Week 1: Reorganisaties
In dit eerste college wordt stilgestaan bij een algemeen model waarmee keuzes om hervormingen door te
voeren in het overheidsmanagement kunnen worden begrepen. We zullen de komende zeven weken steeds
diverse OECD-landen vergelijken: in feite doen we dan aan benchmarking. Twee exogene
achtergrondfactoren in het model zijn: de ontwikkeling van de economie en de ontwikkeling van de
demografie. Belangrijke endogene variabelen zijn: de omvang van de overheid en de visie op de rol van de
overheid (NPM of NWS). De overheidshervormingen moeten daarop een adequaat, want evenwichtig
antwoord geven.
Reform = herorganisatie
Management = leiden van een organisatie
Het boek gaat over overheidsorganisaties, zorgen dat die kunnen werken (management) en de daarin
optredende hervormingen.
Een organisatie kan alleen functioneren als deze personeel heeft. Een organisatie moet funding hebben
(bekostiging). Een organisatie moet taakverdeling hebben. En je kan tegenwoordig geen organisatie meer
runnen zonder ICT. Vroeger dachten we dat organisaties alleen konden functioneren met personeel, maar
tegenwoordig zou dit ook volledig met ICT kan.
Voorbeelden van reorganisaties
● Centralisatie (politie): In Nederland hebben we een nationale politie. Dat is een beweging van
regionale politie naar nationaal niveau. Dat noemen we centralisatie. Hoe kan het dat in Nederland
de politie centraliseert?
● Decentralisatie (jeugdzorg): Voorheen zat jeugdzorg bij de provincie en voor een deel bij Justitie.
Toen was jeugdzorg dus centraal geregeld. Tegenwoordig is het gedecentraliseerd. De gemeenten
gaan erover.
● Privatisering (Vattenfall, KPN, Arriva): In Nederland zijn dit commerciële spelers. Dat heeft te
maken met privatisering in bepaalde sector van zorg (nutsvoorzieningen; openbaaar vervoer,
IT-kabels, elektriciteit, etc).
● Vergroting flexibele schil (meer uitzendkrachten, vaker externe inhuur, meer tijdelijke contracten,
zzp-ers): In de overheid werken meer externen, in plaats van dat ze in vaste dienst werken. Dit is een
interessante ontwikkeling op het vlak van personeelsbeleid.
● Digitalisering van studiefinanciering, werkloosheidsuitkering: digitaal loket, 24/7: Je kunt 24/7 bij je
studiefinanciering, werkloosheidsuitkering, etc.
● Elektronische gegevensuitwisseling tussen publieke organisaties in de keten
● Verzelfstandigen van uitvoeringsgerichte rijksdiensten: DUO, UWV
● In concurrentie aanbesteden van openbaar vervoer
● Energietransitie en pensioenakkoord
1
, Landen
In het boek komen 12 landen aan de orde: vijf Angelsaksische landen (VK, NZL, Aus, USA en Canada),
zeven EU-landen (Finland, Zweden (Nordic), Frankrijk en Italië (Napoleontic), België, Duitsland en
Nederland (Rheinland)). Waar we in dit vak naar gaan kijken is in welk opzicht deze 12 landen van elkaar
verschillen. We kijken met name naar de volgende aspecten:
● Omvangrijk takenpakket overheid (big government) vs. lean government
● Veel overheidswerkgelegenheid (ambtenaren) vs. veel geprivatiseerde en ingekochte dienstverlening
(uitbesteding)
● Omvangrijke nationale schuld en financieringstekort vs. bescheiden schuld en financieringsoverschot
● Relatief hoge welvaart (inkomen per hoofd) vs. relatief laag inkomen per hoofd
● Groeiende bevolking (vaak door migratie) vs. krimpende bevolking (deels door vergrijzing)
Decennium Kabinet Model Economie
Jaren ‘80 Lubbers, Reagan, Thatcher Stelselherzieningen (WAO, Stoppen voortgaande groei NPM Crisis (olieprijzen)
verkoop PTT) overheid: privatisering
Jaren ‘90 Kok, Clinton, Blair Marktwerking (mobiele Meer efficiency, concurrentie, NPM/NPG Matige groei
telefonie, regiovervoer) marktwerking
Jaren ‘00 Balkenende Deregulering, ICT Klanttevredenheid, transparantie NWS/DEG Matige groei
Jaren ‘10 Rutte, Merkel Decentralisatie Bezuiniging, pensioenakkoord, NWS/NPG Crisis (euro,
RES krediet, banken)
Modellen: streefbeelden
● New Public Management (NPM): scheiding beleidsvaststelling en beleidsuitvoering;
marktwerking; eigen bijdragen; prestatiebekostiging; bonus voor goede prestaties; run government
like a business.
