Samenvatting Hoorcolleges Behandeling en interventie – Huyen Chau Nguyen
HC 1 (Ortho)pedagogiek als handelingswetenschap + overzicht behandelperspectieven
Orthopedagogiek als handelingswetenschap
De orthopedagoog als professional
- Het toepassen van kennis (over procedures en methodieken) en kunde (regisseren)
- Met als doel om dat wat gewenst is te realiseren: het normatieve gezichtspunt
- Oorspronkelijk object van de orthopedagogiek: het afwijkende kind
- Het moeilijk opvoedbare kind, het kind met leerproblemen, het fysiek of mentaal beperkte kind
- Doel van het orthopedagogisch ingrijpen: Het kind helpen bij de maatschappelijke integratie
Therapiecyclus (TC)
- Indicatieanalyse als scharnierpunt tussen diagnose en behandeling/interventie
- Planning > Uitvoering > Beoordeling van het effect
Orthopedagogisch handelen
- Binnen de onderscheiden fasen in het hulpverleningsproces:
- Beslissingsmomenten inbouwen (regulatieve cyclus)
- Voortgang bewaken door onderzoeksmomenten in te bouwen (empirische subcycli)
Fasen van de regulatieve cyclus
- Probleemherkenning > Probleemdefiniëring > Bedenken en afwegen van behandelingsmogelijkheden >
Maken van een plan > Plan uitvoeren > Evaluatie
Complexiteit van behandeling
- Het integreren van gegevens wordt complexer naarmate de problematiek veelzijdiger is en er meer
disciplines zijn betrokken
- Veel factoren van invloed op uiteindelijke resultaat
- Dialogische gerichtheid van de orthopedagoog
Orthopedagogische invalshoek
- Verschil kind-adolescent: Afstemmen op ontwikkelingsniveau, Kind nog afhankelijk van anderen
- Ethische kwesties
Meervoudig risicomodel
,Samenvatting Hoorcolleges Behandeling en interventie – Huyen Chau Nguyen
Modellen behandelperspectieven: Systemisch model, Psychodynamisch model, Client-centered model
(humanistisch), Biomedisch model (biofysiologisch), Leertheoretisch model (behavioristisch en cognitief)
Systemisch model
- Visie en etiologie probleemgedrag: functioneren gezin, opvoedingsstijlen/opvoederskenmerken, wederkerigheid
- Diagnostiek: gedrag niet geïsoleerd bekijken, men dient te kijken in meerdere (sub-)systemen,
instrumenten: gezinsobservatie, gezinsvragenlijsten, gezinsinterview, genogram
- Visie op behandeling: focus op gezinssysteem, zorgen voor gezond en evenwichtig gezinssysteem
- Interventies: aangrijpingspunten in het gezinssysteem, gezinstherapie (systeemtherapie), oudergroepen,
oudertherapie
Psychodynamisch model
- Gericht op ontwikkelingsproces, belang personen in vroege ontwikkeling, intra-psychische aspect individu
- Voor persoonlijke ontwikkeling: angst en emotionele crisissen (interne factoren)
- Visie: persoonlijkheid is de uitkomst van een ontwikkelingsproces:
- Id (Lustprincipe), Ego (Realiteitsprincipe), Superego (Ego-ideaal Geweten)
- Etiologie probleemgedrag: sociaal-emotionele ontwikkeling raakt verstoord door het niet succesvol
oplossen van een conflict (tussen id, ego en super-ego), conflict is ontstaan in orale, anale of fallische fase
- Diagnostiek: interview vroege ontwikkeling, projectiemateriaal: vertelplaten, zinaanvullijsten, tekeningen, spel
- Visie op behandeling: geblokkeerde ontwikkeling weer op gang brengen door kind inzicht te geven in
tegenstrijdige wensen en gevoelens, beïnvloeden van de objectrelaties (relaties met significante anderen)
- Interventies: Melanie Klein (1930): eerste analytica die de rol van ‘spel’ benadrukte bij de behandeling van
kinderen, de psychoanalytische interpretatie van het spel van het kind als equivalent van de vrije associatie
Client-centered model (humanistisch)
- Visie: cliëntgerichte benadering, ontwikkeling van het ‘self-concept’: ‘Organismic valuing process’ (ieder
individu heeft de innerlijke behoefte zichzelf te ontplooien - ‘self’) en ‘Need for positive regard’ (kind heeft
een elementaire behoefte aan waardering van de ouders - ‘experience’)
- Etiologie probleemgedrag: er is sprake van een verstoring in de ontwikkeling van het ‘self-concept’ als
gevolg van incongruentie tussen het ‘self’ en ‘experience’
- Visie op behandeling: omgeving creëren die gekenmerkt wordt door onvoorwaardelijke positieve
acceptatie, het ontwikkelen van een positief ‘selfconcept’ en daarmee een basis creëren voor de ervaring
van zelf-actualisatie
- Interventies: Virginia Axline: 1. Relatie: warmte en acceptatie > 2. Permissieve houding: uitnodigen tot vrije
expressie gevoelens > 3. Respect voor kind, vertrouwen in eigen vermogen problemen op te lossen > 4. Non-
directieve instelling
Biomedisch model (biofysiologische benadering)
- Visie: gedrag kan worden verklaard door de bestudering van neuro-psychologische processen, al dan niet in
interactie met een stressvolle omgeving
- Etiologie probleemgedrag: gedragsproblemen en emotionele problemen zijn terug te voeren op
hersenorganische disfuncties: genetisch, biochemisch/ neurologisch (neurotransmitters, organische
factoren, metabolische factoren), temperament
- Diagnostiek: ontwikkelingsgeschiedenis, neuro(psycho)logisch onderzoek
- Visie op behandeling: wijzigingen aanbrengen in (chemische huishouding) hersengebieden
- Interventies: diëten, psychofarmacologie (stimulantia, anti-depressiva, anti-psychotica, anti-epileptica)
- afwegingen: Zal het effect hebben? Zijn er onderzoeken bekend? Wat is de betekenis voor kind? Wat zijn evt.
bijwerkingen? Is het gebruik levenslang? Wat gebeurt er na stoppen? Is er een alternatief?
