerking: deze toetsing op
redelijkheid geldt alleen voor die tijd tot aan de einduitspraak in eerste aanleg in voorlopige
hechtenis wordt doorgebracht. Het EHRM rangschikt voorarrest na veroordeling in eerste
aanleg onder het geval van sub a, waarom lid 3 niet van toepassing is).
(2) Het recht op een eerlijk proces art. 6 EVRM
In het derde lid zijn een aantal minimumrechten opgesomd die aan de verdachte toekomen. Deze
specifieke verdedigingsrechten vormen uitwerkingen van het recht op een eerlijk proces: het gaat
om aspects van het recht op een fair hearing.
- Bijvoorbeeld een klacht over schending van het recht om getuigen te ondervragen, dan
gaat het hierbij om een mogelijke schending van art. 6 lid 1 en art. 6 lid 2 sub d EVRM
De onschuldpresumptie en het nemo tenetur-beginsel
De onschuldpresumptie is neergelegd in art. 6 lid 2 EVRM, dat bepaalt dat de verdachte voor
onschuldig moet worden gehouden zolang zijn schuld niet bewezen is. De burger kan pas gestraft
worden als de overheid erin slaagt zijn schuld wettig en overtuigend te bewijzen.
Het nemo tenetur-beginsel is verwoord in art. 14 lid 3 sub g IVBPR. Het recht van de verdachte om
zelf niet mee te helpen bij zijn veroordeling. In art. 6 EVRM is een vergelijkbare bepaling niet te
vinden, desondanks heeft het beginsel erkenning gekregen in de rechtspraak van het Europese
Hof: Saunders zaak: het nemo tenetur-beginsel wordt door het Hof ingelezen in het eerste lid van
art. 6 EVRM.
Het uitoefenen van ontoelaatbare druk op verdachten is als zodanig in strijd met art. 6 EVRM,
en niet alleen als die druk leidt tot onbetrouwbaar bewijs:
- Niet ondenkbaar is dat een door marteling (art. 3 EVRM) verkregen verklaring
controleerbaar juist blijkt te zijn, bijvoorbeeld doordat de verdachte bekent waar hij het
spoorloos verdwenen slachtoffer heeft begraven. Toch verdraagt noch de marteling, noch
het gebruik van de afgeperste verklaring als bewijsmiddel, zich met het recht op een fair
trial.
Art. 6 EVRM samengevat
- Art. 6 EVRM bedoelt een waarborg te zijn tegen willekeurige bestraffing.
- Tegelijk garandeert het artikel de individuele vrijheid van de burger die van strafbare feiten
wordt beschuldigd. Die burger behoeft zijn onschuld niet aan te tonen en hij neemt als
procespartij een vrije positie in tegenover de overheid
- Voort vraagt art. 6 EVRM om een respectvolle bejegening van verdachten. Onnodige
aantasting van eer en naam moet vermeden worden: jo art. 3 EVRM.
- Ook in ander opzicht mag het proces niet onnodig belastend zijn: het moet binnen een
redelijke termijn worden afgerond.
Art. 6 EVRM formuleert geen absolute regels: het gaat om uitgangspunten, om beginselen, die
hun concrete uitwerking vinden in de afweging ten opzichte van andere waarden en belangen.
- Dat brengt onder meer mee dat verdachten verplicht mogen worden om medewerking te
verlenen aan een bloedproef of een ademanalyse (nemo tenetur-beginsel):
o Saunders arrest: het argument van het EHRM is dat het hier gaat om bewijsmateriaal
dat een bestaan heeft ‘indipendent of the will of the suspect’, en daarom niet
verkregen is ‘by means of coercion and in defiance of the will of that person’.
- Of zo mag een snelle afhandeling van de strafzaak niet ten koste gaan van de
zorgvuldigheid van die behandeling. Het voorkomen van willekeurige bestraffing weegt
dus in het algemeen zwaarder dan het belang van een berechting binnen een redelijke
termijn.
(3) Het recht op privacy art. 8 EVRM
Art. 8 EVRM beschermt tegen willekeurig inbreuken op de privacy.
Het strafprocesrecht heeft allerlei raakvlakken met het recht op privacy. Het meest in het oog
springend is dat op het terrein van de opsporing: ieder opsporingsonderzoek maakt bijna per
definitie inbreuk op de privacy van de personen die in het onderzoek worden betrokken.
De negatieve verplichting om geen inbreuk te maken op de privacy is geen absolute plicht: art.
8 lid 2 EVRM maakt duidelijk dat er uitzonderingen zijn, en formuleert de voorwaarden waaraan
die uitzonderingen moeten voldoen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aileen1howard. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.