Richtlijn Diabetes mellitus 2
Inhoudelijk DM2
Gezien het verhoogde risico op hart- en vaatziekten richt de behandeling zich niet alleen op afname
van de hyperglykemie – waarmee het risico op microvasculaire en, in mindere mate, macrovasculaire
complicaties wordt gereduceerd – maar vooral ook op de aanpak van andere cardiovasculaire
risicofactoren, zoals roken, hypertensie en het gestoorde vetspectrum in het bloed.
De symptomen van DM I en II zijn vergelijkbaar. Bij type-1-diabetes ontwikkelt de ziekte zich meestal
snel, terwijl bij type 2 de ontwikkeling vaak zo langzaam gaat dat de symptomen nauwelijks worden
opgemerkt. Hierin schuilt een gevaar, omdat complicaties kunnen ontstaan voordat de diagnose is
gesteld. De meest voorkomende symptomen/klachten zijn:
- de aandrang om vaak en veel te plassen (vooral ’s nachts)
- Veel dorst
- Gewichtsafname ondanks toegenomen eetlust (vaak een kenmerk van DM I bij kinderen en
jongeren, vooral als er in korte tijd sprake is van veel gewichtsafname
- Toegenomen vatbaarheid voor infecties, voornamelijk schimmelinfecties van de
geslachtsorganen en huidinfecties
- Zwak, lusteloos en moe gevoel
- Wazig zien
Diagnostiek
Er is sprake van DM indien bij 2 afzonderlijke metingen de nuchtere glucosewaarde hoger is dan 6,0
mmol/l in het capillair volbloed en hoger dan 6,9 mmol/l in het veneus plasma.
Naast de glucosewaarden is voor de diagnostiek van belang of er sprake is van risicofactoren voor het
ontstaan van complicaties. Deze risicofactoren zijn:
- DM II bij ouders, broers en zussen
- Hoge bloeddruk en/of hart- en vaatziekten
- vetstofwisselingsstoornissen en/of overgewicht (BMI > 27)
- Etnische belasting, zoals bij Hindoestanen
- Zwangerschapsdiabetes in het verleden of het hebben gebaard van kinderen met een
geboortegewicht > 4000 g
Het HbA1c-gehalte in het bloed is een goede maat voor de gemiddelde bloedglucosewaarden in de
voorgaande 2 tot 3 maanden.
Behandeling
De medische behandeling van DM volgens de NHG Standaard voor de huisarts van het Nederlands
Huisartsen Genootschap (NHG) is erop gericht de hoogte van de bloedsuikerwaarden te
normaliseren en klachten en complicaties, zoals (toename van) hart- en vaatziekten en neuropathie
te voorkomen en/of uit te stellen. Uit onderzoek is gebleken dat een combinatie van juiste medicatie,
afgestemde voedingsrichtlijnen en voldoende lichaamsbeweging hierbij zeer belangrijk is. Bij DM II
geldt dat lichaamsbeweging zowel preventief als curatief een gunstig effect heeft op de ziekte
, Medicatie
Patiënten met DM 1 moeten insuline spuiten, omdat het lichaam dit niet meer aanmaakt.
Patiënten met DM 2 krijgen, naast een leefstijladvies, meestal bloedsuikerverlagende medicatie
voorgeschreven, insulinepreparaten of een combinatie van beide.
Onder normale omstandigheden schommelt de bloedsuiker tussen de 4,0 en de 8,0 mmol.
Leefregels
Het is van belang dat de patiënt zich bewust wordt van een aantal leefregels, zoals niet roken, het
voorkomen of bestrijden van overgewicht en matig zijn met alcoholgebruik. Bij de behandeling
spelen gezonde voeding en het dagelijks nemen van voldoende lichaamsbeweging een belangrijke
rol.
Voeding
DM heeft gevolgen voor de koolhydraat- en vetstofwisseling. Om die zo veel mogelijk te
normaliseren is een gezond voedingspatroon van groot belang, waarbij rekening gehouden moet
worden met de leefwijze van de patiënt. De fysio kan altijd verwijzen naar Voedingsrichtlijnen bij
diabetes van de Nederlandse Diabetes Federatie.
Lichaamsbeweging
In het algemeen krijgt een patiënt met DM het advies om iedere dag minstens 30 minuten matig-
intensief te bewegen (Nederlandse Norm Gezond Bewegen, NNGB).
Matig-intensief bewegen betekent voor ouderen (55-plussers, de meeste patiënten met DM II) een
lichamelijke inspanning die overeenkomt met een intensiteit van 3 tot 6 metabolic equivalents
(MET’s), een maat voor stofwisselingsprocessen. Een activiteit met een MET-waarde van 3 betekent
dus dat de activiteit 3 keer zo veel energie vraagt als de rustsituatie. Een activiteit die hierbij aansluit
is bijvoorbeeld wandelen met een wandelsnelheid van > 3 km/uur).
Een inspanning of activiteit dient dan ook bij voorkeur ingeschat te worden aan de hand van de
maximale inspanningscapaciteit van de patiënt, waarbij deze een ‘matige’ intensiteit dient te halen
gedurende 30 minuten op ten minste 5 dagen van de week. ‘Matig’ is gedefinieerd op basis van een
subjectieve score van 5 tot 6 op een tienpuntsschaal, waarbij 0 staat voor helemaal geen inspanning
en 10 voor maximale inspanning.
Bij de begeleiding van patiënten met DM II dient de fysiotherapeut zich ervan bewust te zijn dat er
voor veel patiënten bij het weer in beweging komen, naast somatische ook psychosociale barrières te
nemen zijn. Het lange termijnsucces van een beweeginterventie zal dus mede afhangen van de
gekozen aanpak om deze barrières te slechten of zodanig te verlagen dat de patiënt ze kan nemen.
Bewegen met diabetes
Bewegen heeft hierbij invloed op verschillende factoren die betrokken zijn bij de regulering van het
bloedglucosegehalte. Zo zorgt bewegen voor een up-regulatie van glucosetransporters (GLUT-4) in de
skeletspier, verbetering in spierdoorbloeding, vermindering van de hormonaal gestimuleerde
glucoseproductie in de lever en het normaliseren van het lipidenprofiel in het bloed. Deze combinatie
van factoren verbetert de insulinegevoeligheid, waardoor glucose beter opgenomen wordt in de
spieren, en bovendien heeft bewegen invloed op de energievrijmaking en voorraden spierglycogeen.
Krachttraining blijkt aanvullende waarde te hebben bij patiënten met DM II ter verbetering van de
metabole controle. Krachttraining heeft tevens een gunstig effect op het uitvoeren van activiteiten in
het dagelijks leven en tijdens werk. Door een toename van spierkracht en lokaal
spieruithoudingsvermogen kunnen activiteiten in het dagelijks leven met minder inspanning worden
uitgevoerd.