Begrippenlijst en belangrijke zinnen
Basispsychologie, een inleiding
Hoofdstuk 1
Emotionele bias: de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, i.p.v.
op rationele analyse van het bewijsmateriaal.
Confirmation bias: de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of
te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
Introspectie: beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen.
Cognitief perspectief: de nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie
en denken als vormen van informatieverwerking.
Behaviorisme: objectieve wetenschap die zich alleen op gedrag richtte (en niet op mentale
processen).
Behavioristisch perspectief: psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen
zoekt in stimuli vanuit de omgeving, i.p.v. innerlijke mentale processen.
Psychodynamische psychologie: legt nadruk op het begrijpen van het menselijk functioneren
in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten.
Psychoanalyse: legt de nadruk op onbewuste processen.
Perspectieven vanuit de gehele persoon (whole person): draaien om een globaal inzicht in de
persoonlijkheid.
Humanistische psychologie: een klinische benadering die de nadruk legt op de
mogelijkheden, groei, potentie en vrije wil van de mens.
Holisme: visie die totaliteit altijd belangrijker vindt dan de som der delen.
Expectancy bias: de waarnemer staat toe dat zijn of haar verwachtingen de resultaten van een
onderzoek beïnvloeden.
Hoofdstuk 3
Transductie: proces waarbij de ene vorm van energie wordt omgezet in een andere vorm.
Sensorische adaptie: proces waardoor receptorcellen minder gevoelig worden als de stimulus
een bepaalde tijd op hetzelfde niveau aangeboden wordt.
Absolute drempel: hoeveelheid stimulus die nodig is voordat de stimulus wordt opgemerkt.
Verschildrempel: het kleinst mogelijk verschil waarbij de stimulus nog de helft van het aantal
pogingen wordt opgemerkt.
Wet van Weber: het juist waarneembare verschil (JWV) is groot als de intensiteit van de
stimulus groot is en klein als de intensiteit van de stimulus klein is.
, Wat-route: een neutrale route die visuele informatie vanuit de primaire cortex projecteert op
de temporale kwab, die over de identificatie van voorwerpen gaat (haalt info over specifieke
objecten naar boven).
Waar-route: een neutrale route die visuele informatie projecteert op de pariëtaalkwab;
verantwoordelijk voor de lokalisatie van voorwerpen in de ruimte (locatie van een voorwerp
vaststellen).
Blindzicht: het vermogen om voorwerpen te lokaliseren ondanks schade aan het visuele
systeem, waardoor iemand voorwerpen die hij niet kan zien toch kan identificeren.
Kenmerkdetector: cel in de cortex die is gespecialiseerd in het opmerken van bepaalde
kenmerken in een stimulus.
Binding problem: heeft betrekking op het proces dat de hersenen gebruiken om de resultaten
van veel sensorische processen te combineren (binden) tot een enkel percept.
Top-downverwerking: perceptuele analyse die de nadruk legt op onze verwachtingen,
concepten en herinneringen, en niet zozeer gestuurd wordt door de kenmerken van de
stimulus.
Bottum-upverwerking: : perceptuele analyse die de nadruk legt op de kenmerken van de
stimulus.
Perceptuele constantie: het vermogen om hetzelfde voorwerp in verschillende
omstandigheden te herkennen (bv. Een deur)
Perceptuele blindheid: waarnemingsfout die plaatsvindt omdat het mensen vanwege
selectieve aandacht niet lukt om iets waar te nemen; hun aandacht is er niet op gericht, of ze
verwachten het niet.
Veranderingsblindheid: een perceptuele fout waarbij veranderingen die plaatsvinden in
iemands visuele veld niet worden waargenomen.
Gestaltpsychologie: gestaltpsychologen menen dat een groot deel van onze perceptie wordt
gevormd door aangeboren en in de hersenen verankerde factoren.
Sluiting: term uit de gestaltpsychologie; de neiging om lege plekken in figuren in te vullen
zodat incomplete figuren als geheel worden waargenomen.
Wet van gelijkenis: neiging om gelijke voorwerpen in onze perceptie in een groep onder te
brengen.
Wet van nabijheid: neiging dat voorwerpen die dicht bij elkaar staan tot een groep ordenen.
Wet van continuering: percepties van onderbroken figuren verkiezen boven die van losse en
onsamenhangende figuren.
Wet van gemeenschappelijke bestemming: geneigd zijn om gelijkvormige objecten samen te
voegen als ze een gelijke beweging of bestemming hebben.
Wet van Prägnanz: stelt dat onze perceptie kiest voor de figuur met de eenvoudigste
ordening, die de minste cognitieve inspanning vereist.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zostrijland. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,69. Je zit daarna nergens aan vast.