● New Public Governance (NPG): publiek-private samenwerking; akkoorden, convenanten;
monitoren; horizontaal overleg; stakeholder evaluatie; poldermodel.
● New Weberian State (NWS): openbaarheid van bestuur, ombudsman, strakkere planning en control
transparantie, integriteit, klanttevredenheid, opnieuw uitvinden rule of law, kantelen van de
organisatie naar de burgers, Weber in een nieuw jasje.
● Digital Era Governance (DEG): digitaal loket, elektronische gegevensuitwisseling, Big Data,
algoritmen.
Waarom benchmarken?
Benchmarking is een manier om de prestaties van een organisatie te vergelijken met die van (vergelijkbare)
andere organisaties. Het is een diepgaand vergelijkend onderzoek waarbij de bedrijfsprestaties en
achterliggende processen worden onderzocht. Waarom zou je benchmarken?
● Veel overleg tussen landen: EU, OECD, Wereld Bank
● Globalisering
● Van elkaar leren
● Ranglijsten: universiteiten, Pisa, etc.
● Ook media (The Economist) maken lijstjes
● Trekt aandacht: www.waarstaatjegemeente.nl, www.findo.nl
● Gevolg: convergentie of juist divergentie (eigen pad)?
● Nu ook bij corona: veel cijfers en benchmarks (RIVM), maar hoe die te interpreteren?
2
,Week 2: Bestuurlijke context
In dit tweede college wordt stilgestaan bij a) de staatsinrichting en bij b) de overheidscultuur van de 12
OECD-landen die in dit boek centraal staan. Het bleek dat zowel de overheidscultuur (openheid voor
verandering) alsook de staatsinrichting (mate van decentralisatie) invloed hebben op de bereidheid (op
centraal respectievelijk lokaal niveau) om veranderingen (reforms) door te voeren. Deze staatsrechtelijke
context heeft volgens het gehanteerde verklaringsmodel mogelijk zowel invloed op de inhoud van het
hervormingspakket (reform), zoals dat door de politiek-ambtelijke elite op centraal niveau wordt
samengesteld, alsook op de medewerking/tegenwerking die de uitvoering van deze maatregelen in de praktijk
kan oproepen (implementatie).
Introductie
De vraag die in dit college centraal staat is: sluit de keuze van hervormingen aan bij de bestuurlijke context?
Dit college sluit aan bij hoofdstuk 3 van het boek. Een land heeft een bepaalde bestuursstructuur, zoals in
Nederland het huis van Thorbecke. De bestuurlijke omgeving in landen doet ertoe. We bespreken met name
de jaren ‘80 en ‘90.
