Zoötechniek – Huisvesting
Samenvatting
Hoofdstuk 1: Huisvesting
H1.1 Huisvesting algemeen
Er wordt vanuit vier perspectieven gekeken naar huisvesting.
1. Dierhouder/eigenaar
a. Hygiëne: kan verspreiding van ziektes voorkomen worden?
b. Overzicht: Is het bedrijf makkelijk te overzien?
c. Arbeid: Kan er efficiënt en veilig gewerkt worden?
d. Kosten: kost onderhoud niet te veel geld?
2. Het dier zelf
a. Bewegingsruimte: kan het dier natuurlijk gedrag vertonen?
b. Temperatuur
c. Licht
d. Gezelschap: is er voorzien in sociale behoefte?
3. De verzorger
a. Arbeidsintensiteit: krijg je het werk op tijd klaar?
b. Moeilijkheidsgraad
c. Lichamelijke belasting
d. Veiligheid
e. Werkplezier
4. Het publiek
a. Zichtbaarheid van dieren
b. Algeheel beeld van het verblijf: is het groot genoeg? Natuurlijk verblijf
c. Geur: stinkt het niet?
d. Veiligheid
e. Informatiestrekking: is er een vorm van educatie of voorlichting?
H1.2 Eisen vanuit de dierhouder/eigenaar
Kosten is belangrijk argument voor de keuze van huisvesting. Huisvesting mag in een bedrijf niet meer kosten
dan dat je er mee terug verdient.
Voorbeeld 1: grote verblijven in dierentuin zouden meer mensen moeten aantrekken.
Voorbeeld 2: vier tot 6 lagen kippen boven elkaar waardoor er minder oppervlakte nodig is.
H1.3 Eisen vanuit het dier
De verblijven moeten aan veel eisen voldoen. Het dier moet zich dus wel voelen (wel zijn). Het verblijf moet
zoveel mogelijk voldoen aan de natuurlijke omgeving -> voldoende prikkels krijgen om verveling te voorkomen.
Wanneer het dier zich verveelt kan het stereotype gedrag vertonen.
Dieren moeten niet/nauwelijks het gevoel hebben dat ze gevangen zitten. En ieder dier heeft eigen specifieke
eisen, groot (aangepast klimaat) of klein (zitstok in vogelkooi).
,H1.4 Eisen vanuit de verzorger
Arbeidskosten zijn vaak de hoogste kostenpost. Hierdoor proberen we het werk zo makkelijk en snel mogelijk
te maken. Ook heb je te maken met de Arbowet (H4) en voorkomen van ziekte onder personeel.
Voorbeeld: voergoot in plaats van individueel eten geven, trekkers, langere bezems voor lange mensen, etc.
H1.5 Eisen vanuit de bezoeker
Het is belangrijk dat het veilig is, geen stank is, het dier goed te zien is, het een mooi aangekleed verblijf is en
dat het welzijn van het dier goed is.
Het kan in een dierentuin soms lastig zijn om de dieren te zien. Je kan bijv. een spiegelwand gebruiken of
beschutte ligplekken plaatsen in het zicht van de bezoeker.
Om stank te voorkomen moet het regelmatig worden uitgemest en dieren mogen niet ontsnappen.
H1.6 Algemene veiligheidsaspecten
Veiligheid is voor mens en dier een belangrijk onderdeel. Als verzorger heb je bepaalde afspraken en loop je
vaak niet meer tussen hele wilde dieren zoals olifanten en neushoorns.
Voorbeeld: verticale spijlen in verblijven, zodat ze niet kunnen springen of vast blijven hangen met hun poten.
H1.7 Omgang van verschillende eisen
Iedere eigenaar zal andere eisen als prioriteit stellen. In een dierentuin is het publiek veel belangrijker als bij
een boer.
Hoofdstuk 2: Klimaat
H2.1 Omgang van verschillende eisen
Onder klimaat verstaan we:
- Temperatuur
o Temperatuur wordt bepaald door:
▪ Oorsprong van het dier
▪ Vacht van het dier; vacht dat isoleert tegen hitte en kou
▪ Reden om het dier te houden en bij welke temperatuur wordt de beste opbrengst
gehaald?
- Luchtvochtigheid
o Relatieve luchtvochtigheid: hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten.
o Warme lucht heeft meer waterdamp dan koude lucht
o Weinig waterdamp/droge lucht → Dieren krijgen droge ogen en keel, hoest, uitdroging, meer
drinken, reptielen vervellen moeilijker, veel stof en hout krimpt
, o Veel waterdamp/vochtige lucht → Warm gevoel, zweet verdampt niet, ruiten beslaan,
schimmel, roest, rot en bacteriën kunnen makkelijker toeslaan.
- Ventilatie
o Verplaatsen van lucht van binnen naar buiten en andersom.
o Doel: verversen van lucht, temperatuurregulatie, luchtvochtigheidregulatie, verwijderen van
stof, stank en gas, voorkomen van binnendringen en verspreiden van ziektekiemen
(proefdieren)
o Tocht: koude luchtstroom in een warmere omgeving en kan de weerstand verlagen.
o Natuurlijke ventilatie
▪ Verschil maken van gewicht tussen koude en warme lucht
▪ Voordelen: goedkoop
▪ Nadelen: afhankelijk van weer, kans op tocht is groter
o Mechanische ventilatie
▪ Overdruk- en onderdrukventilatie
• Voordelen: minder afhankelijk van het weer, makkelijker te regelen, goed te
gebruiken bij proefdieren en spf-varkens.
• Nadelen: storingsgevoelig
▪ Ventilator
- Isolatie
o Voorkomen van warmte-uitwisseling of geluid
o Stilstaande lucht/vacuüm (luchtledig) is een slechte warmte- en geluidsgeleider.
o Voorbeelden: wanden (glaswol, pur, dubbelglas), vloeren (piepschuim, kleikorrels in beton),
dak (zolder, riet), (steen)wol, kurk.
- Inhoud
o Afhankelijk van diersoort, productiedoel, de kosten, wettelijke normen, hanteren en
klimaatbeheersing
- Licht en verlichting
o Dieren hebben licht nodig om te functioneren
o Heeft invloed op voortplantingssysteem
o Veel parasieten worden aangetrokken in het donker
- Gassamenstelling van de lucht
o Bepaalde gassen zijn niet wenselijk. Ze kunnen onprettig of schadelijk zijn.
o Koolmonoxide (CO) → geurloos, dodelijk → begint met hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid,
braken en flauwvallen
o Ammoniakgas (NH3) → bewaring van mest in dierverblijf → schadelijk voor longen en
slijmvliezen.
o Gas kan zorgen voor verstikken, vergiftiging, irritatie aan luchtwegen, stank, producten
kunnen smaakafwijking krijgen.