Leertheoretisch model (behavioristisch en cognitief)
- Visie: gedrag is een functie van omgevingsfactoren of ervaringen uit het verleden
- Gedrag is de uitkomst van een leerproces: klassieke conditionering, operante conditionering, sociaal leren
- Etiologie probleemgedrag: inadequaat gedrag en emotionele problemen door onjuiste cognities
- Onjuiste cognities uiten zich in: negatieve verwachtingen en waardering, onjuiste attributies en irrationele
overtuigingen, tekorten in zelfregulatie en zelfcontrole
- Behandeling: combinatie van de leerprincipes voor aanleren nieuw gedrag/nieuwe betekenissen, wijzigen
disfunctionele gedachten, leren cognitieve vaardigheden en strategieën
, Samenvatting Hoorcolleges Behandeling en interventie – Huyen Chau Nguyen
HC 2 Het leertheoretisch kader als behandelingsperspectief
Introductie leertheoretisch kader
- Leertheoretische benadering: de relatie tussen wetenschappelijke oriëntatie en behandeling
- Cognitief gedragstherapeutisch kader geeft antwoorden op vragen als: Waarom toont een kind bepaald
gedrag in een bepaalde situatie? Welke factoren in de omgeving lokken dit gedrag uit? Waarom blijft een
kind hardnekkig probleemgedrag vertonen, terwijl dit hem negatieve feedback oplevert? Hoe hangt
probleemgedrag samen met de wijze waarop het kind zichzelf en de (onderwijsleer)omgeving ervaart? Hoe
hangt gedrag samen met eerdere gebeurtenissen in het leven van dit kind? n Waarom doen die ouders zo
- Kenmerken (cognitieve) gedragstherapie: Ontwikkelingsperspectief, Samenwerken met ouders/
leerkracht en de context, Gedragstherapie als probleemoplossend proces, Niet praten, maar doen, De
therapeut als coach
- Drie diagnostische trajecten: minimale-, kortdurende-, waar nodig uitgebreide- diagnostiek
- Gedragstherapeutische assessmentmethoden: Holistische theorie (verklarend model: wat heeft invloed op
wat/ verantwoording), Probleemkeuze (6 criteria: wat gaan we als eerst aanpakken – centraliteit/
waarschijnlijkheidswaarde/ problematische waarde/ concretiseerbaarheid/ behandelbaarheid/ leeftijd),
Topografische analyse (beschrijven van gedrag), Functieanalyse en betekenisanalyse (verklaren van gedrag)
Behavioristisch model
- Visie: Gedrag is een functie van omgevingsinvloeden of van ervaringen uit het verleden. Gedrag is de
uitkomst van een leerproces
- Gedrag is observeerbaar, analyseerbaar en meetbaar, Gedrag is te modificeren op basis van leerprocessen
- Etiologie probleemgedrag: Het inadequate gedrag is ontstaan en wordt in stand gehouden doordat: dit
gedrag wordt uitgelokt door situaties die bepaalde associaties oproepen (klassieke conditionering), dit
gedrag wordt gevolgd door positieve bekrachtigers (operante conditionering), er sprake is van negatief
modelgedrag dat wordt geïmiteerd (sociaal leermodel, zelf-bekrachtiging)
- Diagnostiek: (Screenings)vragenlijsten, (Klinisch) interview, Observatie en gedragsregistratie
- Behandeling: vaak gericht op een combinatie van de leerprincipes, voor aanleren nieuw gedrag/nieuwe
betekenissen
Behavioristisch model: Klassieke conditionering
- Pavlov, Watson, Jones
- Generalisatie, discriminatie (onderscheid maken), extinctie (uitdoving)
- Analysemodellen: Betekenisanalyse (BA) volgens klassiek model – samenhang tussen stimuli en reactie
- Kernthema’s (US/UR-representatie): door levenservaringen (trauma, aaneenschakeling van pijnlijke
incidenten in ouder-kind interacties of interacties met leeftijdgenoten), Ernst van de gebeurtenis is niet
bepalend voor ontwikkelen problematiek
- Visie behandeling: nieuwe betekenissen aanleren waardoor het kind/de jeugdige beter gaat functioneren
- Interventies op basis van de BA: richten op de uitlokkende stimulusconstellatie/de voorwaardelijke stimulus
(CS), De cognitieve representatie van de onvoorwaardelijke stimulus en de onvoorwaardelijk respons
(US/UR-representatie), De emotionele reactie zelf als representatie van die associatie (CR)
- Interventietechnieken: Exposure aan gevreesde stimulus (angsthiërarchie stappenplan, associaties verbreken
door oefenen), Herevalueren US/UR-representatie (informatie verstrekken, heretikettering, EMDR),
Angstbeheersing/anxiety management/ copinggedrag (ontspanningsoefeningen, cognitieve interventies)
Referentieel: situatie doet denken
aan iets uit het verleden
Sequenteel: situatie leidt tot als-dan