Bovenstaande figuur geeft een model van public management reform. A zijn sociaal-economische
gebeurtenissen, zoals demografie en economische conjunctuur (vb. op dit moment speelt inflatie een rol, op
andere momenten zit er krimp in de economie). Vandaag gaan we in op onderdeel E. Dat betreft de
bestuurlijke-ambtelijke verhoudingen: hoe is het ‘huis’ ingericht? Onderdeel J vormt de kern. Er is een
bepaalde elite, bijvoorbeeld mensen op Economische Zaken of Binnenlandse Zaken die hervormingen
bedenken. Die hervormingen sturen ze dan naar de minister-president en die geeft daar een klap op. Dan heb
je een content of reform package. Dat is een plan om iets te gaan doen. Niet alles wat in zo’n plan staat, gaat
ook daadwerkelijk gebeuren. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waardoor er in het implementation
process iets misgaat. De results achieved zijn dan anders dan in het plan.
3
, De context is dus A + E: Sociaal-economische ontwikkelingen en de politieke structuur. De maatregelen
worden door de politiek-ambtelijke elite beslist. De uitkomst is een resultante van de uitvoeringsprocessen.
Sociaal-economische ontwikkelingen kunnen een land ertoe brengen om bepaalde hervormingen te doen.
Global economic forces is de wereldconjunctuur. Socio-demographic change betekent onder andere de
bevolkingsgroei. Dat gezamenlijk leidt tot socio-economic policies. In het politieke systeem zitten new
management ideas. Jaren geleden gingen deze ideeën over New Public Management, tegenwoordig gaan
deze ideeën over IT. Pressure from citizens is druk vanuit de burgers die misschien wat willen. Dat
gezamenlijk leidt tot party political ideas.
De context, de sociaal-economische ontwikkelingen en het politieke systeem, beïnvloedt de elite
decision-making. Er wordt gekeken naar wat desirable is: wat willen we? En naar wat feasible is: wat is
haalbaar? Ieder beleid dat je maakt is een evenwicht tussen wat je wilt en wat je denkt dat kan. Elites maken
content of reform package: een pakket met maatregelen. Jaren geleden betroffen deze pakketten privatiseren
en bezuinigen, tegenwoordig juist niet. Dat pakket met maatregelen ga je in het implementation process
proberen te implementeren, maar het kan zo zijn dat dat niet in zijn volledigheid lukt. Uiteindelijk eindig je
met de results achieved: de behaalde resultaten. De results achieved worden bekeken tijdens evaluatie.
In dit college bevinden we ons in E: Political system en kijken we naar wat voor reform package is gekozen.
Dit model lijkt kwantitatief, maar dat is het niet. We hebben immers maar 12 landen. Als je 12 landen met
elkaar vergelijkt, dan heb je een kwalitatief onderzoek. Je kunt dan weinig correleren.
Politiek-bestuurlijke stelsels: als achtergrond van het overheidsmanagement
We bespreken vijf onderwerpen: 1) de grondwettelijke structuur: verticaal, 2) het kiesstelsel, 3)
politiek-ambtelijke betrekkingen, 4) bestuurscultuur en 5) openheid van het beleidscircuit in hoofdstad.
[1] Grondwettelijke structuur: verticaal
Voor wat betreft de grondwettelijke structuur kunnen we drie soorten staten onderscheiden: gecentraliseerde
eenheidsstaat, gedecentraliseerde eenheidsstaat en federale staat. Onder gecentraliseerde eenheidsstaten
vallen Nieuw Zeeland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Onder gedecentraliseerde eenheidsstaten vallen
Nederland, Italië, Finland en Zweden. Onder federale staten vallen Duitsland, België, Verenigde Staten,
Canada en Australië.
Er zijn drie empirische generalisaties te maken:
1. Hervormingen in federale en gedecentraliseerde eenheidsstaten zijn minder vergaand dan in
gecentraliseerde eenheidsstaten.
2. De centrale overheid is in de meer gecentraliseerde eenheidsstaten meer betrokken bij hervormingen
op het vlak van dienstverlening aan burgers (vb. sociale zekerheid), omdat dat volledig in handen is
van de centrale overheid.
3. Gecentraliseerde eenheidsstaten nemen een groter aandeel in het totale overheidsbudget en in de
totale overheidswerkgelegenheid.
4